Naar de content

Broodje hotdog, maar wel met varkensvlees

Waarom we sommige dieren wel eten en andere niet

Een hotdog in een papieren bakje.
Een hotdog in een papieren bakje.
Unsplash via Andersen Jensen

Een caviabiefstuk of broodje puppyham vind je in Nederland nergens op de menukaart. Waarom eten we dan wel varkens maar bijvoorbeeld geen honden? Met de intelligentie van het dier heeft het in ieder geval weinig te maken.

Varkens zijn slimme dieren die qua cognitieve vermogens niet onderdoen voor honden.

Het Familievarken

Toen de Zuid-Koreaanse stad Pyeongchang in 2018 onderdak bood aan de Olympische Winterspelen, werden restaurants in de wijde omtrek door de autoriteiten opgeroepen geen hondenvlees te serveren. De stad zou volstromen met toeristen uit alle windstreken, die mogelijk aanstoot zouden nemen aan de lokale gebruiken. In Zuid-Korea is hond namelijk een delicatesse. Ongeveer een miljoen honden worden jaarlijks gedood om ze op te eten. En inderdaad, de Nederlandse schaatser Jan Blokhuijsen veroorzaakte een relletje door de Koreanen erop te wijzen dat ze honden beter moeten behandelen. De meeste horeca-eigenaars weigerden overigens om gerechten met hond van de kaart te halen.

Veel mensen die walgen van het doodmaken van honden voor vleesconsumptie zijn mensen die zelf varken, koe, lam en kip eten. Met name varkens zijn slimme dieren, die qua cognitieve vermogens niet onderdoen voor honden en soms zelfs intelligenter blijken. Waarom eten Nederlanders en andere westerlingen dan wel varken, maar geen hond?

Slimme dieren

Britse onderzoekers vroegen zich in 2016 ook af waarom westerlingen verontwaardigd zijn over hondenvlees, maar zich comfortabel voelen bij varkensvlees. Ze testten in hoeverre Amerikanen de veronderstelde intelligentie van een dier gebruiken om te oordelen over de morele status. Hoe hoger de morele status, hoe meer we vinden dat een dier beschermd moet worden tegen pijn en ander leed. De deelnemers kregen beschrijvingen te lezen over verschillende fictieve diersoorten, de een intelligenter dan de ander. Daarna volgden vragen als ‘is het oké om dit dier op te eten?’. Een slim dier opeten doe je niet, dat is moreel onjuist, vonden de meeste deelnemers, ongeacht of ze vlees aten of niet.

In een vervolgexperiment kregen ze informatie over de intelligentie van een varken, tapir en een fictioneel beest. Bij die laatste twee lieten de deelnemers intelligentie meewegen in hun beslissing om het dier te willen eten. Maar in het geval van het varken, een dier dat zij zelf gewend waren te eten, speelde intelligentie opeens geen rol meer. Tegen een speklapje hadden deze Amerikanen geen morele bezwaren.

Mensen zeggen dus wel dat ze intelligentie belangrijk vinden in de keuze om een dier wel of niet op te eten, maar die informatie gebruiken ze flexibel. Kwam het op hun eigen vleeskeuze aan, dan schoven de deelnemers informatie over cognitieve vermogens terzijde. Als vlees ‘persoonlijk’ wordt, doet de geest van het dier er opeens een stuk minder toe, concludeerden de onderzoekers.

Logisch nadenken

In de ethiek start de vraag of dieren moreel meetellen vaak bij rationele argumenten, stelt Franck Meijboom, die als ethicus van mens-dierinteracties verbonden is aan de Universiteit Utrecht. Een van die argumenten is dat wij als mensen dieren kunnen schaden, bijvoorbeeld door ze op te eten, zeker als ze pijn kunnen lijden. In dat opzicht wordt zowel een varken als een kip oppeuzelen problematisch. Beide soorten leiden immers een sociaal leven en kunnen pijn en plezier ervaren. “Tot een jaar of twintig geleden zeiden we nog: vissen kun je wel eten, die voelen niks”, licht Meijboom toe. “Inmiddels zijn wetenschappers het erover eens dat vissen ook pijn kunnen voelen. Bij insecten wordt het wat ingewikkelder. Of ze pijn voelen is nog onduidelijk, maar bijen vertonen bijvoorbeeld wel uitgebreid sociaal en complex gedrag. Dat gedrag is misschien wel genoeg om ook te spreken van morele status bij insecten.”

Ga je aan de hand van cognitieve argumenten redeneren welk dier je wel en niet mag eten, dan wordt het al snel arbitrair, volgens Meijboom. “Een vis is minder slim dan een varken. Je zou rationeel dus kunnen zeggen dat, als je moet kiezen, je een vis minder schaadt door hem te doden dan een varken. Maar dat verklaart voor geen meter waarom we in Nederland bij honden zeggen ‘no way, daar moet met je handen van af blijven’, terwijl we miljoenen varkens houden voor de slacht.” Wil je verklaren waarom westerlingen karbonades eten en geen puppyham? Dan ben je niet meer bezig op het niveau van cognitieve eigenschappen van het dier, maar met de relatie die mensen hebben met dieren. En die is een stuk minder logisch.

