Is jouw omgeving een betonbak en wil je weten hoe het anders kan, met name groener? Het boek ‘De fijne stad’ laat zien hoe veel steden in rap tempo vergroenen.
Steden worden steeds heter, de luchtkwaliteit is er slecht, het is er lawaaiig, het gaat er slecht met de biodiversiteit, de gemiddelde stadbewoner beweegt te weinig én kent zijn buren amper. Je vraagt je bijna af waarom mensen zo massaal in de stad wonen.
Maar natuurlijk heeft de stad een onmiskenbare aantrekkingskracht. Bovendien kun je hem zo inrichten dat hij ook op de bovenstaande punten beter scoort. Want waarom krijgt de auto eigenlijk zoveel ruimte in de stad? Waarom is er zoveel steen in de straten? Met gerichte ingrepen wordt de stad een groenere én fijnere plek zonder dat dit ten koste gaat van bijvoorbeeld de bereikbaarheid.
Dit is wat het boek ‘De fijne stad’ van Vincent Luyendijk laat zien. Het staat bol van de interviews en verhalen die tonen hoe je stadsbewoners kunt ‘activeren’ en steden bereikbaarder, klimaatbestendiger en socialer maakt. Het rijk geïllustreerde boek is wel wat overvol en vooral gericht op ontwerpers en beleidsmakers, maar de uitgebreide ronde langs de fijnste steden in de wereld laat zien wat er mogelijk is.
Van betonbak naar stadspark
Wat kun je doen? In vijf hoofdstukken loopt het boek langs stedelijke oplossingen op het gebied van mobiliteit, het activeren van bewoners, vergroening, het klimaatbestendig maken van de stad en verbeteren van publieke voorzieningen.
Neem mobiliteit. Waar auto’s halverwege de vorige eeuw ruim baan kregen in de stad, zien we inmiddels een teruggaande beweging. Parijs weert auto’s op steeds meer plekken en Amsterdam en Brussel voerden op grote schaal 30 km/u als maximumsnelheid in. In Brussel leidde deze maatregel vanaf 2021 tot minder verkeersongelukken en minder geluidsoverlast terwijl de reistijd door een betere doorstroming nauwelijks toenam.
Door het ‘trage netwerk’ van voetgangers en fietsers voorrang te geven op auto’s kiezen mensen er gemakkelijker voor om te voet of per fiets te reizen. En dat is uiteindelijk winst voor de gezondheid. Nederland doet het internationaal gezien met in totaal ruim 35.000 kilometer fietspaden niet slecht: mede hierdoor zijn we naar verluidt het volk met de meeste beweegtijd per week, bijna dertien uur in plaats van het wereldwijde gemiddelde van zo’n zes uur.
Ook de vergroening van de stad is een belangrijk thema in het boek. In een omgeving met veel groen lijken mensen gelukkiger te zijn, planten verkoelen de stad, waterpartijen vergroten de biodiversiteit en groen verhoogt de luchtkwaliteit. ‘De fijne stad’ licht enkele indrukwekkende voorbeelden uit van stadsvergroening, zoals de voormalige Catharijnebaan – een betonnen vierbaansweg dwars door Utrecht – die plaats maakte voor de Catharijnesingel plús een park. Of wat dacht je van grote groene corridors die de temperatuur in de Colombiaanse stad Medellín met zo’n twee graden deden dalen.

De Catharijnebaan was een vierbaansweg in Utrecht die is verbouwd naar de Catharijnesingel. Links de verbouwing in volle gang (2011), rechts het resultaat (2016).
Wikimedia commons, Hay Kranen via CC BY 4.0 & Nietanoniem via CC0 1.0Maar goede (en groene) bedoelingen kunnen gemakkelijk stranden bij de vraag wat het kost. De kosten van aanleg en onderhoud van het groen zijn meestal leidend terwijl baten op lange termijn nauwelijks meetellen. Dat is onterecht, want juist daar zit veel winst. Zo kocht de gemeente Eindhoven in 2022 het landgoed De Wielewaal om er een groot openbaar park van te maken. Onder andere het Centraal Bureau voor de Statistiek berekende de maatschappelijke baten van dit park in de komende dertig jaar – zoals waterberging, houtproductie, gezondheidsbaten, verkoeling en natuurbeleving – en kwam op 120 miljoen euro uit. Tel uit je winst. Volgens auteur Luyendijk moeten we deze berekeningen vaker maken om waarde van natuur zichtbaar te maken en om de schaarse ruimte in Nederland beter in te richten.
Om de tien meter een boom
Het boek laat zien dat er veel mogelijk is in een groene stad. De buzzwords zijn ‘slim’ en ‘innovatief’. Er ís natuurlijk ook veel mogelijk, maar ‘De fijne stad’ heeft wel erg weinig oog voor de uitdagingen die er bij deze stedelijke verbouwing wel degelijk zijn. Neem de vaak geroemde transformatie van de openbare ruimte in Parijs – waarbij fietsers en voetgangers ruim baan krijgen. Inmiddels is duidelijk dat niet iedereen tevreden is met de ‘klotefietsers’ die zich niet aan de verkeersregels houden. En in Berlijn werden jarenlang rijbanen opgeofferd voor fietspaden, totdat een conservatief bestuur doodleuk alle lopende projecten stopzette.
En als een geïnterviewde zegt dat je in 98 procent van alle Nederlandse straten iedere tien meter een boom neer kunt zetten, gaat zij dan niet voorbij aan het feit dat het in de stadsbodem al ongelofelijk druk is met kabels en leidingen? ‘Je kúnt gewoon niet tegen groene steden zijn’ zegt een ander, maar feit blijft dat een deel van de bevolking toch zijn tuin het liefst volledig bestraat.
Af en toe pretendeert het boek de diepte in te gaan. Met bijvoorbeeld een uitgebreid blokkensysteem dat aan het begin van het boek wordt geïntroduceerd, maar dat verder nergens terugkomt. Of met termen als ‘multidimensionale kijk’ en ‘holistische visie’. Maar feit is dat het boek nergens écht diepgang krijgt.

In veel steden is het al vol.
Foto door Alex AzabacheToch is ‘De fijne stad’ een fijn boek om doorheen te bladeren. Het is mooi opgemaakt en het groen van de steden spat van de pagina’s af. Je vindt op de ruim vierhonderd bladzijden zeker een project of idee waarvan je denkt: dát zouden we hier ook moeten doen.