Archeoloog Louwrens Hacquebord reisde de afgelopen twee weken met een supersnel patrouilleschip van de Koninklijke Marine naar het Noorse eiland Jan Mayen. Hier ontdekte hij nieuwe sporen van Nederlandse walvisvaarders uit de zeventiende eeuw. Zojuist weer in Den Helder aangekomen, spreekt hij met Kennislink over zijn vondsten.
Hoe is de reis verlopen?
“Dat ging heel soepel. Het weer viel mee en het patrouilleschip is erg snel. We waren er binnen drie dagen, terwijl walvisvaarders er in de zeventiende eeuw weken over deden. Eenmaal aangekomen ging iedereen snel zijn eigen weg. We hadden maar vijf dagen om onderzoek te kunnen doen en om tijd te sparen, hebben we twee nachten op het eiland geslapen.”
Wat heeft u onderzocht?
“Enkele archeologische sites aan de noord- en zuidkant van het eiland. Ik had al meerdere malen archeologisch onderzoek gedaan in Kvalrossbukta (‘Walrusbaai’), aan de noordkant van het eiland. Maar twee jaar geleden kreeg ik een bericht van de Noren dat er een enorme storm had huisgehouden. Ik wilde graag weten wat er nog over was van de archeologische overblijfselen.”
“Eenmaal hier aangekomen viel dat niet mee. Heel veel archeologische resten waren weggeslagen door de golven. We hebben snel een noodopgraving gedaan en we troffen nieuwe vondsten aan: resten van tabakspijpen en drinkkruiken. Er was wel eerder aardewerk gevonden, maar niet deze kenmerkende overblijfselen van walvisvaarders en zeelui. De materiële cultuur van een zeeliedengemeenschap is nu eenmaal anders dan die van gezinnen in de stad. We verwachtten hier niet alleen walvisbotten en resten van slachterijen, maar ook overblijfselen van de vrijetijdsbesteding van de mannen: drinken en roken. Nu dit daadwerkelijk naar boven is gekomen is het beeld van de zeeliedengemeenschap op Jan Mayen compleet.”
Heeft u verder nog nieuwe vondsten gedaan?
“Ja, twee archeologische locaties in de zuidelijke baaien. Uit archiefonderzoek, naar onder andere reisjournalen, was al gebleken dat de Nederlandse walvisvaarders ook in het zuiden landstations hadden, maar die waren niet eerder ontdekt. Van de vijf dagen hadden we er nog maar twee dagen over, dus we moesten snel te werk gaan. Groene locaties wijzen op slachtafval van walvisvaarders. Het fosfaat dat hierbij in de grond terecht kwam, vormt namelijk een rijke voedingsbron voor planten. Op twee groene locaties vonden we al snel walvisbotten en eenmaal aan het werk ontdekten we ook structuren van huizen en vonden we resten baksteen. Maar meer konden we helaas niet doen in die korte tijd, dus nader onderzoek is erg welkom.”
Marine maakt onderzoek in onherbergzaam gebied mogelijk
Hacquebord was niet de enige wetenschapper die meereisde met de Zr. Ms. Zeeland. Eenmaal aangekomen zette de bemanning van de Zeeland onderzoekers uit allerlei disciplines aan land met behulp van speciale rubberbootjes. Hierdoor konden de wetenschappers niet eerder bestudeerde locaties bereiken en onderzoeken. Voor Hacquebord betekende dit archeologisch onderzoek op de zuidkant van het eiland. Verder telden biologen vogels en verzamelden wetenschappers van Naturalis mossen om de veranderingen in de lokale flora en fauna te onderzoeken.
Het was de eerste keer dat de Koninklijke Marine op deze manier samenwerkte met de wetenschap maar hopelijk niet de laatste keer. Hacquebord: “De reis is een unieke gelegenheid geweest waarin iedereen zijn gegevens kon verzamelen en de marine kon oefenen met het afzetten van mensen aan ruige kusten met rubberboten. Een echte win-win situatie. Volgens mij is het iedereen bevallen en zeker voor herhaling vatbaar.”