It’s the renewable economy, stupid!
Het is een unicum: een president van Amerika die een artikel in het wetenschappelijke vakblad Science schrijft. 12 januari 2017, vlak voor hij in het Witte Huis het licht uit doet, geeft Barack Obama in de rubriek Policy Forum een overzicht hoe de duurzame economie in de VS zich ontwikkelt.
Voorspoedig, volgens hem: de totale CO2-uitstoot van de VS daalt, en de CO2-uitstoot per dollar bruto binnenlands product nog sterker. Zo ziet het er naar uit, dat de VS het op dit gebied net zo goed doet als Europa, en beter dan Nederland. De energiesector in de VS, en het bedrijfsleven in het algemeen, zijn begonnen aan de transitie naar een koolstof-arme economie, en ze doen dat uit welbegrepen eigenbelang, niet uit idealisme.
Dus, nog steeds volgens Obama, zal deze trend doorzetten, ongeacht wat het binnenlands beleid van de nieuwe regering van de VS wordt op dit gebied. De laatste Democratische president vóór Obama, Clinton, had een bordje boven zijn bureau hangen: It’s the economy, stupid! Dat was een herinnering aan zichzelf, dat het uiteindelijk altijd de economie is waarop Amerikanen hun president beoordelen. Obama’s betoog is te lezen als een bezwering die hij graag boven het bureau van Trump zou hangen.
Van alle EU-landen bungelt Nederland bijna onderaan als het gaat om het aandeel duurzame energie in de totale energieconsumptie. De Europese doelstelling voor 2020 – voor ons land veertien procent – gaan we met de teller op 4,5 procent waarschijnlijk dan ook niet halen.
Ook Luxemburg (3.6 procent), Malta (3.8 procent) en het Verenigd Koninkrijk (5.1 procent) doen het niet al te best. Koploper in Europa is Zweden met 52.1 procent, direct gevolgd door Letland (37.1 procent) en Finland (36.8 procent). De meerderheid van de EU-landen haalt de tussentijdse doelstelling wel.

Europa presteert duurzaam
Wereldwijd doet Europa het wat duurzame ofwel hernieuwbare energie erg goed. Zeker in vergelijking met landen als China en de VS, waar de subsidies op energie uit fossiele bronnen erg groot zijn (zie de kadertekst verderop). Onder duurzame energie wordt gerekend: biomassa, waterkracht, wind- en zonne-energie en geothermie (aardwarmte).
In Nederland is duurzame energie grotendeels afkomstig uit biomassa (zeventig procent in 2013) en windvermogen (twintig procent). Geothermie groeit snel maar het aandeel is klein, evenals de bijdrage van zonnestroom. In Europa levert na biomassa waterkracht de meeste groene stroom. Waterkracht heeft in ons land door het geringe hoogteverschil juist een klein potentieel, maar het aantal getijdencentrales neemt wel toe.

Nationale Energieverkenning 2014
Een aandeel van 14 procent duurzame energie zoals afgesproken met Europa zullen we weliswaar nog niet bereiken in 2020, maar verwacht wordt dat een ruime verdubbeling tot 10,6 procent (nu is het 4,5 procent) in de komende vijf jaren wel mogelijk is. Dat schrijven vier onderzoeksinstellingen onder de vlag van het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) in de eerste Nationale Energieverkenning (NEV) 2014, die eerder dit jaar uitkwam. Behalve ECN werkte ook het Planbureau voor de Leefomgeving, het Centraal Bureau voor de Statistiek en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland aan de energieverkenning.
Volgens de NEV zal in Nederland in 2020 twintig procent van het finale energiegebruik uit duurzame bronnen komen en is de elektriciteitsopwekking dan al voor de helft duurzaam. Opwekking van groene stroom loopt dus voor op het totale eindgebruik van duurzame energie.

