De vetzuren uit vette vis staan in de belangstelling als mogelijke behandeling voor stoornissen in de hersenontwikkeling. Hersenwetenschapper Kim van Elst van het UMC Utrecht bekeek of een dieet rijk aan omega-3 kan helpen bij autisme. Een eenduidig antwoord is daar nog niet op te geven, blijkt uit haar promotie-onderzoek.
Soms gaat er iets mis in de ontwikkeling van de hersenen, wat kan leiden tot een stoornis als schizofrenie, bipolaire stoornis, autisme of ADHD. Een vraag die hersenwetenschappers bezighoudt is of supplementen met omega-3 vetzuren soelaas bieden. Niet om de aandoeningen te genezen, maar om sommige symptomen te verzachten.
Iemand die daar antwoord op probeert te vinden is Kim van Elst. Tijdens haar promotie-onderzoek aan het UMC in Utrecht keek zij of meervoudig onverzadigde vetzuren in het dieet een rol spelen bij het ontstaan en de behandeling van autisme. De vetzuren waar het om draait zijn omega-3 en omega-6. Omega-3 zit in noten en vette vis als zalm en makreel. Omega-6 zit vooral in plantaardige oliën. Van Elst deed meerdere studies bij muizen en mensen, maar kan achteraf niet overtuigd zeggen dat omega-3 positief uitpakt bij autisme.
Gevoelige periode
Het aantal mensen met autisme groeit. Voeding kan daar mee te maken hebben, denkt Van Elst. De aandoening wordt nu eerder en beter herkend dan vroeger, maar dat verklaart niet alles. Er zijn andere oorzaken in het spel waarover deskundigen nog discussiëren, zoals luchtvervuiling en kankerverwekkende stoffen.
Of nog een mogelijkheid: te weinig van bepaalde vetzuren in de voeding. Door het westerse dieet met veel plantaardig vet is de balans tussen omega-3 en omega-6 verschoven. Naar verhouding eten we nu waarschijnlijk veel meer omega-6 en iets minder omega-3 dan vroeger.
De huidige opvatting is dat de balans tussen omega-6 en omega-3 van belang is voor een goede hersenontwikkeling. “In mensen is vooral het laatste trimester van de zwangerschap en het eerste halfjaar na de geboorte een belangrijk moment”, vertelt Van Elst. Dit is een gevoelige periode, waarin de hersenen van het kind veel omega-3 opnemen. In de baarmoeder krijgt een foetus zijn vetzuren via de placenta vanuit het dieet en de voorraad van de moeder. Na de geboorte krijgt een baby vetzuren binnen via borst- of flesvoeding. Het idee is dus dat de voeding van de moeder de hersenontwikkeling van het kind kan beïnvloeden.
Supplement populair
“Er zijn goede aanwijzingen voor een verband tussen vetzuren en autisme”, legt Van Elst uit. In eerdere studies werd bijvoorbeeld minder omega-3 gevonden in bloed van mensen met autisme. Patiënten gebruiken daarom vaak een omega-3 voedingssupplement, ook al is het niet bekend of het werkt en of ze überhaupt een tekort hebben.
Van Elst vond in haar eigen studie bij 230 Italiaanse patiënten geen sterk afwijkende bloedwaardes. Hoe zit dat? “Het is lastig hier een conclusie aan te verbinden. We wisten helaas niks van de voeding van onze patiënten.” In Italië eten mensen wellicht vaker een mediterraan dieet met vette vis en veel olijfolie, waar redelijk wat omega-3 in zit. Bovendien nemen sommige mensen misschien al wel omega-3 supplementen en zijn de bloedwaarde daarom normaal. “Sowieso wil je dus eerst uitzoeken of een patiënt wel afwijkende omega-3 waarden heeft alvorens een supplement aan te raden.”
Achterstand in ontwikkeling
In een tweede studie experimenteerde Van Elst met verschillende diëten in muizen met en zonder autisme. Er was een groep zwangere muizen die een dieet kreeg met een normale balans tussen omega-3 en -6. De tweede groep at naar verhouding veel omega-6. De laatste groep kreeg naar verhouding juist veel omega-3 te eten. Na de geboorte gingen de jonkies door op hetzelfde dieet als hun moeder. Was er een verschil in hun ontwikkeling?
Opmerkelijk genoeg remde een omega-3 verrijkt dieet de ontwikkeling. Van Elst: “Zowel de gezonde als de autistische muizen bleven op een dieet van veel omega-3 achter in groei.” Ze waren lichter, korter en kwamen later in de puberteit dan muizen op een ander dieet. Het omega-3 dieet voorkwam ook geen autistisch gedrag. De groep muizen die veel omega-6 had bleef overigens ook achter in lichaamsgroei.
Helemaal afschrijven dan maar, die vetzuren? Nee, zegt Van Elst. Haar muizen kregen elke dag in de baarmoeder en elke dag na de geboorte extra omega-3. “Misschien gaven wij een te grote dosis, of gingen we te lang door. Teveel is nooit goed. Misschien zijn het alleen specifieke periodes waarin er grote behoefte is aan omega-3 vetzuren.” Dat is de volgende stap om uit te zoeken. “We weten eerlijk gezegd op dit moment nog niet of vetzuren iets gaan uitmaken bij autisme.”