Naar de content

De Groningse opstand

Waarom hebben achterlanden het zo moeilijk?

Ondanks haar kostbare aardgasbel, is Noord-Oost Groningen de armste regio van Nederland. Maar ook wereldwijd geldt dat hoe verder je bed van de hoofdstad staat, hoe groter de kans dat je opgroeit in een regio met een economische achterstand. Hoe komt dat nou?

De protesten in Noord-Oost Groningen zijn momenteel ‘hot’. De Groningers zijn boos over de aardbevingen en bodemdaling die de gasboringen van de Nederlandse Aardolie Maatschappij veroorzaken. En dat terwijl ze nauwelijks verdiend hebben aan datzelfde gas. De bevolking krimpt er zelfs, omdat veel jongeren wegtrekken op zoek naar werk in de Randstad.

Wie de statistieken en kaarten van de VN en de Wereldbank checkt kan zich voorstellen dat de Groningers flink wat lotgenoten hebben in andere regio’s die vanaf de hoofdstad bezien aan de rand liggen.

Hoewel dergelijke rand- of periferie gebieden relatief vaak kostbare grondstoffen en metalen bezitten, behoren ze doorgaans tot de armste gebieden van de wereld. De gebieden in hun land waar zich de grote stad of grote steden concentreren – in Nederland de Randstad – zijn juist vaak de rijkste. Hoe verklaren sociale wetenschappers die verschillen eigenlijk?

Magneeteffect

Volgens veel economen en geografen moeten we daarvoor de geschiedenis induiken. Zo liggen metropolen meestal in gebieden die zich op een bepaald moment sneller begonnen te ontwikkelen dan de rest van het land, vaak geholpen door een gunstige geografische ligging. De (zee)haven van Amsterdam speelde een cruciale rol in de ontwikkeling van Nederlands grootste stad, bijvoorbeeld. De vondst van goud deed met Johannesburg in Zuid-Afrika hetzelfde.

De gecreëerde werkgelegenheid en welvaart in deze gebieden trok weer nieuwe mensen en bedrijven aan. Deze positieve vicieuze cirkel leidde tot het ontstaan van megasteden met flinke achterlanden: metropolen.

Enerzijds hadden deze metropolen vaak een belangrijke voortrekkersfunctie voor de staat waarin ze lagen of waarin ze zouden komen te liggen; neem bijvoorbeeld Berlijn. Duitslands hoofdstad ligt in het vroegere Pruisen, het economisch en militair gezien meest succesvolle staatje van een gebied dat zich later onder Pruise leiding verenigde tot Duitsland.

Maar tegelijkertijd creëerde de groei van metropolen ongelijkheden. De nabijheid van een metropool kon het zelfs lastiger maken voor steden in randgebieden om te groeien, omdat nationale bedrijven zich liever vestigden in de al hoogst succesvolle metropool.

Inhalige regering?

Dit verklaart alleen nog niet waarom randgebieden dan niet massaal een vergelijkbare periode van stormachtige economische groei en agglomeratie doormaken tegen de tijd dat zij op kostbare grondstoffen of op een ander economisch voordeeltje stuiten. Of in elk geval vaak niet dusdanig snel groeien dat ze de metropool serieus gaan beconcurreren.

“Nou, dat lijkt me wel duidelijk”, zou een aanhanger van het centrum-periferie model nu vast zeggen. “Omdat die inmiddels in een land liggen met een sterke staat.” Volgens deze theorie wil het centrum (lees: de regering in de metropool of in het metropolitische gebied) namelijk vooral zelf rijk worden van de grondstoffen, metalen of andere kostbaarheden die hun periferieën herbergen.

Sterker nog, ze hebben de winsten daaruit nodig om de eigen bevolking te kunnen blijven voeden en hun economische dominantie te handhaven. Daardoor zien de randgebieden maar weinig geld of investeringen terug voor de door hun geleverde materialen of substanties. Hoewel oorspronkelijk vooral kolonies als periferieën golden, wordt deze theorie inmiddels ook wel gebruikt om de verschillen tussen metropolen en randgebieden uit te leggen.

In Groningen heeft de staat inderdaad de opbrengsten van de aardgasbel grotendeels ‘opgesnoept’. Zo stond Shell jarenlang een deel van de winst van de gaswinning af aan de Nederlandse regering via het Fonds Economische Structuurversterking, bestemd voor infrastructuur en kennisversterking. Slechts 1% daarvan ging naar Groningen, terwijl 88% in het westen besteed werd.

Ook Iraaks Koerdistan lijkt een schoolvoorbeeld van de centrum-periferie theorie. Onder Iraaks bestuur was dit gas- en olierijke gebied een van de armste van het land. Sinds het zo goed als zelfstandig is, is het een van de rijkste

04-07-2013, North Dakota, Verenigde Staten.

Flickr, Tim Evanson via CC BY-SA 2.0

De vrije markt redenering

Komt het dus door nationale regeringen dat randregio’s zich maar moeilijk ontwikkelen? Ja, zeggen ook vrije markt-economen. In tegenstelling tot de aanhangers van het centrum-periferie model zien zij echter niet een tekort, maar een teveel aan overheidssteun als hoofdprobleem.

