Naar de content

Empathische kinderen begrijpen sarcasme beter

Flickr.com

Waarom begrijpt het ene kind een sarcastische grap wel, en vat een ander deze juist letterlijk op? Canadese onderzoekers zijn ervan overtuigd dat deze herkenning afhankelijk is van hun empathisch vermogen, oftewel: de vaardigheid om ‘emotioneel perspectief’ te nemen.

Bij het begrijpen van ironie komen aardig wat vaardigheden kijken. De spreker ventileert opzettelijk een boodschap die niet letterlijk moet worden opgevat, en gaat er vanuit dat zijn ‘misleiding’ wordt opmerkt. Van de luisteraar vereist dit niet alleen inlevingsvermogen in de houding en emoties van de spreker, ook moet hij aan de hand van deze ironie begrijpen wat de spreker wil benadrukken.

Voor kinderen is het niet makkelijk om al deze indirecte emoties te bevatten. Studies wijzen uit dat het herkennen en de waardering van ironische grapjes pas tussen het zesde en tiende levensjaar begint te komen. Waarom juist op die leeftijd? We weten alleen dat gedurende die periode de emotionele ontwikkeling in volle gang is. Maar welke specifieke cognitieve vaardigheden een kind doen inzien dat niet alles letterlijk moet worden genomen, was nog niet bekend.

Poppenspel

Penny Pexman en haar collega’s van de Universiteit van Calgary vonden het opvallend dat ook precies op die leeftijd empathie wordt gevormd. Zou het begrijpen van ironie – en sarcasme in het bijzonder – afhankelijk zijn van de grootte van je empathisch vermogen, oftewel: de vaardigheid om ‘emotioneel perspectief’ te nemen?

Om dit te testen kregen 31 acht- en negenjarige kinderen verschillende poppenspellen te zien. Elk poppenspel bestond uit een gesprek tussen twee poppen die in een realistische situatie waren beland, en werd afgesloten met een uitspraak van een van de twee. Dit was of sarcastische kritiek (“dat ging goed, zeg”), of een letterlijk compliment, met dezelfde verwoording maar een tegenovergestelde bedoeling (“dat ging goed, zeg”) of letterlijke kritiek, met dezelfde bedoeling als de sarcastische kritiek maar een tegenovergestelde verwoording (“Dat was echt slecht”).

Aan de kinderen de beoordeling. Was de uitspraak letterlijk? Dan moesten ze een knuffel van een vrolijke eend in het antwoordbakje gooien. Was het sarcastisch? Dan moesten ze de snerende haai pakken. Tegelijkertijd vulden de ouders een vragenlijst in over hun kinderen, die vaststelde hoe empathisch hun kroost was.

Empathische kinderen beter en sneller

Kinderen bleken – zoals verwacht – erg goed in het herkennen van letterlijke uitspraken: ze wisten alle letterlijke complimenten als zodanig te herkennen. Dit gold ook voor bijna alle letterlijke kritiek – slechts zes procent hiervan werd als sarcastisch beschouwd. Het oppikken van sarcastische kritiek bleek nog lastig: dit lukte in bijna de helft van de gevallen.

Ter vergelijking hadden de onderzoekers dezelfde poppenspellen ook opgevoerd aan 30 jongere kinderen. Deze zes- en zevenjarigen bleken geen enkel benul van ironie te hebben: zij vatten alle sarcastische opmerkingen op als letterlijke complimenten. Deze vergelijking bewijst dat acht- en negenjarige kinderen niet toevallig bijna de helft goed hadden, maar sarcasme gewoon net beginnen te begrijpen, legt Pexman uit.

En haar vermoeden werd bevestigd: hoe groter het empathisch vermogen, hoe beter en sneller de kinderen sarcastische uitspraken konden onderscheiden van de letterlijke. Empathische kinderen waren zelfs bijna twee keer zo opmerkzaam als hun minder invoelende leeftijdsgenoten.

Handig voor in de klas

Volgens de onderzoekers sluiten deze resultaten aan bij het gegeven dat autistische kinderen moeite hebben met inleving in een ander, én ironische grapjes vaak letterlijk opvatten. Aannemelijk, zegt Francine Jellesma, expert op het gebied van emotionele ontwikkeling bij kinderen. Maar Jellesma is ook kritisch. “Niet alleen is dit een te kleine studie voor stellige aannames, ook weten we niet of het oorzaak-gevolg is: zorgt een groot empathisch vermogen voor een goede ‘sarcasme-sensor’? Of ontwikkelen deze vaardigheden zich gewoon gelijktijdig, maar los van elkaar?”

Dit gezegd hebbende, vindt ze het logisch klinken dat empathie helpt om sarcasme te begrijpen. “Als kind besef je rond je achtste dat wat een ander voelt, kan afwijken van wat je zelf voelt. Als je daar beter in wordt, zie je opeens dat andere mensen hun emoties ook verborgen kunnen houden. Als dat moment komt, beschik je dus over het emotionele perspectief dat nodig is om ironie te herkennen. Sommige van deze kinderen uit deze test zijn daar dus al wel, anderen nog niet.”

Daarom kan het basisonderwijs toch iets van de resultaten leren, denkt Jellesma. Volgens de psychologe zijn onze woorden namelijk veel vaker met ironie doordrenkt dan wij zelf denken. “Je kan er als docent dus rekening mee houden dat jouw ironische opmerkingen niet besteed zijn aan je leerlingen: deze gaan vaak óf langs een kind heen – omdat hij hem gewoon niet snapt – óf het kind krijgt heel iets heel anders mee dan jij bedoelt.”

h2. Bron:

Penny Pexman, Andrew Nickolson en Juanita Whalen: Children’s processing of emotion in ironic language, Frontiers in Psychology (oktober 2013) DOI:10.3389/fpsyg.2013.00691