Naar de content

Bronstijdboeren werkten generaties lang samen

Koen van der Velden

West-Friese boeren in de bronstijd waren een stuk honkvaster dan gedacht. Boeren woonden generaties lang bij elkaar in hetzelfde gebied en zorgden als gemeenschap voor de gezamenlijke afwatering. Dit blijkt uit promotieonderzoek van Wouter Roessingh.

14 december 2018

Rechts Wouter Roessingh tijdens opgravingen in 2017: “Ik schaaf een vlak op, om archeologische sporen beter zichtbaar te maken.”

Wouter Roessingh

Boerderijen in het zuiden van Nederland lagen tijdens de midden- en late bronstijd (1500-800 v. Chr.) ver uit elkaar en de boeren bleven maar kort op één plek. In West-Friesland daarentegen woonden boeren dichter bij elkaar maar hoe lang ze bleven wisten archeologen nog niet. Wouter Roessingh heeft uitgezocht wat zich in West-Friesland heeft afgespeeld. Met zijn promotieonderzoek laat hij zien dat de boeren generaties lang in dorpjes bij elkaar woonden én dat ze die gezamenlijk onderhielden.

Oude data

Roessingh heeft tijdens zijn onderzoek naar West-Friese nederzettingen gekeken hoe boerderijen, akkers en grafvelden ten opzichte van elkaar lagen. Hierbij gebruikte hij data uit de vorige eeuw. Voordat de ruilverkaveling zou beginnen aan het einde van de jaren zeventig, vond er namelijk nog snel archeologisch veldonderzoek plaats in West-Friesland. De tijd en de middelen waren toen beperkt waardoor de onderzoeksresultaten nooit volledig waren uitgewerkt. De aannames die de archeologen toen maakten konden ook nooit getoetst worden, aangezien er lange tijd weinig archeologisch onderzoek plaatsvond in West-Friesland.

Roessingh is werkzaam als archeoloog en had voorafgaand aan zijn onderzoek al het idee dat er iets niet klopte met deze aannames. “Tijdens een opgraving in Enkhuizen, in 2009, vonden we een dorp, terwijl er volgens de modellen uit de jaren zeventig geen bewoning mogelijk zou kunnen zijn op die locatie. Bronstijdbewoners zouden alleen op de hoge delen van West-Friesland hun boerderijen hebben gebouwd, omdat de rest te nat zou zijn. De geschiedenis bleek complexer en ik wilde hier meer over weten.” Roessingh heeft nu alle oude data op een rijtje gezet en geanalyseerd. Dit levert een paar vernieuwende inzichten op.

Onderzoeksgebied van promovendus Wouter Roessingh: het gebied waar de meeste nederzettingen uit de bronstijd zijn gevonden.

Wouter Roessingh

Wouter Roessingh tijdens bronstijd-onderzoek in Enkhuizen, 2009

Wouter Roessingh

Verkeerde aannames

Veel mensen denken vaak dat het westen van Nederland in de prehistorie één groot moerasgebied was, maar tot aan het einde van bronstijd is niets minder waard. “Het was een redelijk vlak gebied met zoetwatermeren in het oosten en veel bossen vol met grote wilde beesten zoals bruine beren en elanden. Hun botten zijn hier teruggevonden en zo goed bewaard gebleven in de klei, dat we nu met isotopen-onderzoek kunnen zien waar ze vandaan kwamen”, legt Roessingh uit. Vanwege de goede conservatieomstandigheden van de West-Friese bodem zijn er nergens in Europa botten, maar ook landschappen, zo goed bewaard gebleven als hier.

Tijdens zijn vergelijkende onderzoek kwam Roessingh erachter dat zijn eigen aannames ook wel eens onbewust waren gestoeld op moderne beeldvorming. “Een persoonlijke eye-opener was dat ik onbewust het beeld van een erf, afgebakend met palen of slootjes, toepaste op de bronstijd. Maar deze vorm van een erf is pas later ontstaan. We vonden veel greppels uit de bronstijd maar konden geen individuele erven reconstrueren. Nu blijkt dat de greppels een gezamenlijke functie hadden. Ze waren soms wel honderden meters lang en vormden de grens en het afwateringssysteem van alle erven samen, van de hele nederzetting.”

Naast de onverwachte lengte van de greppels heeft hun bestaan nog een nieuw en opvallend inzicht opgeleverd, vertelt de archeoloog: “Het graven van deze greppels in de stugge grond is een enorme klus geweest. Dit impliceert dat de bewoners samen de greppels gegraven en onderhouden moeten hebben.”

