Naar de content

Een heldhaftige heksenverdediger. Of toch niet?

Wat waren Jan Wier’s ware intenties?

De Nederlandse arts en ‘mensenrechtenverdediger avant la lettre’ Jan Wier protesteerde in de zestiende eeuw als een van de eersten tegen heksenvervolgingen. Zijn biograaf Vera Hoorens vraagt zich af of hij dat uit mededogen voor de onschuldige vrouwen deed of dat Wier stiekem ook andere motieven had.

De in Grave (bij Nijmegen) geboren Jan Wier publiceerde in 1563 te Basel het boek De Praestigiis Daemonum (‘Over de bedriegerijen van de duivel’). Het was een felle aanklacht tegen de praktijk van het verbranden, verdrinken en anderszins martelen van onschuldige vrouwen die als ‘heks’ werden aangemerkt.

Opvallend is dat Wier hiervoor vooruitstrevende psychologische en medische argumenten gebruikte. Volgens hem leidde marteling alleen maar tot valse bekentenissen en vrouwen die zich vreemd gedroegen hadden in de eerste plaats last van psychische wanen (en dat gold eveneens voor de mensen die in magie en hekserij geloofden). Al met al veroordeelde Wier de heksenjacht als een ‘grote smet op het christendom’.

Door zijn krachtige verzet tegen de heksenvervolging werd De Praestigiis Daemonum het belangrijkste boek in het Europese hekserij-debat. Zowel voorstanders als tegenstanders konden niet om zijn werk heen. Tot op de dag van vandaag zijn vele mensenrechten- en gezondheidsorganisaties naar deze heldhaftige heksenverdediger genoemd. Zijn verdediging van de onschuldige vervolgde vrouwen was dapper en met zijn argumenten was Wier zijn tijd ver vooruit.

Hagelstenen

Maar was het Wier wel in de eerste plaats om mensenrechten en het verdedigen van weerloze vrouwen te doen? Zijn biograaf, de Leuvense sociaal-psychologe Vera Hoorens, stelt in het vrij toegankelijke (‘open acces’) historisch vakblad BMGN – The Low Countries Historical Review dat hij in de eerste plaats een ander doel had. Wier was vooral een voorstander van de Reformatie en gebruikte zijn aanklacht tegen de heksenvervolgingen om de katholieke kerk frontaal te kunnen aanvallen.

In de zomer van 1562 hadden enorme hagelstenen een groot deel van de oogst in Duitsland verwoest. Heksen werden verantwoordelijk gehouden voor de schade en in 1562 en 1563 massaal vervolgd. Juist op dat moment verscheen De Praestigiis Daemonum. Maar Wier was er volgens Hoorens al zeker vijf jaar eerder aan begonnen te schrijven, toen heksenvervolgingen nog op veel beperktere schaal plaats vonden. De ongekende heksenvervolging van vijf jaar later had Wier niet kunnen voorzien.

Ook gaan heel veel stukken uit het boek helemaal niet over heksen, maar over zaken als nepgeesten, bedriegende duiveluitdrijvers, gekunstelde wonderen en pausen die aan magie doen. Als Wier de heksen wilde verdedigen zou je verwachten dat hij Heinrich Kramer – de auteur van de Heksenhamer (Malleus maleficarum, 1487), waarin hij uitlegde welke martelmethodes het meest effectief waren om heksen tot bekennen te dwingen – wel zou citeren en onderuit zou halen. Maar volgens Hoorens doet Wier dat eigenlijk nauwelijks. Zijn belangrijkste citaten komen van de vroege kerkvader Augustinus (354-430 n. Chr.), die ook enkele theoretische fundamenten legde voor de latere heksenjachten.

Historisch toeval

Ook andere citaten maken het werk van Wier niet bepaald een consistent anti-heksenvervolgingboek. Hij valt zowel voorstanders als tegenstanders van heksenvervolging aan. De vele onderwerpen die Wier bespreekt vormen volgens Hoorens eerder één geheel als algemene aanklacht tegen het Rooms-Katholieke geloof. Wier valt in zijn boek niet zozeer voorstanders van heksenvervolging, maar vooral katholieken aan. Net als andere voorstanders van de Reformatie beroept hij zich vooral op de kerkvaders, als vertegenwoordigers van de jonge, nog ongecorrumpeerde kerk. Met ‘bedriegerijen van de duivel’ doelde Wier op het geheel aan misstanden binnen het katholicisme.

Over de religieuze overtuiging van Wier is altijd onduidelijkheid geweest. Maar volgens Hoorens zijn er veel aanwijzingen dat hij een aanhanger van de Reformatie was. Wier voelde zeker wel oprecht medeleven met de heksen. Maar hun verdediging was volgens Hoorens niet zijn enige en ook zeker niet zijn belangrijkste doelstelling. Het was vooral een middel om zijn aanklacht tegen de corrupte katholieke kerk kracht bij te zetten.

Zelfs in zijn eigen tijd – en nu nog steeds – werd Wier vooral gezien als hartstochtelijke verdediger van als heks vervolgde vrouwen. Het verschijnen van het boek tijdens hoogtijdagen van de heksenvervolging was hiervoor cruciaal. De vervolgingen trokken nu eenmaal de publieke aandacht. Slechts een enkeling viel het werkelijke anti-katholieke karakter van De Praestigiis Daemonum op. Dat Wier zo een prominente figuur werd in het heksendebat is volgens Hoorens op zijn minst gedeeltelijk een historische toevalligheid.

Bron:
ReactiesReageer