De tijd waarin de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie elkaar aftroefden op krachtige (kern)wapens lijkt een spook uit het verleden. Maar veel wapens uit die tijd bestaan nog, en daar komen in hoog tempo nieuwe bij. Dreigt er een nieuw conflict?
“Je kunt absoluut stellen dat er een wapenwedloop is. Er wordt veel geïnvesteerd in nieuwe wapens of het moderniseren van oude systemen, maar bovenal: de retoriek die we kennen van Koude Oorlog is terug”, zegt Sico van der Meer, onderzoeker van het Instituut Clingendael op het gebied van de verspreiding van kernwapens. “Er zijn zelfs openlijke dreigementen met kernwapens geweest, dat is iets dat we decennia lang niet hebben gehoord.”
Inderdaad, in de zomer van 2017 beloofde Donald Trump fire and fury – ofwel ‘vuur en woede’ – als Noord-Korea een aanval op de Verenigde Staten zou wagen. Noord-Korea liet daarna weten een aanval op het eiland Guam (met een Amerikaanse luchtmachtbasis) te overwegen. De woordenwisseling etterde nog maanden door. Trump noemde de Noord-Koreaanse leider Kim Jong-un Rocket Man en schepte op dat zijn ‘nucleaire knop’ groter is. Daarna bedaarde de situatie en was er zelfs toenadering. De leiders troffen elkaar twee keer, in 2018 en 2019, maar wisten geen overeenkomst te bereiken over de afbouw van het nucleaire programma van Noord-Korea. Nu, een jaar later, coronacrisis of niet, lanceert Noord-Korea weer testraketten. Business as usual.
Ook de Russen mengen zich de laatste jaren steeds nadrukkelijker in het (verbale) wapengekletter. President Vladimir Poetin presenteert de afgelopen jaren het ene na het andere wapensysteem dat vijanden over de hele wereld kan treffen. Razendsnelle nucleaire torpedo’s, nucleair aangedreven raketten met vrijwel een onbeperkte actieradius en zogenoemde hypersonische raketten die hun doel ‘als een meteoor’ treffen.
De ontwikkeling van nieuwe wapens gaat hand in hand met het omvallen van verdragen die dat juist verbieden. Rusland en de VS trokken zich de afgelopen jaren terug uit verschillende verdragen. De onderhandelingen over het verlengen van bestaande afspraken zitten vast. Broeit er een nieuwe Koude Oorlog en welke wapens brengen de grootmachten naar het strijdtoneel?
Sneuvelen van verdragen
Als dominostenen lijken ze om te vallen, de verdragen die een rem moeten zetten op de ontwikkeling van nieuwe wapens en het indammen van bestaande arsenalen. In februari 2019 werd het _Intermediate-Range Nuclear Forces_-verdrag (INF) door zowel Rusland als de VS opgezegd. Dit verdrag verbood de ontwikkeling van (kern)raketten met een ‘middellange’ actieradius van 500 tot 5500 kilometer. Beide landen beschuldigden elkaar van het schenden van het verdrag door stiekem wapens te ontwikkelen. Ondertussen is dat niet meer stiekem en ontwikkelen ze deze raketten openlijk.
De afspraak die de leden van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties in 2015 met Iran sloten om het Iraanse nucleaire programma stop te zetten is van tafel en het Treaty on Open Skies, waarmee landen als Rusland en de VS elkaars militaire opbouw vanuit de lucht mogen volgen, staat onder druk. Ook is de vraag of het verdrag New START standhoudt. Hierin spraken Rusland en de VS in 2009 af dat ze het aantal operationele kernbommen terugdringen tot 1550. Op dat moment hadden beide naties een veelvoud daarvan in hun actieve wapenarsenaal. Volgend jaar loopt het verdrag af en onderhandelingen over de verlenging van dit verdrag zitten muurvast. Trump bestempelde New START eerder als een slechte deal voor Amerika.
Volgens Van der Meer was de eerste vallende dominosteen het zogenoemde Anti-Ballistic Missile Treaty dat de ondertekenaars verbood om een verdediging op te tuigen tegen intercontinentale ballistische raketten. In 2002 besloten de Amerikanen het dertigjarige verdrag niet te verlengen. Sterker nog: ze begonnen met de ontwikkeling van een raketafweerschild.
Dat leidde tot onrust bij de Russen. Een operationeel Amerikaans raketschild zou hun wapens minder effectief of onbruikbaar maken. De reactie was niet een Russisch raketschild maar de ontwikkeling van wapens die deze verdediging ontwijken. Bijna twintig jaar later beschikt Rusland over de hypersonische raket Avangard en een nucleair aangedreven raket Boerevestnik met een naar verluidt vrijwel onbeperkte actieradius.
