We vervangen gloeilampen door leds, isoleren onze huizen en zetten in op elektrische auto’s. Zulke goedbedoelde maatregelen leveren klimaattechnisch vaak veel minder op dan we hopen, zeggen milieueconomen. “De efficiëntie heeft vooral geleid tot meer output, niet tot minder input.”
De Eiffeltoren baadde in groen licht toen het klimaatverdrag van Parijs werd ondertekend. Milieu- en klimaateconoom Jeroen van den Bergh herinnert zich het beeld uit december 2015 nog goed. “Dat gebeurde natuurlijk met leds; met gloeilampen hadden ze het nooit gedaan. Veel te duur.”
De uitvinder van de technologie achter deze efficiënte leds, Shuji Nakamura, kreeg er een Nobelprijs voor en won er de Global Energy Prize mee. De led was immers zo’n tien keer zuiniger dan de gloeilamp, die zoveel warmte verliest dat hij in Europa al tien jaar is verboden. Goed voor het klimaat, zou je zeggen, maar de efficiëntie van de ledlamp leidt niet uitsluitend tot besparing, maar ook tot tomeloze verspilling. Naast de Eiffeltoren wordt inmiddels zo’n beetje elk monumentaal pand in Europese steden sfeervol uitgelicht, evenals tuinen, fonteinen en bomen. En of het nu gaat om speelgoed, schoenzolen, pennen, of reclameborden, je kunt het zo gek niet bedenken, of er zit wel zo’n goedkoop, energiezuinig ledje in.
Het is de keerzijde van technische innovaties die leiden tot efficiëntie: hoe zuiniger en goedkoper dingen worden, des te groter wordt de vraag ernaar. In de economie heet dit een reboundeffect en vormt het een van de grote hoofdbrekens van milieueconomen. Hoe werken dit soort reboundeffecten en wat kunnen we er tegen doen?
Meer steenkool
De Britse econoom William Stanley Jevons beschreef de schaduwzijde van technologische verbeteringen al in 1865. Door technische innovaties in stoommachines vergden allerlei productieprocessen plotseling veel minder steenkool. Hij merkte echter dat dit niet leidde tot een afname van de vraag naar kolen, maar juist tot een ruime verdubbeling ervan: doordat er minder kolen per product nodig waren, was het plotseling veel goedkoper en dus aantrekkelijker om die producten te produceren. Dit type reboundeffect (terugslageffect), dat een besparing minstens volledig tenietdoet, heet de Jevons-paradox, ook wel de efficiencyparadox genoemd. Niet alle indirecte effecten zijn zo extreem als deze, maar bijna alle maatregelen die leiden tot besparing, veroorzaken ook een zekere vorm van rebound als er niets wordt gedaan om ze te voorkomen.
Zo isoleren mensen hun huis om energie te besparen en hun CO2-voetafdruk te verminderen. Het scheelt bovendien geld, een win-winsituatie dus. Alleen gaat het daar snel fout, zegt Van den Bergh. “Mensen zijn niet erg rationeel, ze realiseren zich niet dat als ze na een paar jaar duizend euro extra op de bank hebben staan, ze dat vaak uitgeven aan zaken die niet klimaatvriendelijk zijn.”
Los daarvan blijken mensen hun stookgedrag aan te passen aan de nieuwe situatie, vertelt Reyer Gerlagh, hoogleraar Milieueconomie aan de Tilburg University. “Wie een slecht geïsoleerd huis heeft, gaat echt de zolder of slaapkamers niet warm stoken, want dan weet je dat de warmte zo door de ramen of het dak verdwijnt. Als het wel goed geïsoleerd is, vinden mensen het vaak wel prettig om door het huis te lopen zonder telkens die warmteovergangen te hebben.” Een recent onderzoek van de University of Cambridge liet precies dit zien: vijf jaar na isolatie van woningen in Engeland en Wales bleek de gasbesparing van die huishoudens alweer grotendeels verdwenen te zijn.
Zodra je erop gaat letten, zie je het overal, zegt Gerlagh. “Bestuurskundigen en ingenieurs beseffen dit vaak niet. Maak auto’s energie-efficiënter en mensen zullen er vaker en verder mee rijden. In de landbouw zien we precies hetzelfde. We schermen er altijd mee dat de Nederlandse landbouw de meest efficiënte ter wereld is. Dat is waar, maar die is ook ontzettend vervuilend. De efficiëntie heeft vooral geleid tot meer output, niet tot minder input.”
Motivatieverlies
Een ander onbedoeld effect van groene maatregelen is crowding out en betreft het psychologische effect van groen beleid. Dat kan ervoor zorgen dat mensen hun motivatie voor ‘groen’ gedrag verliezen, omdat ze vinden dat ze onderhand wel genoeg hebben gedaan. “Mijn elektrische auto is een mooi voorbeeld”, geeft Gerlagh toe. “Daar heb ik veel voor betaald en ik rijd ook nog op grotendeels hernieuwbare energie, dus hatsikidee, ik rijd nu veel meer dan twee jaar geleden. Ik snap wel dat dit slecht is vanwege het fijnstof dat van mijn banden komt, maar ik voel mij minder schuldig dan toen ik nog in een benzineauto reed. En dus rijd ik meer.”
