Naar de content

De 'Maansteen van Drees'

Rijksmuseum via publiek domein

Voormalig premier Willem Drees kreeg op 9 oktober 1969 een steen afkomstig van de maan overhandigd. Meegebracht van de maanmissie van Armstrong en collega-astronauten in datzelfde jaar. Eind 2008 was de steen te bezichtigen in het Rijksmuseum te Amsterdam. Onderzoek wijst echter uit dat de steen helemaal niet van de maan komt.

De website van het Rijksmuseum in Amsterdam in oktober 2008:

“In (…) het Rijksmuseum is vanaf 7 oktober een van de oudste objecten uit de collectie van het museum te zien: een maansteen. De steen, afkomstig van de maan, is het belangrijkste onderdeel van het kunstproject ‘Fly me to the moon’ dat het Rotterdamse kunstenaarsduo Liesbeth Bik en Jos van der Pol in het museum presenteert. De (…) maansteen is voor het eerst voor een groot publiek te zien. De maansteen die in het project de hoofdrol speelt, werd in 1969 naar de aarde meegenomen na de eerste geslaagde landing op de maan tijdens een bemande ruimtevlucht. De drie bemanningsleden van Apollo 11 bezochten nog datzelfde jaar Nederland. Bij deze gelegenheid gaf de Amerikaanse ambassadeur de maansteen cadeau aan voormalig premier Willem Drees Sr.

De ‘maansteen’.

Rijksmuseum via publiek domein

Aldus het Rijksmuseum. Apollo-11 was de beroemde, eerste maanlanding, op 20 juli 1969. In de 21 uur die NASA-astronauten Neil Armstrong en Buzz Aldrin op Mare Tranquillitatis verbleven, verzamelden zij 21,5 kg stenen en stof. Kort na terugkeer op aarde maakten de drie bemanningsleden van de Apollo-11 een wereldtournee waarbij zij ook Nederland aandeden. Op 9 oktober 1969 was het gezelschap in het RAI-congrescentrum in Amsterdam. De toenmalige Amerikaanse ambassadeur, J. William Middendorf II, schonk bij die gelegenheid de ‘maansteen’ aan Minister van Staat Willem Drees Sr. Later schonken de erven Drees het object aan het Rijksmuseum.

Natuurkundige en ruimtevaartondernemer Arno Wielders zag de steen tijdens de expositie ‘Fly me to the moon’ in 2008 en rook onraad. Hij belde met een bevriende maansteencurator bij de NASA en wat bleek: bij hen was niets bekend over deze steen. Geïntrigeerd nam Arno contact op met Wim van Westrenen van de Vrije Universiteit en samen met Arno en Wim kon ik het corpus delicti begin 2009 in het laboratorium van het Rijksmuseum bekijken. Was de foto op de website bij de tentoonstelling nog niet erg duidelijk, hier bleek onmiddellijk dat de ‘maansteen’ nep was. Die vlotte conclusie was niet moeilijk te trekken.

Gesteenten van het maanoppervlak zijn er maar in drie, goed herkenbare soorten: basaltlava’s (de donkergrijze ‘Maria’ van de maan), intrusieve dieptegesteenten variërend van dioriet tot anorthosiet (de lichtgekleurde en dichtbekraterde ‘hooglanden’), en stof en breccies van beide vorige types, als producten van het 4,5 miljard jaar durende meteorietbombardement waaraan het maanoppervlak heeft blootgestaan. Drees’ ‘maansteen’ daarentegen bestond uit roestrode tot zwarte jaspis, kryptokristallijne kiezel dus. Een radiolariet, diepzeekiezel, was mijn eerste reactie, want die kende ik nog van Cyprus.

Microscopische opnamen van het slijpplaatje, in doorvallend, gepolariseerd licht. Links: Op een oppervlak van ca. 4,3 bij 5,4 mm (schaalbalk is 0,5 mm lang) zien we in de lichte, overstraalde delen een matrix van kleine (kwarts)kristallen, tot ca. 20 micrometer (0,02 mm) groot. De bruine partijen bestaan ook uit kwarts, maar zijn geïmpregneerd met Fe-(hydr)oxide —roest— en bevatten een goed bewaard rasterwerk van oorspronkelijke houtcellen. De zwarte materie van de celwanden bestaat waarschijnlijk deels uit zeer fijnkorrelige magnetiet (zie ook volgende afbeelding) en vermoedelijk ook uit koolstof. De structuur is waarschijnlijk ontstaan door gedeeltelijke rotting van het oorspronkelijke hout, gevolgd door verkiezeling. Rechts: Detailopname van de vaatstructuur, ca. 0,35 bij 0,43 mm. Schaalbalk 0,1 mm.