‘Verlagen’ van de inzetdrempel
De zoektocht naar wapens om de tegenstander af te troeven is natuurlijk zo oud als het bestaan van gewapende conflicten. In de loop van de Koude Oorlog en de periode daarna zien we het accent van die zoektocht steeds verschuiven. In de jaren 40 en 50 van de vorige eeuw troefden de grootmachten elkaar af met steeds zwaardere kernbommen. Naar schatting waren er ruim tweehonderd met gewone bommen afgeladen bommenwerpers nodig om de verwoesting van de kernbom op Hiroshima – ook wel ‘Little Boy’ genoemd – te evenaren. Toch verbleekt de kracht van die bom bij de zogenoemde ‘Tsar Bomba’ die de Sovjets in 1961 boven Nova Zembla testten. Deze was op zijn beurt ruim drieduizend keer krachtiger dan Little Boy en met een equivalent van 50 megaton TNT de krachtigste kunstmatige explosie ooit. “Gooi alle bommen uit de Tweede Wereldoorlog op een hoop, doe dat aantal keer tien en laat het een keer ontploffen. Dát is de kracht van de Tsar Bomba”, zegt Van der Meer.
Maar wanneer zet je zo’n extreem machtig wapen in? In welke situatie is zulke absurde vernietigingskracht gerechtvaardigd? “Na een decennium wapenwedloop krabden de verantwoordelijken zich achter de oren en stelden de vraag wat ze er eigenlijk mee moesten”, zegt Van der Meer. Na de Tsar Bomba zijn er geen krachtiger wapens ontwikkeld maar kwam de nadruk meer op aantallen te liggen. Dat leidde tot een al even zinloze wedloop. Op het hoogtepunt van de Koude Oorlog, midden jaren tachtig, beschikten Amerika en de Sovjet-Unie samen over 65.000 kernwapens. Ruim voldoende om elkaar van de wereldkaart te wissen.
Kernwapens hebben (gelukkig) een hoge inzetdrempel, ze dienen vooral ter afschrikking en zijn sinds de Tweede Wereldoorlog niet meer gebruikt in conflictsituaties. Maar wat als je vrijwel zeker bent dat de tegenstander ze niet zal inzetten? Dat leidde tot de volgende bizarre stap in de wapenwedloop: een zoektocht naar verlaging van de inzetdrempel. “Aan het einde van de Koude Oorlog zagen we juist weer steeds kleinere (kern)wapens”, zegt Van der Meer. “Een wapen waarmee je een wijk van een stad platlegt is in zekere zin ‘geloofwaardiger’ dan een wapen waarmee je de hele stad van de kaart veegt. Feit is dat je hiermee wél sneller in een nucleair conflict terecht kan komen dat kan escaleren van één klein kernwapen naar veel groter nucleair geweld.”
Doorbreken van de cyclus
De nieuwe wapens van onder andere Rusland kun je scharen onder manieren om de inzetbaarheid van wapens geloofwaardig te houden. President Trump zegt tegen kernwapens te zijn, maar voegt daaraan toe dat het wel belangrijk is om er – zolang de wapens bestaan – meer van te hebben dan de tegenstander. Daarbij wijst hij naar China en zegt dat zij ook mee moeten doen met toekomstige verdragen over vermindering van het kernwapenarsenaal. China – met een arsenaal van zo’n driehonderd kernwapens – zegt dat Rusland en de VS eerst naar zichzelf moeten kijken, omdat ze over een veelvoud van China’s kernwapens beschikken. Zo blijft iedereen naar elkaar wijzen.
Het blijkt lastig om de cyclus naar steeds meer wapens te doorbreken. Van der Meer noemt Barack Obama (president van 2009 tot 2017) die aan het begin van zijn ambstermijn voor een kernwapenvrije wereld pleitte. Toch bleek ontwapening alleen al in zijn eigen land moeilijker dan verwacht. Voor het volledig afschaffen van de wapens kreeg hij de handen van de militaire machthebbers en de wapenindustrie niet op elkaar. Als alternatieve strategie koos hij voor het ‘moderniseren’ van de bestaande systemen, dan zouden er in ieder geval geen nieuwe wapens bijkomen. Onder de streep is Obama nu een van de presidenten die juist veel geld in kernwapens heeft gestopt.
De nucleaire verdragen zijn het belangrijkste middel om de wapenwedloop te doorbreken, volgens Van der Meer. “Je bent niet meteen van die wapens af, maar er gaat een ‘ontspannende’ werking vanuit. De betrokken landen waren bereid om bepaalde wapens weg te doen en elkaar daarop te controleren. Zo’n samenwerking wekt vertrouwen en remt de wapenwedloop.” Juist deze rem lijkt de laatste jaren juist steeds losser te komen.