Naar de content

Op heel wat zeventiende-eeuwse schilderijen zien we hem in allerlei vormen en maten: de plooikraag. Waarom droegen mensen vroeger zo’n opzichtig en onhandig ding?

14 oktober 2025

Op 17 oktober opent in het Rijksmuseum de tentoonstelling ‘Thuis in de 17de eeuw’. Het museum laat zien hoe mensen leefden in die tijd. Wat aten ze? Hoe sliepen ze en waar gingen ze naar de wc? Ook te zien in het Rijksmuseum: een plooikraag. Had iedereen in die tijd zo’n malle kraag om, of alleen de heel rijke mensen?

Ik ken geen enkele bron waarin iemand zegt: het zit niet lekker

— Marieke de Winkel

Op zuurvrij karton ligt hij al klaar in het textielatelier van het Rijksmuseum. Hoewel, klaar? “Samen met de conservator willen we kijken hoe we hem straks het best kunnen tentoonstellen”, zegt textielrestaurateur Willemijn Bolderman. Gewoon zo, plat in een vitrine? Of moet er toch een onderstel gemaakt worden waar de kraag op komt te liggen? Een paar dagen voor de opening van de tentoonstelling keek NEMO Kennislink mee achter de schermen.

De enige in Nederland

De plooikraag die op tafel ligt, is de enige in Nederland, vertelt Bolderman. Het is een joekel van een kraag. Maar kijk naar de plooien en je ziet dat de stof heel dun is. “Hij is gemaakt van heel fijn geweven linnen.” Het museumstuk is wel een stuk minder wit dan de kragen op de schilderijen in het museum. “Hij moet witter geweest zijn”, zegt de textielrestaurator. Gaat ze hem nog bleken voordat de tentoonstelling opent? Nee, dat gaat niet gebeuren. Daarvoor is het kledingstuk veel te kwetsbaar.

Foto van het meest bekende type plooikraag: de molensteenkraag.

In één enkele plooikraag kon soms tot wel bijna twintig meter linnen verwerkt zitten.

Vrijgegeven in het publieke domein door het Rijksmuseum, via Wikimedia Commons.

De plooikraag is nog door heel wat raadsels omgeven. “We weten niet precies hoe ze gemaakt werden”, zegt Bolderman. Wat ze wel weet: er zit ongeveer 19,5 meter stof in. Marieke de Winkel, bijzonder hoogleraar kunstgeschiedenis aan de Radboud Universiteit, kan urenlang over het wonderlijke kledingstuk vertellen. Het is inderdaad een raadsel hoe ze gemaakt werden. “Wij kunnen het niet meer. En onze machines ook niet”, aldus De Winkel. Ze specialiseerde zich in de geschiedenis van textiel en mode. “Hij is gemaakt door elfenhandjes”, zegt ze bewonderend.

Willem van franje

De plooikraag is een Spaanse uitvinding. “Het begon rond 1530, als een heel klein fronsje aan het hemd”, zegt De Winkel. “Bovenaan bij de nek zat een klein plooirandje.” Dat versierseltje groeide uit tot een soort ruche. Ruches kennen we in Nederland van Adriaan, van Bassie & Adriaan. De acrobaat had een blauw hemd vol ruches. Internationaal stond popster Prince bekend om zijn fladderige blouses. “Zoals dat gaat in de mode werd dat kraagje steeds groter.” Hij groeide en groeide tot een extreme vorm. En de kraag stak de landsgrenzen over. Hij belandde ook in Nederland. “Willem van Oranje droeg ook een plooikraag.”

Willem van Oranje nam zijn stijfster mee wanneer hij oorlog voerde

— Marieke de Winkel

Gek genoeg associëren wij de plooikraag met de zeventiende eeuw, merkt De Winkel op, terwijl het mode-item zijn top bereikte aan het eind van de zestiende eeuw. Het komt door de regenten en andere machtige lui, legt De Winkel uit. “Ze willen degelijk overkomen. Daarom dragen ze niet de nieuwste mode, maar de kledingstukken die al een tijdje meegaan.” Terwijl de hipsters de plooikraag al vaarwel hadden gezegd, lieten gezagsbekleders zich in de zeventiende eeuw nog afbeelden met een enorme witte kraag. Daardoor hebben we heel wat schilderijen uit die tijd van mannen en vrouwen met plooikragen.

Wat hielp, vertelt De Winkel, is dat mensen een obsessie hadden voor stijfheid. “Mensen hadden een stijve, rechte houding. Ze droegen gevoerde stijve kleding.” En die kraag, daarmee kon je heel goed stijf overkomen. Het verklaart waarom mensen bereid waren om met zo’n enorm groot en onhandig kledingstuk rond te lopen. Desalniettemin kent De Winkel geen enkele bron waarin iemand zegt: ‘het zit niet lekker’. Kleding die lekker zit, is kennelijk meer iets van onze tijd.