Met toestemming

Enige tijd later gaf het Rijksmuseum —inmiddels voldoende overtuigd— ons toestemming om een scherfje van de steen te verwijderen voor nader onderzoek. Van een deel van de scherf lieten wij een ‘pdd’ maken, een glad gepolijst, maar niet afgedekt slijpplaatje. Een ander stukje bewaarden we voor de elektronenmicroscoop (SEM). Het slijpplaatje werd eerst in doorvallend licht bekeken met de polarisatiemicroscoop. Daar zagen we voor het eerst het zwarte rasterwerk dat ons aan de structuur van houtcellen deed denken. De houtresten zijn steeds bruin, door impregnatie met roest. Gaten in de houtstructuur, opgevuld met heldere kwarts, zijn waarschijnlijk een gevolg van rotting voorafgaand aan de verkiezeling.

Vervolgens legden we dezelfde pdd onder de bundel van de elektronenmicrosonde en kregen een beeld van de elektronen die van het oppervlak werden teruggestrooid. De helderheid van het zwart-wit beeld varieert daarbij met het atoomnummer van de elementen in het preparaat; hoe zwaarder het element, des te groter de verstrooiing en des te lichter het beeld. In onderstaande afbeeldingen is de vaatstructuur duidelijk te zien, mede dankzij minuscule partikeltjes van waarschijnlijk magnetiet (Fe3O4) langs de vaatwanden. Het relatief zware ijzer zorgt voor het oplichten van de structuur.

‘Backscattered electron image’ van een oppervlak van ca. 1 bij 1,4 mm. De schaalbalk is 0,1 mm lang. Donkergrijze vlekken links en midden zijn met kwarts gevulde roestvrije en houtvrije rottingsgaten in de houtstructuur. De lichter grijze delen bevatten de roestige impregnatie – vanwege hun ijzergehalte is de gereflecteerde electronenintensiteit daarin wat hoger. Binnen deze houtresten ziet men de wanden van iets lichter getinte houtcellen die een doorsnede van ca. 0,03 mm hebben. De celwanden zijn bezet met zeer fijnkorrelige (~1 micrometer) deeltjes ijzeroxide, waarschijnlijk magnetiet, te zien als minuscule witte stipjes.

Met toestemming

Een röntgenspectrum van een deeloppervlakje van de pdd geeft een indruk van de chemische samenstelling; silicium en zuurstof zijn de hoofdelementen, met ondergeschikte hoeveelheden ijzer, natrium, magnesium en aluminium.

Microscopische opnamen van het slijpplaatje, in doorvallend, gepolariseerd licht.

Met toestemming

Met de SEM bekeken we tenslotte het oorspronkelijke oppervlak van de scherf, en een vers breukvlak. Op het oude oppervlak (afbeelding linksonder) zie je de vaatwanden van de houtcellen in reliëf uitsteken. Het verse breukvlak ((afbeelding rechtsonder) bestaat uit een mozaïek van idiomorfe, zeszijdige kwartskristalletjes, 10 tot 20 micrometer groot, gecoat door roesthuidjes.

SEM-opnamen, met schaalbalk van 0,1 mm. Links het oorspronkelijk oppervlak van het monster. Behalve idiomorfe kwartskristalletjes steken wanden van houtcellen boven het oppervlak uit. Rechts een oppervlak van een vers breukvlak, met een mozaïek van idiomorfe kwartskristalletjes, onder en rechts deels bedekt met roesthuidjes.

Met toestemming

Drees’ ‘maansteen’ bestaat dus uit verkiezeld hout. De kans dat dát van de maan komt is nul. In Nederland bezit alleen het museum Boerhaave in Leiden ‘echt’ maanstof van de Apollo-11 en -17 vluchten, twee minuscule steentjes en stofjes, in glas gegoten en door toenmalig president Nixon aan koningin Juliana geschonken. Een derde stukje maansteen van de Apollo-17 missie, in bruikleen van de NASA, is te zien in SpaceExpo in Noordwijk. NASA heeft laten weten dat ‘no way’ de Amerikaanse ambassadeur een stuk maansteen van ongeveer een ons al enkele maanden na de eerste landing weggegeven zou kunnen hebben.

Er bestaan nog verschillende raadsels rond deze steen. Eén ervan is waarom de ambassadeur de steen destijds aan Drees senior gaf, die immers in 1969 al elf jaar uit het ambt van minister-president was. Een andere kwestie is natuurlijk de ware herkomst van de steen. J. William Middendorf, nog in leven en daarover geraadpleegd, liet weten dat de betrokkenen die dat zouden kunnen weten helaas al overleden zijn. Een gokje: het Petrified Forest van Arizona? Dat is 225 miljoen jaar oud, uit de Triasperiode. Hoe dan ook, deze steen, die als curiositeit in bezit blijft van het Rijksmuseum, zal vast nog steeds het oudste object van het museum zijn!

Met dank aan Wim Lustenhouwer en Saskia Kars voor respectievelijk de opnamen met elektronenmicrosonde en SEM. Dit artikel is overgenomen uit Gea 43 (3): 77-79.

Zie ook:

Dit artikel is een publicatie van Gea