Naar de content

Elke minuut een wens

De oorsprong van meteorenregens

De aurora verlicht de nachtelijke hemel boven een bos.
De aurora verlicht de nachtelijke hemel boven een bos.
Wikimedia Commons, TheBrockenInaGlory via CC BY-SA 3.0

Twee keer per jaar – in augustus en november – regent het vallende sterren. Dat zijn geen echte sterren, maar meteoren: de lichtende sporen van stukjes ruimtesteen die in de dampkring verbranden. Waar komen meteorenregens vandaan?

Misschien is het je op een heldere nacht wel eens gebeurd: plotseling lijkt een ster door de hemel te schieten met een lange, heldere staart. Daarna verdwijnt de ‘vallende ster’, en mag je volgens velen een wens doen. Een mooi beeld, maar een vallende ster is geen ster en valt eigenlijk ook niet.

Een impressie van de Perseïdenzwerm tijdens de nacht van 12 op 13 augustus 2020.

De meteorenzwerm Perseïden in beeld gebracht.

Kaart van de noordoostelijke horizon vanuit Nederland vanaf half augustus omstreeks 1 uur ‘s nachts. Vanuit een punt in het sterrenbeeld Perseus lijken de vallende sterren op ons af te komen. © Stichting ‘De Koepel’

© Stichting De Koepel

Het gaat hier om meteoren, de sporen van stukjes ruimtestof die in de aardse dampkring terecht komen en daar verbranden. Meteoren komen altijd voor, maar twee keer per jaar komt de aarde terecht in een zogenaamde meteorenregen. Er kunnen dan op een heldere, donkere plaats meer dan duizend vallende sterren per uur zichtbaar zijn.

Stukjes ruimtestof, meteoroïden genaamd, komen de hele dag en vanuit alle richtingen onze dampkring binnen. De deeltjes komen vanuit de lege ruimte plotseling in de gaswolk om de aarde heen terecht. Daarbij worden ze heel snel afgeremd: zo snel, dat de stofjes uit elkaar worden gerukt en ‘verdampen’ tot er niets meer van over is dan losse moleculen. Bij dat proces ontstaat een lichtspoor, en ‘s nachts is zo’n spoor te zien als een ‘vallende ster’. Op een normale nacht zijn er zes tot vijftien vallende sterren per uur te zien. Dat valt mee, als je bedenkt dat de aarde dagelijks zo’n tienduizend ton stof uit de ruimte opveegt. Heel soms komt het voor dat een ruimtestofje of steentje zo groot is, dat een deel ervan de reis door de dampkring overleeft. Als een meteoroïde het aardoppervlak bereikt, dopen we hem om tot meteoriet.

Twee keer per jaar komen er een paar nachten lang veel meer meteoren voor dan gebruikelijk. Dat noemen we een meteorenzwerm, en die zwermen hebben elk een naam die afgeleid is van de richting waar ze vandaan komen. Begin augustus wordt de aarde bekogeld door de Perseïdenzwerm, die uit het sterrenbeeld Perseus lijken te komen. Midden november is het tijd voor de Leoniden, te zien in het sterrenbeeld Leeuw.

Verdampende kometen

Het is geen toeval dat er ieder jaar rond dezelfde tijd zo’n meteorenzwerm langskomt. De stofdeeltjes die de regen van vallende sterren veroorzaken maken deel uit van de staart van een komeet. De Perseïden maken deel uit van de komeet Swift-Tuttle, de Leoniden van Tempel-Tuttle. Die kometen zijn in het verleden dicht langs de zon gekomen, waardoor het ijs waarvan hun mantel gemaakt is verdampt en een gaswolk vormt om de kern. Daarbij komt een heleboel stof vrij, en dat blijft hangen als de komeet allang weer vertrokken is. Als de plaats waar het stof is ontstaan de baan van de aarde om de zon kruist, vliegt onze planeet er één keer per jaar doorheen.

Als je zelf vallende sterren wilt bekijken kan je dat het beste op een heldere, maanloze nacht doen. Je ziet het meest op een plaats waar de hemel niet teveel verlicht wordt door lichtbronnen op aarde (zogenaamde lichtvervuiling), dus bijvoorbeeld op het platteland. Tijdens een meteorenzwerm loont het de moeite om op een sterrenkaart op te zoeken waar het sterrenbeeld staat waarin ze zullen verschijnen. Diep in de nacht en vroeg in de ochtend zijn er dan tientallen meteoren te zien; en niemand verbiedt je even vaak een wens te doen…

ReactiesReageer