Grote vlucht voor windvermogen
Ondanks de geringe prestatie vergeleken met andere Europese landen, heeft Nederland wél goede voornemens. Ons land heeft, anders dan bijvoorbeeld België, ook nationale doelstellingen geformuleerd die verder gaan dan de in Europees verband gestelde doelen. Zo is Nederland van plan niet de met de EU afgesproken 14% te halen, maar is zestien procent het streefcijfer voor 2023.
Ook is ons land bovengemiddeld ambitieus met windenergie. Zo moet er in 2020 maar liefst zesduizend megawatt aan windparken op land staan en in 2023 ook nog eens 4450 megawatt op zee. Een belangrijk voornemen is om de kostprijs van offshore windstroom te laten dalen.
Werk aan de winkel
In Nederland kunnen deze ambities de windenergiesector veel banen gaan opleveren. De Nederlandse Wind Energie Associatie (NWEA) becijferde deze week dat dit wel kan oplopen tot veertigduizend arbeidsplaatsen. Uitgaande van vier arbeidsplaatsen per geïnstalleerde megawatt en een voorgenomen investering van zestien miljard euro zou de hele windsector er van kunnen profiteren: van de bouw en onderhoud van de turbines tot en met handel en transport van elektriciteit.

Exporttechnologie
Overigens komen nieuwe banen niet alleen tot stand in de windsector. Volgens de NEV is de helft van de nieuwe banen in ons land gerelateerd aan duurzame energie, waaronder zowel hernieuwbare energie als energiebesparing wordt verstaan. Ook de eerdergenoemde getijdenturbines kunnen economisch interessant zijn: we hebben misschien weinig locaties voor getijdencentrales, maar Nederland kan de technologie wel exporteren naar landen waar de condities voor getijdenenergie gunstiger zijn.
Subsidies op duurzaam en fossiel
De discussie in de pers spitst zich vaak toe op de hoge kosten voor stroom uit duurzame bronnen, zoals windenergie, en de noodzaak de overgang naar een duurzame energievoorziening te subsidiëren. Vaak wordt vergeten dat ook fossiele energie wordt gesubsidieerd, en niet zo’n beetje ook. Het IMF kwam eerder deze maand met een rapport over miljardensubsidies aan fossiele energie. Per minuut zou een miljoen dollar besteed worden aan fossiele energie in de vorm van directe subsidies of belastingvrijstellingen. De economen van het IMF berekenden dat 6,5 procent van het mondiale bruto binnenlands product hieraan besteed wordt en dat de fossiele energiesector in China en de VS de grootste overheidssteun krijgt.
Uiteenlopende motieven
De Europese landen hebben elk zo hun eigen beleid om de EU-doelstellingen te halen. Zo stimuleert België duurzame energie mede vanuit de behoefte aan leveringszekerheid: de eigen kerncentrales vertonen mankementen en de aanvoer van atoomstroom in Frankrijk is tegenwoordig beperkt. Denemarken is al decennia bezig met autonomie op energiegebied. In dat land, dat in 2050 volledig onafhankelijk wil zijn van fossiele brandstoffen, zijn de burgers zowel maatschappelijk als financieel sterk betrokken bij het realiseren van windparken, zodat het windvermogen daar een grote vlucht neemt.

Bij onze oosterburen bestaat de ambitie om veel verder te gaan dan de Europese doelstellingen. Dit komt voort uit de breed gedragen Energiewende, een grootschalige transitie naar duurzame energie. Sinds Duitsland kernenergie in 2011 in de ban heeft gedaan, neemt zonne- en windenergie er een grote vlucht. Evengoed verstookt Duitsland nog steeds veel fossiele brandstoffen, zoals bruinkool, voor de opwekking van stroom.
Voor de EU als geheel worden de drie pijlers in Europa 2020, behalve duurzame energie ook CO2-reductie en energiebesparing, aangevuld met het thema van de leveringszekerheid. Sinds de opkomst van de politieke spanningen tussen Europa en Rusland zijn de milieumotieven wat meer naar de achtergrond verdwenen. Bij het vaststellen van de nieuwe Europese doelstellingen voor 2030 zal energieonafhankelijkheid daarom een steeds belangrijker motief worden om duurzame energie te realiseren.