Zoals de ontwikkeling van bijvoorbeeld China, India en Zuid-Korea laat zien, kan (meer) vrije markt en minder overheidsinterventie inderdaad economische groei bevorderen. Anderzijds is het lastig concurreren vanuit een achterstandspositie. De industrie van deze landen kon immers jarenlang op actieve overheidssteun rekenen.

In Noord-Oost Groningen bovendien zou een zich terugtrekkende nationale overheid niet garanderen dat de winsten dan wél ‘binnenshuis’ zouden blijven; de gaswinning wordt immers gedaan door (inter)nationale bedrijven. Ook zou de lokale overheid niet – zoals de staat nu doet – een winstaandeel kunnen eisen: overheidsbemoeienis is in dit model immers taboe.

Op het gebied van infrastructuurversterking kan een (geheel) vrije markt zelfs extra slecht uitpakken voor randregio’s, als hun (qua bevolkingsaantal kleinere) vraag geen aanbod van bedrijven oplevert. Zo leidde de privatisering van het Nederlandse treinverkeer ertoe dat de lang beloofde snelle Zuiderzeelijn tussen Groningen en Amsterdam nooit gerealiseerd werd. Terwijl volgens veel economen, maar ook veel politici, een goede infrastructuur juist meer werkgelegenheid en economische groei kan opleveren. Kortom, naast marktwerking blijft staatssteun belangrijk voor de economische ontwikkeling van een gebied.

Maar uit de ruif van staatssteun voor infrastructuur en andere voorzieningen ontvangen nou juist metropolen buitensporig vaak de vetste hapjes. Zelfs als we in aanmerking nemen dat die meer inwoners hebben. Zo wijst hoogleraar Regionale Arbeidsmarktanalyse Jouke van Dijk erop dat het overgrote deel van investeringen in wegen naar de Randstad gaat, wat de regering lang verdedigde door erop te wijzen dat die regio nou eenmaal het hoogste groeirendement heeft. Maar ook toen Noord-Brabant de Randstad vorig jaar voor het eerst voorbijstreefde als groeiregio bleef dat gedrag intact.

Tunnelvisie

Van Dijk wijt dit gedrag aan de positionaliteit van Haagse bestuurders. Doordat die in de Randstad zitten (en daar vaak ook geboren zijn) hebben ze een tunnelvisie ontwikkeld, waardoor ze vooral focussen op zaken die in de Randstad spelen, zelfs als het landelijke budgetten betreft. Het feit dat maar weinig politici de moeite nemen projecten te bezoeken in de provincie maakt het volgens Commissaris van de Koningin in Overijssel Anke Bijleveld nog lastiger hieruit te stappen. De miljarden die het vorige kabinet in achterstandswijken pompte lijken een voorbeeld van zo’n tunnelvisie. Het Vogelaarplan viel verkeerd in Noord-Oost Groningen, waar problemen zich juist op het platteland concentreren

Praatjes

Wie op sociale media rondneust of in de kroeg gaat zitten hoort nog weer een andere verklaring voor de achterstelling van Groningers: teveel bescheidenheid.

“Ik snap niet dat die Groningers nu pas in actie komen, wij demonstreren al als er een fietspoort dicht gaat,” zegt Jaap bijvoorbeeld vanuit café Vrijburght in Amsterdam. Op de Facebookpagina Groningers in opstand vind je soortgelijke reacties. “Randstedelingen hadden allang aan de bel getrokken.” Inderdaad gelden in veel landen grote stedelingen vaak als assertief of zelfs arrogant, wat sociologen wel wijten aan het feit dat je door ruimtegebrek en drukte meer voor jezelf moet opkomen.

Maar als er al zulke mentaliteitsverschillen bestaan, dan lijken ‘periferiërs’ hun achterstand snel in te halen: volgens onderzoek van TNO klagen ze inmiddels meer dan Randstedelingen. Misschien ook maar goed, want tam tam maken vergroot de kans dat je issue op de politieke agenda komt. Zo heeft het kabinet inmiddels toegezegd dat de gasboringen deels gaan stoppen en dat Noord-Oost Groningen ter compensatie van alle lasten 1 miljard euro krijgt. Maar voor veel Groningers is dat nog veel te weinig…

Bronnen:
  • Benneworth, P. (2004), ‘In what sense ‘regional development?’: entrepreneurship, underdevelopment and strong tradition in the periphery.’ Entrepreneurship & Regional Development: An International Journal. Volume 16, Issue 6
  • Blake,G.(2000) ‘Borderlands under Stress: Some Global Perspectives’, in M. Pratt and J. Brown (eds) Borderlands Under Stress, pp. 1–16.
  • Hastings D. and T. M. Wilson, (2013 ), Borderlands: Ethnographic Approaches to Security, Power, and Identity. University Press of America
  • Hospers, G.J., G.J. Hospers (2012), Krimpdorpen in een ‘global village’, Geografie, 21 (5), pp. 24-27
  • Van Amerom, M., (2004), ‘National sovereignty and transboundary protected areas in South Africa.’ Geojournal. 58: 265-273.
  • Van Dijk, J. (2012) ‘Politiek moet meer investeren in regio.’ Leeuwarder Courant, rubriek De Dagstelling, 28 augustus, p. 6
ReactiesReageer