Een effect dat op macroniveau roet in het eten gooit, noemt zijn collega Herman Vollebergh de Green Paradox. “Als wij in Europa fossiele brandstof uitfaseren, wordt de vraag ernaar in deze regio lager, waardoor in de rest van de wereld die brandstof juist weer goedkoper wordt. Dan zal de vraag naar die fossiele brandstoffen daar juist weer stijgen.”
De mate waarin dit soort reboundeffecten allerlei groene maatregelen tenietdoen, is lastig te zeggen, zegt Van den Bergh. “Causaliteit is vaak moeilijk te bewijzen. Het gaat om een hele kettingreactie aan zaken die je allemaal mee zou moeten nemen in een model om dit te berekenen. Dat is lastig empirisch te onderbouwen. Maar uit allerlei macrostudies blijkt wel dat rebound-, weglek- en andere effecten van klimaatmaatregelen op meer dan vijftig procent ligt.”
Beprijzing
Echt opbeurend is het allemaal niet, maar de milieueconomen zitten niet bij de pakken neer. Het klopt dat door energiebesparing in Europa het verbruik elders kan toenemen, maar Vollebergh vermoedt dat dit slechts een tijdelijk effect zal zijn. “Tussen 2000 en 2015 voerden we een Euronormenstelsel door voor de uitstoot van fijnstof door auto’s”, zegt de hoogleraar. “Die normen zijn steeds strenger geworden. Vervolgens zag je dat die normen ook voor andere landen steeds meer een vereiste werden. Die wilden ook graag een schonere lucht. Dus ook in China zijn die normen op een gegeven moment overgenomen.” Vollebergh vermoedt dat ook in het geval van CO2 -uitstoot de regio’s buiten Europa uiteindelijk de strengere regelgeving wel zullen volgen.
Gerlagh denkt dat beprijzing de beste manier is om reboundeffecten te voorkomen. Zo gebruikten we het afgelopen jaar een kwart minder energie dan in 2021 door de hoge gasprijzen. Sinds we moeten betalen voor plastic zakjes, nemen we vaker zelf een tas mee en de Londense binnenstad werd pas rustiger en schoner, toen autobestuurders congestion charge moesten betalen om het centrum in te mogen.
Het meest besproken voorbeeld van beprijzing is het Europese emissiehandelssysteem (ETS). Daarop bestond aanvankelijk veel kritiek, met name omdat de deelnemende landen hun industrie bij aanvang trakteerden op gratis emissierechten. Dit moest lidstaten over de streep trekken, maar was ook een substantiële subsidie aan vervuilende industrie. Verder mochten bedrijven hun uitstoot afkopen door geld te steken in maatregelen die goed voor het klimaat zouden zijn, zoals het onderhoud van bestaande Ierse bossen, of de bescherming van blauwe vinvissen die koolstof opslaan. Zulke ‘groene’ investeringen zorgen eerder voor het voortduren van de uitstoot dan dat ze emissies tegengaan. Volgens Gerlagh is de ETS anno 2023 wel strenger geworden. “Dat zie je terug in de hogere prijzen”, zegt hij. Gerlagh pleit voor duidelijke normen die strenger worden op de langere termijn, in combinatie met beprijzing op middellange termijn. “Een goed energielabel kun je verplichten voor huurhuizen. Tot die tijd kan de belasting op onroerend goed worden ingesteld op basis van het energielabel. Dat helpt emissies te reduceren en energiearmoede onder huurders te voorkomen.”
Ook Van den Bergh denkt dat beprijzing de beste manier is om reboundeffecten van efficiëntiebesparing zo veel mogelijk te beperken. “Door het beprijzen van fossiele energie word je meer gestimuleerd om te investeren in isolatie, maar je houdt er financieel minder aan over”, legt hij uit. “Bovendien wordt door beprijzing een vakantie naar Parijs duurder, zowel de reis als de CO2-intensieve toeristische activiteiten in de stad zelf. Dus het werkt aan alle kanten. Beprijzing is een systeeminstrument dat ervoor zorgt dat er geen lekkages zijn.”
Het draagvlak voor beprijzing is alleen niet altijd even groot. Het is makkelijk om te zeggen tegen klimaatverandering te zijn, maar afzien van goedkoop barbecuevlees is een heel ander verhaal. “In het begin is er altijd weerstand, want mensen houden niet van een overheid die ze vertelt dat ze iets niet mogen doen”, zegt Gerlagh. “Een vleestaks is niet voor iedereen een fijn vooruitzicht, maar dat het helpt om de klimaatveranderingen tegen te gaan, staat niet ter discussie.”