De Oost-Europese staten die lid waren van het Warschaupact, de communistische tegenhanger van de NAVO uit de Koude Oorlog, hadden behoorlijk veel in de melk te brokkelen. Ze konden zelfs besluiten afdwingen in het machtige Moskou. Op die manier hadden ze een grote invloed op het verloop van de Koude Oorlog. Dat blijkt uit het promotieonderzoek van historica Laurien Crump van de Universiteit Utrecht.
In 1955 kreeg West-Duitsland van de Amerikanen toestemming om zich te herbewapenen en lid te worden van het Westerse militaire bondgenootschap NAVO. Sovjet-leider Nikita Chroetsjov zag dat als een dusdanige bedreiging dat hij de communistische landen in Oost-Europa opriep tot het vormen van een eigen bondgenootschap. Op 14 mei 1955 werd in de Poolse hoofdstad Warschau een verdrag gesloten, dat al snel bekend kwam te staan als het Warschau-pact. Net als bij de NAVO beloofden de leden van het pact elkaar te verdedigen indien een of meer leden zouden worden aangevallen.
Onder andere doordat troepen uit Warschaupact-landen met veel geweld volksopstanden in lidstaten Hongarije (1956) en Tsjecho-Slowakije (1968) neersloegen zagen veel historici het pact als een verlengstuk van de macht van Moskou. Het pact leek eerder een overkoepeling van losse verbanden tussen de machtige Sovjet-Unie en zijn Oost-Europese satellietstaten dan een echt gelijkwaardig bondgenootschap zoals de NAVO. Toen na de val van de Berlijnse Muur de archieven in Oost-Europa open gingen namen weinig historici de moeite om het Warschaupact eens van de andere kant te bekijken, vanuit de kant van de kleine Oost-Europese lidstaten dus.
De Utrechtse historica Laurien Crump deed dat voor haar proefschrift wel en dook in soms nog nooit eerder geraadpleegde archieven in Berlijn, Boekarest en Rome. Haar conclusie geeft een bijzonder kijkje achter de schermen van het Warschaupact, waar het zeker niet alleen de Sovjet-Unie blijkt te zijn die aan de touwtjes trok. Gedurende de jaren zestig gebruikten de lidstaten het bondgenootschap steeds meer als instrument om invloed uit te oefenen op de Sovjet-Unie en hun eigen nationale belangen te behartigen, in plaats van andersom.
Rode schisma
Twee factoren zijn daarbij volgens Crump van groot belang. In 1956 distantieerde Chroetsjov zich van de wrede binnenlandse politiek van zijn voorganger Josef Stalin en een einde maakte een de persoonsverheerlijking rondom de oude dictator. Deze destalinisatie viel zeer slecht bij de Chinese leider Mao, voor wie Stalin juist hét grote voorbeeld was. China begon de leidende rol van de Sovjet-Unie binnen het communisme dan ook te bekritiseren. Door de definitieve breuk tussen China en de Sovjet-Unie, het zogenaamde Rode schisma begin jaren zestig, begon de macht van de Sovjet-Unie binnen het wereldwijde communisme te wankelen. Ook binnen de communistische wereld viel er ineens tussen twee machtsblokken te kiezen.
Als kleinste Warschaupact-lid begon de eigenzinnige communistische dictator Enver Hoxha, die in Albanië de macht had, China en de Sovjet-Unie tegen elkaar uit te spelen. Het landje koos uiteindelijk de kant van Mao’s China en verliet het pact officieel in 1968. De rest schaarde zich steeds achter Moskou, maar het kritische optreden van Hoxha toonde aan dat het bondgenootschap gebruikt kon worden om de Sovjet-Unie onder druk te zetten.
Een andere ontwikkeling die de macht van de Sovjet-Unie binnen het Warschaupact blijvend ondermijnde was de Duitse kwestie: de spanningen rond de herbewapening (mogelijk zelfs met kernwapens!), de leegloop van Oost-Berlijn, en als reactie daarop de bouw van de Berlijnse Muur. De groeiende militaire macht van West-Duitsland maakten dat de Sovjet-leiding de belangen van landen als de DDR en Polen serieuzer moest nemen.
Gelijkwaardig bondgenootschap
De DDR en Polen probeerden Chroetsjov te bewegen geen enkele concessie te doen wat betreft de herbewapening van West-Duitsland, dat werd als een grote veiligheidsdreiging gezien. Gezamenlijk optrekken binnen het Warschaupact gaf hen meer invloed dan alleen. Maar vooral Roemenië lag steeds dwars en maakte veelvuldig gebruik van zijn vetorecht. Roemenië wilde vooral onafhankelijker zijn en had weinig belang bij een harde opstelling in de Duitse kwestie. Het stelde zich op als bemiddelaar in het China-Sovjet conflict en stelde zich zodoende boven de andere lidstaten.
Doordat de belangen van de lidstaten langzaam uiteen begonnen te lopen, verloor de Sovjet-Unie zelf steeds meer regie. Door de spanningen tussen Polen en de DDR aan de ene kant en de stroom Roemeense veto’s aan de andere kant werden de overige Oost-Europese landen ook gedwongen scherpe standpunten in te nemen. Er kwamen steeds meer vergaderingen, waarin onder andere de gelederen gesloten moesten worden over zaken als de Vietnamoorlog. China en de Sovjet-Unie stonden daarin lijnrecht tegenover elkaar. De Roemenen wisten deze spanningen uit te buiten door de Russen onder druk te zetten, en dicteerden zelfs een compromis over de gezamenlijke verklaring rondom Vietnam.
De invloed van Roemenië binnen het Warschaupact bleef groot. De Roemeense partijleiding kreeg voor elkaar dat nationale legers niet onder een centraal commando van het Warschaupact vielen, maar dat de lidstaten zelf over hun krijgsmachten bleven beschikken. Net als de NAVO kan het pact geen invasies in zijn eigen lidstaten organiseren. Hoewel het vaak zo gezegd wordt, was het militaire ingrijpen tijdens de Praagse Lente in 1968 geen zaak van het Warschaupact.
Op een grote vergadering in maart 1969 werd voor het eerst in de geschiedenis van het Warschaupact werkelijke overeenstemming bereikt over belangrijke politieke en militaire zaken. Door de instelling van allerlei regelmatige overlegorganen, een Commissie van ministers van Defensie en een Militaire werd het Warschaupact een echt gelijkwaardig bondgenootschap en leek het in veel opzichten op de NAVO. De invloed die de kleine Oost-Europese landen via deze verdragsorganisatie op de machtige Sovjet-Unie – en dus op het verloop van de gehele Koude Oorlog – zou tot de Val van de Berlijnse Muur in 1989 merkbaar blijven.