In de Nederlanden gingen in de late Middeleeuwen nogal wat mythologische verhalen over de Trojaanse oorlog rond. Door historici zijn ze lang afgedaan als bizarre historische uitwassen en werden ze vaak genegeerd. Neerlandica Wilma Keesman (UvA) onderzocht deze Troje-sagen in de Nederlanden. Zij ontdekte waarom het zo belangrijk was, niet alleen voor vorsten van die tijd maar zelfs voor complete steden, om een link met een Trojaanse held te hebben.
De Trojaanse oorlog is een van de belangrijkste gebeurtenissen in de Griekse mythologie. Het beroemdste verslag ervan – hoewel pas eeuwen later opgeschreven – is de Illias van de Griekse schrijver Homerus (ca. 800 v.Chr. – ca. 750 v.Chr.). De oorlog begon volgens Homerus met een twist tussen de goden. De oude Grieken zagen de Trojaanse Oorlog als het einde van de mythologische tijd en het begin van de historie. Een echte oergebeurtenis dus.
Om hun beschavingsniveau en machtspositie te legitimeren verzonnen veel machtige steden uit de oudheid voor zichzelf een mythologische link met een van de helden uit deze oorlog. Het belangrijkste voorbeeld is dat van de Romeinse dichter Vergilius, die een verhaal schreef waaruit bleek dat de Trojaanse held Aeneas na de oorlog een lange reis maakte om uiteindelijk in Italië te landen, waar zijn nakomelingen de stad Rome stichtten.
Maar ook toen de klassieke oudheid al lang voorbij was, gebruikten Europese vorsten en steden, naar goed Romeins voorbeeld, een mythologische link met de Trojanen om hun machtspositie te legitimeren. Veel geschiedenissen openden daarom met de val van deze stad en de daarop volgende avonturen van een eigen Trojaanse stamvader.
Ook in de Nederlanden gebeurde dat volop. Zo voerde hertog Jan I van Brabant (die van het biermerk) rond 1270 in een aantal genealogieën zijn eigen stamboom, via Karel de Grote en de Merovingische koningen, terug op Trojaans bloed.
Bloedlijntjes zoeken
In de Middeleeuwen werd de Trojaanse oorlog gezien als allesbehalve een mythe. Het was een historisch feit, maar de middeleeuwers hadden – door de sterke invloed van het christelijk geloof – bepaald een andere opvatting van de geschiedenis dan wij tegenwoordig hebben. De geschiedenis werd uitgelegd als de opeenvolging van vier wereldrijken, te weten het Babylonische rijk, het Medisch-Perzische rijk, het Grieks-Macedonische rijk en het Romeinse Rijk, waarvan de laatste het belangrijkste was. In het Romeinse Rijk werd immers Jezus Christus geboren.
Troje was – via Aeneas – als de moederstad van Rome aangewezen en moest de moederstad zijn voor iedereen die dat voorbeeld wilde volgen. De Merovingische koningen – Karel de Grote en ook de latere keizers van het Heilig Roomse Rijk – zagen allemaal hun rijk als opvolging van het machtige, maar ten onder gegane Romeinse Rijk. Er was dus nogal wat aangelegen om een bloedlijntje met een Trojaanse held te hebben. Trojaans bloed betekende van oudsher uitverkiezing, soevereiniteit en de hoogste wereldlijke macht. Hertog Jan wilde zijn macht legitimeren en mogelijk zelfs een aanspraak doen op de Heilig Roomse keizerskroon (die van 1246 tot 1273 vacant was).
Uiteindelijk legde bijna heel Europa de eigen oorsprong in Troje. De Troje-sagen werden een van de eerste gezamenlijke Europese oorsprongsgeschiedenissen. Zo waren alle Europeanen, de vorsten voorop, als Trojanen een uitverkoren volk. De door God gezonden culturele overwinnaars van de barbaarse toestand waarin Europa zich ooit bevond.
Kwetsbare traditie
Dat helpt te verklaren waarom de Troje-mythen ook in de Nederlanden zo populair waren. De Trojaanse oorlog was het eerste niet-religieuze onderwerp waarvoor de beginnende drukpers in de Nederlanden gebruikt werd. De vele herdrukken geven aan hoe gretig de verhalen aftrek vonden. De oude Brabantse Troje-sage werd nog tot in de zestiende eeuw verspreid. Deze belangstelling voor Troje was vaak direct verbonden met de eigen herkomst uit de stad. Want ook steden legitimeerden hun machtspositie met een beroep op Troje. Zoals Brugge, dat zichzelf op één lijn met Rome en andere Trojaanse dochterssteden plaatste.
Om te concurreren met de Brabantse machthebbers en de over Holland regerende Bourgondische koningen, creëerden de Hollandse graven in de vijftiende eeuw hun eigen Troje-sage. De Hollandse graven zouden direct van de Merovingers afstammen, die weer een bloedlijn met Troje hadden. Van het Hollandse volk werd eerder juist al gekscherend gezegd dat ze afstamden van de door Brutus – een achterkleinzoon van Aeneas en de eerste legendarische koning van Groot-Brittannië – verjaagde reuzen.
Door de politieke versnippering en bijbehorende machtsstrijd deden in de Nederlanden zelfs meer Troje-sagen de ronde dan in omringende landen, aldus promovenda Wilma Keesman in haar proefschrift. Juist de veelheid aan Nederlandse sagen maakte de Troje-traditie hier kwetsbaar. Drukkers waren selectief; het drukken van kleine, lokale Troje-sagen, was economisch riskanter en gebeurde dus niet. Verhalen werden gecombineerd en door de Nederlandse Opstand en centralisatiepolitiek verdween de oorspronkelijke betekenis van de mythen langzaam uit zicht.