Naar de content

Conservatieve politici gebruiken eenvoudige taal

Nederlandse Overheid, vrijgegeven in het publieke domein

Progressieve politici gebruiken complexere zinnen dan conservatieve politici. Dat blijkt uit een analyse van ruim 380 duizend politieke speeches uit tien Europese landen. Eerder onderzoek onder Amerikaanse en Britse politici gaf eenzelfde verschil tussen progressief en conservatief taalgebruik.

29 maart 2019

Tijdens de Amerikaanse presidentsverkiezingen in 2016 kopte de Washington Post dat Trump ‘spreekt als een elfjarige’ (oorspronkelijke tekst: 5th-grader) terwijl andere politici op het niveau zaten van twaalf- tot veertienjarigen. Hoewel er vaker grappen worden gemaakt over Trumps infantiele taalgebruik, was deze uitspraak geen nattevingerwerk, maar gebaseerd op een taalkundige analyse van zijn redevoeringen. Bovendien werd de uitspraak ondersteund door een grootschalig onderzoek uit de jaren tachtig naar redevoeringen van Amerikaanse senatoren en Britse parlementariërs.

Dit grootschalige onderzoek werd destijds uitgevoerd door de Amerikaanse psycholoog Philip Tetlock. Voor het verschil dat hij vond in de taal van progressieven versus conservatieven zocht hij een verklaring in karaktereigenschappen. Zo zouden conservatieven een voorkeur hebben voor korte en niet-ambigue uitspraken, terwijl progressieven juist complexe zinnen verkiezen, waarmee ze meerdere invalshoeken kunnen belichten. Wetenschappers van de Universiteit van Amsterdam en University College Dublin onderzochten of dezelfde tegenstelling opgaat in Europese context. Ze publiceerden hun resultaten onlangs in het wetenschappelijke tijdschrift PLOS ONE.

Links versus rechts

Het Europese onderzoek bestond uit een analyse van 381.609 politieke speeches, van parlementariërs, minister-presidenten en partijleiders uit tien Europese landen uit de periode 1945-2015. Het onderzoek was in feite een replicatie van het eerdere Amerikaanse onderzoek. Er was echter een moeilijkheid. De tegenstelling conservatief versus progressief, die in de Amerikaanse context de belangrijkste splijtzwam vormt in het politieke landschap, heeft niet dezelfde betekenis in Europa.

Hier heb je behalve de sociaal-culturele dimensie conservatief-progressief, ook te maken met de economische dimensie links-rechts. Waar de eerste dimensie gaat over thema’s als migratie en milieu, gaat de tweede over de rol die de overheid speelt in de economie: politiek links is bijvoorbeeld voorstander van een minimumloon en de verzorgingsstaat, terwijl rechts zo weinig mogelijk staatsbemoeienis voorstaat. Zo zijn D66 en GroenLinks beide progressief, maar staat de eerste partij rechts van het midden en de tweede partij links van het midden. Het verwarrende is dat de begrippen conservatief-progressief en links-rechts ook nogal eens door elkaar worden gebruikt.

Leesbaarheidstest

Om de politieke speeches taalkundig te analyseren, werd in dit onderzoek gebruikgemaakt van de Flesch-Kincaid-leesbaarheidstest. Deze bepaalt de moeilijkheid van een tekst op basis van gemiddelde zinslengte en woordlengte. De wetenschappers laten zich in hun artikel overigens niet uit over de leesbaarheid van de speeches, maar stellen op basis van de test vast hoe complex de taal van de spreker is. Complexe taal betekent in dit geval dat er lange zinnen en lange woorden worden gebruikt. De test is vergelijkbaar met Flesch-Douma, die speciaal voor het Nederlands is ontwikkeld, en andere taalspecifieke tests.

Flesch-Kincaid is in het verleden al veel gebruikt om de taal van politici te analyseren. Juist voor het vergelijken van grote aantallen toespraken is hij goed te gebruiken, omdat je de computer automatisch de teksten kunt laten analyseren. De Italiaanse taalkundige Marta Degani gebruikte Flesch-Kincaid bijvoorbeeld om aan te tonen dat de taal van Donald Trump minder complex is dan die van Hillary Clinton.

De onderzoekers uit Amsterdam en Dublin vonden ook hier duidelijke verschillen tussen conservatieve en progressieve politici. Zo scoorden de conservatieven Geert Wilders en Jimmie Akesson (Zweden) beduidend lager op taalkundige complexiteit dan de progressieven Joschka Fischer (Duitsland) en Nick Clegg (Engeland).

Schoonvelde e.a. 2019

Conservatief rechts

De dimensie links-rechts leverde echter geen eenduidig beeld op in complexiteit van het taalgebruik. Dit was in overeenstemming met wat de onderzoekers hadden verwacht, omdat eerdere studies geen verband hebben gevonden tussen deze economische dimensie en persoonlijkheidskenmerken van kiezers, die op hun beurt iets zeggen over het taalgebruik. Voor de sociaal-culturele dimensie zijn wel dergelijke verbanden aangetoond. Zo staan progressieven over het algemeen meer open voor creativiteit, vernieuwing en diversiteit en is de levensstijl van conservatieven conventioneel, ordelijk en netjes. Toch twijfelen de onderzoekers of een direct verband met persoonlijkheidskenmerken van progressieve en conservatieve politici wel bestaat. Het is immers net zo goed mogelijk, zo stellen zij, dat conservatieve politici strategisch simpelere taal inzetten om hun kiezers beter te bedienen.

En hoe zit het nou met de taal van de grote winnaar van de laatste provinciale verkiezingen, Thierry Baudet? Zijn partij staat aan de conservatief-rechtse kant, maar de zinnen in zijn overwinningsspeech waren soms behoorlijk lang. De eerste auteur van het artikel, Martijn Schoonvelde, zegt hierover in een reactie per mail: “Helaas zit Thierry Baudet niet in onze dataset – ons onderzoek eindigt voordat Baudet in de Tweede Kamer plaatsnam – en hebben we zijn speeches niet systematisch geanalyseerd, maar het lijkt er inderdaad op dat hij een voorliefde heeft voor meer complex taalgebruik. Misschien is hij een uitzondering op onze bevindingen, maar toekomstig onderzoek zal dat moeten uitwijzen.”

Bronnen:
  • Schoonvelde M, Brosius A, Schumacher G, Bakker BN (2019), Liberals lecture, conservatives communicate: Analyzing complexity and ideology in 381,609 political speeches. PLoS ONE 14(2): e0208450.
  • Sigelman L., Presidential inaugurals: The modernization of a genre. Political Communication, 13(1):81–92, 1996.
  • Tetlock P., Pre- to postelection shifts in presidential rhetoric: Impression management or cognitive adjustment. Journal of Personality and Social Psychology, 41(2):207–212, 1981.
  • Degani M., Endangered intellect: a case study of Clinton vs Trump campaign discourse. Iperstoria, 131–145, 2016.
ReactiesReageer