Het Allard Pierson Museum opent opnieuw de deuren voor het DWDD Pop-Up Museum, deel twee dit keer. Gastconservatoren, waaronder theoretisch natuurkundige Robbert Dijkgraaf, doken samen met museale experts de depots in. Met ‘verborgen schatten’, het thema van het Pop-Up Museum, hebben ze een eigen zaaltje ingericht. Kennislink wandelt samen met de professor door zijn zaal.
Het Pop-Up Museum van De Wereld Draait Door is te vinden op de eerste verdieping van het Allard Pierson Museum, het archeologiemuseum van de Universiteit van Amsterdam. Als je het statige gebouw binnenkomt, leiden marmeren trappen je naar de zalen van het Pop-Up Museum. Hier vind je dertien musea in één tentoonstelling met uiteenlopende thema’s en objecten.
De dertien deelnemende musea en negen gastconservatoren verschillen dan ook als dag en nacht van elkaar. Beatrice de Graaf laat bijvoorbeeld aan de hand van schilderijen, foto’s en protheses het leven en lijden van soldaten zien. Sander van de Pavert van Lucky TV koos voor schilderijen van de Oranjes uit het depot van het Mauritshuis en maakte er een Willy & Max-audiotour bij.
Vergeten wetenschap
Wetenschapsgeschiedenis vinden we in de zaal van Robbert Dijkgraaf, die in de depots van het Teylers Museum en Museum Boerhaave mocht struinen. Hij richtte, met hulp van conservatoren, een ware Wunderkammer in: een rariteitenkabinet zoals verzamelaars uit de Gouden Eeuw ze ook in hun huizen hadden. Vol met wonderlijke en exotische spullen als fossielen, mineralen, schelpen, dode dieren en instrumenten. Dijkgraaf heeft zelf ook enkele verouderde en daardoor in onbruik geraakte wetenschappelijke instrumenten afgestoft voor zijn Wunderkammer, zoals een klein maar schitterend versierd microscoopje, een enorm model van een oor van papiermaché, een prismaatje… Kennislink is benieuwd naar de het hoe en waarom van zijn keuzes.
Op z’n Dijkgraafs steekt de professor enthousiast van wal: “Het ging mij niet zozeer om wat ik het mooist vond, ik wilde nieuw leven inblazen in objecten waar musea nu niets meer mee kunnen. Er liggen enorme verzamelingen die ooit heel belangrijk waren, objecten waar iemand ongelooflijk veel zorg aan heeft besteed. Deze objecten zijn belangrijk geweest voor de ontwikkeling de wetenschap, maar zijn ondertussen verouderd en liggen te verstoffen in depots. Nu mag dit materiaal een keer de hoofdrol spelen.”
Het zaaltje van Dijkgraaf ziet er ook uit als een kabinet. Het is er donker en naast de vitrines staan hoge houten kasten. Ik sta naast hem voor een vitrine met allemaal apparaatjes van glas, magneten met kaarsenhoudertjes en meer van dat moois. Dijkgraaf: “Ik had wel 10.000 van dit soort instrumenten mee kunnen nemen, zoveel staan er in de depots van het Boerhaave. Er is er niet één die eruit springt, maar het zijn allemaal kleine kunstwerkjes. Kijk naar dat glaswerk, met hoeveel zorg het is gemaakt. Nu kunnen we er als instrument niets meer mee en zijn ze allemaal vergeten. We weten niet eens of ze het nog doen…”
Spelen met opstelling
Het thema voor deze Wunderkammer is de enorme liefde waarmee alles is gemaakt. Liefde, zorg en oog voor detail. Maar wilde Dijkgraaf dan niet de veranderingen in de wetenschapsgeschiedenis laten zien? “Dat zou je misschien verwachten, maar ik heb er bewust voor gekozen om dat niet te doen. Vandaar ook dat de voorwerpen niet chronologisch geordend zijn, maar op thema staan. Bijvoorbeeld deze draakjes.”
Hij loopt op rap tempo naar een vitrine toe en begint breed gebarend te vertellen. “Kijk hoe schattig. Je ziet hier een fossiel van miljoenen jaren oud, een draakje op sterk water uit de negentiende eeuw en tekeningen van skeletten uit de zeventiende eeuw. Die zijn natuurlijk niet echt van draken, maar in die tijd dachten ze nog dat draken bestonden en er zo uitzagen. Door bestaande skeletten in een bepaalde pose te tekenen, zie je er ook gelijk een draak in! Normaal zouden deze objecten nooit bij elkaar staan in een museum.”
Met dat laatste wilde Dijkgaaf juist spelen. De professor heeft geprobeerd door van alles bij elkaar te zetten een opstelling te creëren die in de tijd van de rariteitenkabinetten vanzelfsprekend was. Kan dat nog, met alle kennis die we tegenwoordig hebben? “Daar ben ik benieuwd naar. Ik wil de bezoekers ook meegeven dat ze even moeten vergeten wat ze weten en hoe oud de objecten zijn die hier liggen. Kijk naar die details en naar wat de relatie is tussen de objecten die nu ineens bij elkaar staan. Bijvoorbeeld dit miljoenen jaren oude fossiel van een zeelelie en deze tulpentekening uit de zeventiende eeuw. De tulpen zijn gemaakt met een zorg die je je nu niet meer kan voorstellen. Die nauwkeurigheid in elk lijntje en blaadje.”
“De details deden er enorm toe, want wetenschap en de observatie van de natuur lagen heel dicht bij elkaar in die periode. Details zijn dan ook weergegeven om het afgebeelde nog beter te begrijpen. Tegelijkertijd zie je in die details de enorme liefde voor het onderwerp. De maker wilde het object echt doorgronden, tot in de kleinste details. Nu je de tekening en het fossiel bij elkaar ziet, valt ineens op dat de natuur met hetzelfde gedetailleerde penseel schildert. Zo zijn alle objecten in deze zaal met elkaar in gesprek. Ze staan door elkaar heen op een manier waarop dat normaal niet mag en dat vind ik heel bevrijdend.”
Als ik hem vraag naar zijn favoriet, begint Dijkgraaf te lachen. “Ik ben vooral heel blij met de zaagtandhaai, die aan het plafond hangt. In de Wunderkammer stond vaak een opgezette krokodil, dus die wilde ik ook, maar helaas, die was niet aanwezig in het depot. Wel vonden we deze eeuwenoude zaagtandhaai. Het lijkt toch net een aan elkaar gelijmde prop van papiermaché en plakband? In dit bijzondere beest komen de vier thema’s samen die je ook terugvindt in een Wunderkammer: kunst, techniek, jonge en oude natuur, en dat allemaal naast elkaar. Het is een vis maar met een koppelstuk, een levend stuk gereedschap. Hij ziet eruit als levend fossiel, maar aan andere kant zou hij zo in het Stedelijk Museum kunnen hangen als moderne kunst.”