Naar de content

Clichés over genocidedaders

wikimedia commons

Hoe en waarom gaan mensen soms over tot massamoord op anderen, omdat zij tot een ander ras, geloof of volk behoren? Vaak zeggen historici en sociologen dat vooral ‘de omstandigheden’ alles bepalend zijn. Gedwongen door de situatie kunnen ook ‘jij en ik’ een kampbeul zijn. ‘Een van de grote clichés van deze tijd, zegt Abram de Swaan in zijn nieuwe boek Compartimenten van vernietiging.

In 1963 volgde de Joodse filosofe en journaliste Hannah Arendt in Jeruzalem de rechtszitting tegen nazi-misdadiger Adolf Eichmann. Een ding viel haar in het bijzonder op aan de terechtstaande verantwoordelijke voor de Holocaust: wat een onbeduidend, nietszeggend mannetje was die Eichmann eigenlijk.

In haar verslag, met de beroemd geworden ondertitel Een verslag over de banaliteit van het kwaad, beschreef Arendt hem als een doodgewone burgerman, gewend om bevelen op te volgen en niet om zelf al te veel na te denken. Eichmann was dan mede-verantwoordelijk voor de de massavernietiging op de joden tijdens de Tweede Wereldoorlog, aan zijn karakter was niets bijzonders te ontdekken.

Die beschrijving paste in haar tijd. In de jaren vijftig werd de nazimentaliteit belachelijk gemaakt met de ironische slogan Befehl ist Befehl. De daders van de Holocaust werd vooral verweten dat ze volgzaam en gewetenloos orders opvolgden, en willens en wetens miljoenen joden de dood injoegen. Gewone ‘banale’ mannen, die door omstandigheden gruwelijke dingen deden. Eichmann was er volgens Arendt één van. Maar zelfs in 1963 waren er al bewijzen dat Eichmann alles was behalve een ‘banale’ bureaucraat die enkel bevelen opvolgde. Hij stond bekend als een van de meest fanatieke jodenjagers van het naziregime.

Dag en nacht werkte Eichmann door om de logistiek rond de Endlösung der Judenfrage zo soepel en efficiënt mogelijk te laten verlopen. Arendt viel voor de verdedigingstechniek die veel nazi’s na de oorlog hanteerden: het afschuiven van persoonlijke verantwoordelijkheid door te verwijzen naar bevelen van hogerhand. Eichmann deed zich alleen maar voor als een ‘normale’ man die orders opvolgde. Op deze manier hadden veel daders van de Holocaust eerder strafvermindering gekregen.

Maar Arendt’s Banaliteit van het kwaad werd een regelrechte bestseller. Adolf Eichmann als belichaming van de gezichtloze, gedachteloze moordenaar bleef bij het grote publiek hangen. Voor het plegen van genocide was volgens Arendt geen bijzondere moordzuchtige persoonlijkheid nodig. Als deze saaie burgerman een geïndustrialiseerde massamoord kan plegen, dan is misschien wel iedereen tot eenzelfde kwaad in staat.

Elektrische schokken

Ook in 1963 publiceerde de Amerikaanse psycholoog Stanley Milgram de resultaten van zijn geruchtmakende onderzoek waarbij vrijwilligers ‘elektrische schokken’ moesten toedienen aan een ‘student’, in werkelijkheid een acteur, telkens wanneer die een fout maakte in het reproduceren van woordcombinaties die hij uit zijn hoofd had moeten leren. Een kleine meerderheid van de deelnemers ging door met het opvoeren van het voltage van de schokken, ondanks steeds harder geschreeuw van de acteur. Simpelweg omdat de onderzoeker, een autoriteit in een witte jas, het ze opdroeg.

De combinatie en popularisering van het werk van Arendt en Milgram, later aangevuld met talloze andere studies leidde tot een nog altijd populaire manier van denken over genociden: potentieel zijn alle mensen genocidale daders, ze hebben alleen nooit in een situatie verkeerd waarin dat zou blijken. In de juiste omstandigheden zouden ook ‘u en ik’ een kampbeul kunnen zijn, wordt vaak gezegd. Vele schrijvers en historici hebben met behulp van Arendt en Milgram geprobeerd de Holocaust en andere genociden te verklaren.

