Je leest:

De geboorte van de robot

De geboorte van de robot

Auteur: | 20 mei 2009

Een wereld zonder robots klinkt ontzettend ouderwets. Zou het je verbazen als je hoorde dat mechanische wezens al meer dan tweeduizend jaar oud zijn? Sinds de Griekse oudheid bouwen uitvinders al mechanische eenden, hanen en poppen. Deze automaten legden het grondwerk voor de robots zoals we die vandaag de dag kennen.

Een robot ontworpen door Leonardo da Vinci, met het mechaniek ernaast. Da Vinci is niet de eerste uitvinder uit de geschiedenis, maar zeker één van de meest bekende. Zijn ontwerptekeningen voor een robot in een middeleeuws Italiaans harnas zijn vandaag nog steeds inspiratie voor uitvinders.

Uitvinders vandaag de dag zijn heel verwend. Ze hoeven hun mechanieken alleen maar aan te sluiten op het stopcontact. De boel houdt zichzelf daarna wel draaiende. Dat was vroeger wel anders. Het leven van robotbouwers was voor de 20e eeuw dan ook niet gemakkelijk. Want hoe laat je een apparaat uit zichzelf bewegen als je geen kleine krachtbron tot je beschikking hebt? Eigenwijze uitvinders lieten zich daardoor niet uit het veld slaan. Ze bouwden automaten die ze in beweging brachten met alternatieve krachtbronnen.

Theeschenker

Automaten zijn objecten die uit zichzelf blijven werken als ze eenmaal in beweging zijn gezet. De meest bekende automaten zijn voorwerpen als klokken en horloges die werken dankzij een mechaniek van tandwieltjes en radertjes. Maar sommige uitvinders gingen verder dan een simpel klokje. Al in de vierde eeuw voor Christus beschreef Heron van Alexandrië mechanieken zoals een houten modelduif die bewoog op een stok. Deze automaten werden aangedreven door stromend water, vallende gewichtjes en stoom.

Rond dezelfde tijd begonnen Chinese uitvinders ook automaten te bouwen die op levende wezens leken. Gedurende duizend jaar lieten genieën uit het Oosten hun fantasie de vrije loop. Hun machines gingen van vissende otters tot hele orkesten die voor de keizers muziek maakten. En ze werkten allemaal op stromend water, stoom en radermechanieken.

Deze automatische eend is van de 18e eeuws uitvinder Jacques Vaucanson. De eend kan zijn nek buigen, flapperen met zijn vleugels en zelfs eten. Binnenin zat volgens Vaucanson een heel spijsverteringssysteem waarmee de eend het eten weer kon uitpoepen. Later bleek dat het eten werd opgevangen in de eend. De ‘poep’ werd voor een voorstelling in het achterste van de eend verstopt.

Aan het eind van het eerste millennium waaide de trend over naar Europa, en begon men ook hier automaten te bouwen. In de vijftiende eeuw werd de springveer uitgevonden. Dit bracht de automaat in een stroomversnelling. Eindelijk was er een manier om kleine, lichte bouwsels te laten bewegen zonder al het gedoe met stromend water en stoommachines. Een bekende automaat van de laatste paar honderd jaar is de poepende eend (zie afbeelding hierboven), maar ook de Japanse theeschenker was een groot succes.

Japanse uitvinders bouwden liever mechanische mensen dan dieren. Als deze karakuri pop uit de 19e eeuw een kopje thee in de handjes kreeg, droeg ze het kopje naar de gast. Pakte de gast het kopje aan dan stopte de automaat met bewegen. Zodra de drinker genoeg had gaf hij zijn kopje terug aan de pop. Het gewicht van het kopje zorgde dat de automaat een rondje draaide en terug liep naar de gastheer.

Robotbaby

Na een paar honderd jaar van radertjes en springveertjes diende de volgende doorbraak zich aan in de negentiende eeuw: elektriciteit. Met de komst van elektriciteit begon ook de trend van automaten langzaam te verschuiven. Waar uitvinders eerst lollige mechanische diertjes bouwden, zagen ze nu de mogelijkheid voor krachtige helpers. Elektriciteit gaf de automaten immers een kracht die de springveer nooit kon bieden. Deze nieuwe trend resulteerde uiteindelijk in een baanbrekend toneelstuk van de Tsjech Karel Čapek over mechanische helpers.

De term robot is voor het eerst genoemd in het toneelstuk R.U.R. (Rossum’s Universal Robots) uit 1920. De schrijver Karel Čapek beschreef in het stuk een maatschappij waarin de echte mens wordt bediend door harteloze, nagemaakte mensen. Čapek noemde de nagemaakte mensen robots, naar het Tsjechische woord robota wat dienaar of slavenarbeid betekent. Het toneelstuk was destijds uitermate populair. Niet alleen door het thema van mensvormige dienaren, maar ook door de afloop. De robots komen uiteindelijk in opstand en maken een einde aan het menselijk ras.

Čapeks toneelstuk was een inspiratiebron voor generaties van robotbouwers. Opeens leek de droom van een mechanische butler die nooit klaagde en met één hand de bank optilde om eronder te stofzuigen binnen handbereik. Andere science fiction schrijvers zoals Isaac Asimov werkten dit idee verder uit, inclusief het apocalyptische toekomstscenario.

Zo ver als de verhalen van Čapek en Asimov beschrijven zijn we nog niet gekomen. Robots staan nu vooral in de fabriek om saai lopendebandwerk te doen. De meest succesvolle robots voor in huis zijn robothondjes, robotmannetjes en zelfs robotbaby’s. We kunnen alleen maar afwachten waar de ontwikkeling van robots naartoe gaat. Maar één ding is zeker: de geschiedenis van de robot is na tweeduizend jaar nog lang niet ten einde.

Lees meer op Kennislink:

Dit artikel is een publicatie van NEMO Kennislink.
© NEMO Kennislink, sommige rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 20 mei 2009
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.