Naar de content

Eerbetoon aan uitvinders van de computer

U.S. Army photo, publiek domein

Wie vond de computer uit? In zijn boek De Uitvinders eert Walter Isaacson de pioniers die ervoor zorgen dat je deze tekst op een computer, Smartphone of Tablet leest. Hij vertelt ook over de vergeten bijdrage van vrouwen en het kunstje van Bill Gates met een vuilnisbak.

18 november 2014

Een reproductie van de Z1 van Zuse, de computer die hij maakte door onder meer een figuurzaag te gebruiken.

Deutschen Technik Museum Berlin

Maak maar eens van een figuurzaag een computer. Dat klinkt als een belachelijke opdracht. Toch lukte het Konrad Zuse (1910-1995) in 1938. In een appartement vlakbij het Berlijnse vliegveld Tempelhof bouwde deze vindingrijke Duitse ingenieur een van de allereerste computers. Hij gebruikte dunne ijzeren platen met spleten en pennetjes, gemaakt van een figuurzaag, om getallen op te slaan. Hij maakte alle onderdelen van zijn Z1 met de hand. Helaas was de ‘computer’ niet betrouwbaar, omdat deze vaak vastliep.

Passie van een kus

Het is een van de vele verhalen over de knappe koppen die ervoor zorgden dan we nu zoveel gebruik maken van computers. Walter Isaacson eert naast Zuse ook de vele andere genieën, hackers en uitvinders. Isaacson is vooral bekend van zijn ijzersterke biografie van Steve Jobs. Hij zette de man achter Apple neer als een briljante uitvinder en strateeg, maar ook als een meedogenloze manager. Daarnaast schreef deze voormalig hoofdredacteur van Time Magazine al boeken over Albert Einstein en Benjamin Franklin.

In De Uitvinders richt hij zijn vizier op het digitale tijdperk. Volgens Isaacson draait het daarbij allemaal om samenwerking. “De samenwerking die het digitale tijdperk in gang zette, speelde zich af tussen leeftijdsgenoten, maar ook tussen generaties. Ideeën werden doorgegeven van de ene bende pioniers aan de volgende”, schrijft hij. Isaacson kiest er daarom voor om per uitvinder uit te leggen wat diegene heeft bijgedragen.

Zoals Zuse in het voorbeeld van de figuurzaag. Daardoor dreigt het boek van de hak op de tak te springen. Heb je net gelezen over John Vincent Atanasoff en zijn manier om getallen op te slaan in een machine, dan gaat het vijftien pagina’s verder alweer over J. Presper Eckert die met een uitvinding de passie van een kus kon meten.

Gelukkig vliegt Isaacson nooit uit de bocht. Hij geeft nauwgezet per persoon weer wat de bijdrage was en laat vooral zien hoe anderen daar juist wel of niet op voort borduurden. Daardoor krijg je de indruk dat niet zozeer de personen, maar eerder de computer zelf de hoofdpersoon is. Die werd stukje voor stukje bedacht, verbeterd en in elkaar gezet door een heleboel mensen. De Amerikaan legt bovendien uitstekend uit. Bijvoorbeeld de op het eerste gezicht lastige ontwikkeling van packet switching of transistoren. Maar ook waarom het spelletje Pong zo’n groot succes werd.

Dit gigantische apparaat was het controle paneel van de ENIAC, waar Betty Jean Jennings (links op de foto) een belangrijke bijdrage aan leverde. De niet te onderschatten rol van de vrouwelijke programmeurs werd weggemoffeld. Rechts op de foto staat een van de andere zes vrouwelijke programmeurs Fran Bilas (1922-2012).

U.S. Army photo, publiek domein

Vergeten vrouwen

Het boek gaf mij ook nieuwe inzichten. Isaacson laat overtuigend zien dat vrouwen een belangrijke rol speelden in de ontwikkeling van het digitale tijdperk. Hun bijdrage werd sterk onderbelicht en van de meesten had ik voordat ik dit boek las nog nooit gehoord. Ik kende Ada Lovelace (1815-1852), de dochter van de dichter Byron, die als een visionair schreef over computers en er ook een probeerde te maken. Maar ik wist niet dat er zoveel vrouwen een niet te onderschatten bijdrage aan het programmeren hebben geleverd. Zoals onder meer Betty Jean Jennings, Betty Snyder en Fran Bilas. Zij zorgden ervoor dat de elektronische computer ENIAC werkte en dankzij hen verliep alles vlekkeloos tijdens een demonstratie net na de Tweede Wereldoorlog.

Maar na die succesvolle demonstratie werden Jennings en Snyder ‘volledig genegeerd en vergeten’, aldus Jennings. “We hadden het gevoel of we een rol hadden gespreeld in een boeiende film die plotseling een heel andere wending had genomen, een film waarin we ons twee weken in het zweet hadden gewerkt om iets heel spectaculairs neer te zetten en toen uit het script werden geschreven.” ‘s Avonds was er een diner met beroemde wetenschappers om de werking van ENIAC te vieren. Maar de programmeurs, allemaal vrouwen, waren niet eens uitgenodigd.

Isaacson heeft een knappe prestatie geleverd met De Uitvinders. Hij weet tussen al die hackers, nerds en genieën het overzicht te behouden. Hij legt technische innovaties duidelijk uit. En komt ook nog met heel veel fascinerende anekdotes. Bijvoorbeeld over Bill Gates en een vuilnisbak. Hij was niet alleen slim, maar ook een serieuze sporter als kind. Maar het meest blonk de jonge Bill uit in het perfectioneren van trucjes, volgens Isaacson. Zo kon hij perfect uit een vuilnisbak springen zonder de rand te raken.

Walter Isaacson, De Uitvinders, Hoe een groep hackers, genieën en nerds de digitale revolutie ontketenden, Het Spectrum, 619 p., 25 euro.

ReactiesReageer