Dieren in categorieën

De Amerikaanse psycholoog Hal Herzog probeert in zijn bekende boek ‘We aaien ze, we haten ze, we eten ze’ de paradoxen in onze houding tegenover dieren te verklaren. Zoölogen classificeren organismen op basis van hun evolutionaire geschiedenis, schrijft hij. Zo bevinden honden en hyena’s zich in de evolutionaire stamboom op dezelfde grote tak van de carnivoren. De rest van de mensheid deelt dieren op in andere categorieën, willekeuriger, gebaseerd op de rollen die ze in ons leven spelen.

“Voor dieren kennen we verschillende indelingen, op basis van waar we ze tegenkomen”, zegt Meijboom. “Dit dier is een varken, dus dat zetten we in de categorie ‘productiedier’. Dit dier is een hond, die komt in de categorie ‘huisdier’, ook al is de hond in cognitieve zin dus niet anders dan een varken.” Dieren die in de categorie ‘huisdier’ belanden zijn de gelukkigen, die beschermen we tegen verwerking tot worstje.

Cultuur speelt een belangrijke rol in de manier waarop mensen die indeling maken. Mensen eten geen dieren die ze verafschuwen of waar ze van houden. Neem insecten. Tegen ongewervelde dieren als spinnen, kevers en wormen kijken westerlingen doorgaans aan met een mengeling van angst, antipathie en weerzin, beschrijft Herzog. Ongedierte. In Japan spelen kinderen daarentegen met neushoornkevers en houden ze krekels en glimwormen in kooien, als huisdiertjes. Hindoes en moslims eten geen honden omdat ze de dieren eerder zien als ongedierte, terwijl de hond bij westerlingen wordt behandeld als lid van het gezin.

Deel van de cultuur is ook religie. Varkensvlees is voor zowel joden als moslims taboe. Hindoes in India vereren koeien in plaats van ze op te eten. “Typisch voor het westen en de christelijke traditie is dat we geen specifieke spijswetten hebben”, zegt Meijboom. Op vlees van katten, honden of kanariepietjes bestaat geen taboe, maar omdat ze onder de huisdieren vallen, eten we ze niet.

Stoofpot met hondenvlees in een Koreaans restaurant.

Wikimedia Commons via Rhett Sutphin, CC BY 2.0

Hond als gezinslid en gerecht

De categorieën ‘proefdier’, ‘huisdier’ en ‘productiedier’ bestaan naast elkaar. “Wat je nu steeds vaker ziet gebeuren is dat ze door elkaar gaan lopen”, aldus Meijboom. In Korea kan een puppy gezinslid zijn, maar ook in het avondeten worden verwerkt. De Chinezen prikken het vaakst een vorkje hond, meer dan tien miljoen per jaar. Net als in Korea zijn er in China fokkerijen speciaal voor vleeshonden. “Tegelijkertijd gaat als gevolg van verstedelijking de uitgave aan honden als huisdieren omhoog, inclusief kleertjes en trimsalons.” Die vermenging proberen mensen wel tegen te gaan. In Korea zijn vleeshonden doorgaans kortharige, groot uitgevallen honden met een gele vacht, die niet als huisdier worden gehouden of verkocht.

Hoe zit het eigenlijk met de cavia? In Zuid-Amerikaanse landen als Peru en Ecuador likken mensen hun vingers erbij af, letterlijk, want geroosterde cavia eet je het makkelijkst kluivend. Cavia’s worden niet als huisdier beschouwd, in tegenstelling tot bij ons. Nederlanders eten het harige diertje weer niet, al ligt de verorbering ervan dicht tegen onze eigen gebruiken aan. Hier eten we tenslotte konijn. Waarom wel konijn? Meijboom: “Het heeft er ook mee te maken dat er van konijnen veel voorhanden zijn en er een lange traditie bestaat van de jacht op konijnen en hazen. Een konijn als huisdier houden is relatief nieuw.”

Verschillende rollen voor verschillende diersoorten, het is de vraag hoe wenselijk die categorieën nog zijn. Ze beginnen te verschuiven, volgens Meijboom. “Mensen die om hun eigen hond geven zien op televisie hoe we met varkens omgaan en vinden dat lastig. Sommige mensen zeggen: ‘als ik goed voor mijn hond zorg, dan ook voor varkens, die moeten een beter leven krijgen’. Andere mensen zitten op de lijn ‘ik zou mijn hond nooit opeten, daar is hij niet voor bedoeld en een varken ook niet’. De indeling die we eerder maakten gaat steeds meer schuren.”

Bronnen
  • Hal Herzog, We aaien ze, we haten ze, we eten ze, Uitgeverij Ten Have 2011