Het psychologische experiment van Stanly Milgram wilde aantonen hoe ver gewone mensen zouden gaan met het toedienen van elektrische schokken aan een ‘student’, onder sturing en verantwoordelijkheid van een autoriteit. Een kleine meerderheid ging door met het opvoeren van de schokken tot een dodelijk voltage.

wikimedia commons

Maar het is ook een cliché vol met verborgen aannames en vreemde gedachtekronkels, stelt socioloog Abram de Swaan nu in zijn nieuwe boek Compartimenten van vernietiging. Ruim een derde van de vrijwilligers van Milgram weigerde op een zeker moment sterkere schokken tot te dienen en kozen ze daar heel bewust voor. Is het dan niet vreemd dat Milgram slechts één conclusie trok? Namelijk dat het vooral de situatie was, niet de persoonlijkheid, die bepalend was of iemand doorging met het toedienen van de schokken?

Onderzoek naar daders van genocide is moeilijk, geeft De Swaan direct toe. Tijdens de misdaad hebben buitenstaanders geen toegang tot de daders en achteraf hebben ze er het grootste belang bij hun daden te verbergen en de waarheid te verdraaien. Maar een goed sociologisch onderzoek naar daders van genocide is nog nooit uitgevoerd, schrijft De Swaan. In de sociologie en psychologie moeten mensen begrepen worden in de context van de specifieke situatie waarin zij zich bevinden én in termen van hun individuele persoonlijkheid. Maar voor genocide-daders gaat dit blijkbaar niet op. Wat we denken te weten van de daders van genociden hangt daarom al te vaak van clichés aan elkaar.

“Hoezo? Ik heb heel veel keuzes.”

In Compartimenten van Vernietiging doet De Swaan een poging om hieraan voorbij te gaan. Centraal bij vrijwel elke genocide staat het psychologische proces van ‘compartimentalisering’; het in- en uitsluiten van bepaalde groepen of individuen. Compartimentalisering moet als eerste begrepen worden, wil je ook maar iets zinnigs kunnen zeggen over het ontstaan en verloop van genociden en de handelswijze van daders. De Swaan beschijft in detail hoe dit proces in verschillende genociden, zoals de Holocaust, maar ook de genocide door het schrikbewind van de Rode Khmer in Cambodja en die in Rwanda, in zijn werk ging.

Schedels van slachtoffers van de Rwandese genocide van 1994 in Nyamata.

wikimedia commons

Zijn onderwerp is en blijft gevoelig, en dat beseft De Swaan heel goed. Compartimenten van Vernietiging is namelijk een boek over daders, massamoordenaars zelfs. Maar dat wil niet zeggen dat het niet op dezelfde manier onderzocht kan en moet worden als andere verschijnselen in de sociologie.

Zeer sterk, meeslepend en op een opvallend nuchtere manier ontkracht De Swaan oude verklaringsmodellen, zoals bij het Milgram-experiment: ‘De ‘onderzoeker’ prest zijn deelnemer om door te gaan met de schokken en zegt: “U heeft geen keus.” De man antwoordt: “Hoezo? Ik heb heel veel keuzes.” En hij stopt. Een gewoon mens, “net als u en ik”, weigerde onder dezelfde omstandigheden een ander mens leed toe te brengen.’

De Swaan stelt heel veel nieuwe vragen over zijn onderzoeksobject. Maar een definitief antwoord komt er niet, waarschuwt hij al in de inleiding. Want elke vraag leidt weer tot nieuwe vragen, sommige vragen moeten open blijven, en er bestaan alleen maar ongemakkelijke antwoorden. Evengoed is dit een indrukwekkend en belangrijk boek.

Abram de Swaan, Compartimenten van vernietiging. Over genocidale regimes en hun daders. (Uitgeverij Prometheus, 2014)