Plooikragen waren zo groot dat ze niet meer vastzaten aan een jas of hemd. Het was een kledingstuk op zich, gemaakt van linnen. Heel fijn geweven linnen. “Het is haast transparant. En kijk dat rolzoompje”, zegt De Winkel. “Alle meisjes leerden lezen, schrijven, rekenen en naaien.” Ze gingen in de leer bij ervaren naaisters, in kleine klasjes van zes tot acht personen. Naailessen waren belangrijk. Wie kon naaien, kon altijd nog als naaister aan de slag. “Dat was een eervol beroep.”

Geheim recept

De keerzijde is dat wij tegenwoordig zouden spreken van kinderarbeid. “Ik zei wel ‘elfenhandjes’, maar dat kunnen ook kinderhandjes geweest zijn”, aldus De Winkel. Hoe dan ook waren kragen gemaakt door heel behendige vingers. Maar daarmee was het kledingstuk nog niet klaar. De kraag moest gesteven worden. “Dat was het moeilijke.” Kragen kon je voorzichtig wassen in een sopje. “Daarna legde de stijfster de kraag in een papje.” De recepten van zo’n papje hielden de vrouwen geheim. Want ze wilden natuurlijk dat tevreden klanten steeds terugkwamen. Alleen weten we daardoor niet precies wat er in zat.

“Als bindmiddel gebruikten ze vaak tarwebloem”, zegt De Winkel. De stijfster haalde de kraag uit het papje en hield hem bij een vuur. Intussen moest ze de stof in beweging houden want de plooien mochten niet aan elkaar plakken. Ook mocht de stof natuurlijk niet te warm worden, want niemand wil een bruingebakken kraag. Om de plooien er in te krijgen, had de stijfster een paar krultangen. Die stonden niet in hete kolen, want dan wordt je kraag zwart, maar in heet zand. Wat ook weer niet te heet mocht worden. Het moet een enorme klus geweest zijn om twintig meter stof mathematisch mooi te plooien. Opnieuw geldt: we weten niet precies hoe de vrouwen het voor elkaar kregen.

Voor het maken, wassen en plooien van kragen was enorm veel ervaring nodig, benadrukt De Winkel. De spinsters, wevers, naaisters en stijfsters ontwikkelden hun technieken en recepten in de loop van een paar decennia. Zo ontstonden er door deze kledingtrend speciale beroepen. De stijfster had een goedbetaalde baan. “Willem van Oranje nam zijn stijfster mee wanneer hij oorlog voerde”, vertelt De Winkel. “Hij wilde er goed uitzien op het slagveld.”

Gravure van een portret van Willem van Oranje, in harnas en met plooikraag.

Ook Willem van Oranje was een grote fan van de plooikraag. Hij nam zijn persoonlijke stijfster zelfs mee op veldslagen om goed voor de dag te kunnen komen op het slagveld.

Vrijgegeven in het publieke domein door het Rijksmuseum, via Wikimedia Commons.

Je zou denken dat alleen de superrijken konden pronken met een smetteloos witte kraag, maar nee. Er is een notariële akte bekend van een schoenmaker die klaagt dat een schilder zijn kraag heeft kwijtgemaakt, vertelt De Winkel. De schoenmaker had zijn kraag achtergelaten in het atelier van de schilder. Zo kon hij het kledingstuk mooi schilderen op het portret van de schoenmaker. Maar die zag zijn pronkstuk nooit meer terug. “Ook een respectabele timmerman zal wel een paar kragen gehad hebben.”

Goedkope kraagjes

Een paar? “Veel mensen bestelden ze per zes”, licht De Winkel toe. Als je kraag in de was zit, wil je toch wat om je hals hebben. “Er moeten er heel veel geweest zijn. Dienstmeisjes hadden ze ook.” Het verschil tussen de kraag van de meid en van de vrouw des huizes was wel te zien, zegt de historicus. Er waren goedkopere en luxe uitvoeringen. En heel luxe blikvangers, die zo groot waren dat een onderstel van metaal de kraag in vorm hield.

Uiteindelijk kwam, zoals altijd, ook aan deze trend een eind. Veel kragen zullen gerecycled zijn, vermoedt De Winkel. “Linnen is heel sterk.” Die twintig meter stof zal dus zeker nog van pas gekomen zijn. Helemaal verdwenen is de plooikraag niet. Dominees in Denemarken dragen nog een kleintje, net als de bewakers van de paus, de Zwitserse Garde. En in Nederland komt nog jaarlijks een stoomboot vol plooikragen aan, rechtstreeks uit Spanje.

ReactiesReageer