Foto van een greppelbundel op de vindplaats Enkhuizen- Kadijken uit de bronstijd (naar: Roessing & Lohof 2011, 136, afb. 4.76). “Deze greppelbundel kon over een afstand van ten minste 460 meter worden gevolgd. De bundel bestaat uit verschillende greppels die diverse malen naast elkaar gegraven zijn. De oude greppel kon dan direct met de grond uit de nieuwe greppel worden opgevuld en zo ontstonden brede bundels.”

Wouter Roessingh

Gestapeld landschap

In West-Friesland bleken de boeren, tegen alle eerdere verwachtingen in, generaties lang op dezelfde plek te blijven wonen. Roessingh zag een ‘gestapeld landschap’ terug in de data, van meerdere boerderijen en greppels die in de loop van de tijd op ongeveer dezelfde plek werden gebouwd en gegraven.

“Bij Bovenkarspel zijn wel honderd boerderijen teruggevonden uit de periode 1500 – 1100 voor Christus. We weten alleen nog steeds niet hoe lang zo’n boerderij meeging. We gaan nu uit van een jaar of vijfentwintig. Dat betekent dat er in die vierhonderd jaar ongeveer zes boerderijen tegelijk werden bewoond. Maar we hebben nog niet alle grenzen van het dorp, dus het kunnen er ook meer zijn geweest.”

Roessingh heeft de plattegronden van totaal 125 boerderijen geanalyseerd. Opvallend is dat ze allemaal gebouwd waren met de korte zijden op het oosten en het westen. Waarom dat zo is kan de archeoloog niet verklaren. “Uit gewoonte? Of omdat de overwegend westenwind er dan lekker doorheen kan waaien? We weten het niet.”

Bedrijfsgedeelte

De boerderijen waren lang, zo’n vijftien tot negentien meter, en zes meter breed. Er zijn echter geen sporen van verschillende ruimtes, stallen of vuurplaatsen terug te vinden in de grondsporen van de boerderijen. Toch denkt Roessingh dat er wel degelijk een bedrijfsdeel in de boerderij was. “De oude aanname is dat alleen de aanwezigheid van extra palen op stallen kan wijzen, maar ik zag op alle plattegronden een onderbreking van de greppel aan de korte oostzijde van het huis. Ik denk dat hier de ingang was voor het vee en eventuele karren. Ze konden zo makkelijker de boerderijen binnengaan dan via een plank over de greppel aan de westzijde.”

Schematische weergave van een West-Friese boerderij uit de bronstijd. Legenda: a) binnenstijlen, b) ingangsstijlen, c) binnenconstructie, d) wandstaken e) huisgreppel. De huisgreppel zorgde voor de afwatering van de boerderij. Wouter Roessingh

Archeoloog Luc Amkreutz, conservator prehistorie van het Rijksmuseum van Oudheden en niet betrokken bij het onderzoek, vindt dit een plausibele aanname. “Maar je zou dat willen testen door te kijken of er andere aanwijzingen zijn, bijvoorbeeld de aanwezigheid van veel fosfaat uit mest in de bodem van dat deel van de boerderij.” Hij is in ieder geval blij met het onderzoek, omdat er nog een schat aan informatie schuilgaat achter opgravingen die op de plank liggen.

“Inhoudelijk is het een relevante studie omdat Roessingh integraal naar een stuk bewoningsgeschiedenis kijkt. De nederzettingen, akkers, percelen, graven en vroege waterbouwkunde worden in samenhang gezien en door de tijd gevolgd. Opvallend is daarbij dat er sprake is van een sterke gemeenschapszin en de inzet van een hele woongemeenschap bij het bouwen van nieuwe boerderijen en het aanleggen van bijvoorbeeld sloten. Dat maakt het een gepland landschap.”

Open gemeenschap

Roessings onderzoek valt onder het onderzoeksproject Farmers of the Coast over West-Friesland, waarin ook de botten van runderen die de boeren hier hielden, zijn onderzocht. De rundveestapel bleek verre van lokaal te zijn. “De runderen kwamen deels van de zandgronden zoals Brabant, Limburg en Oost Nederland.”

Door dit ondezoeksproject weten we ook dat bronstijdbewoners leefden van veeteelt, het verbouwden van gewassen zoals emmertarwe, gerst en lijnzaad, de jacht en visserij en het verzamelen van wilde planten en vruchten. In de boerderijen woonden ongeveer vijftien tot twintig familieleden bij elkaar, samen met hun vee. Dit waren ongeveer vijf runderen, drie varkens en tien geiten of schapen.

De boerderijen samen vormden kleine nederzettingen. “Deze nederzettingen waren verre van gesloten. Tijdens opgravingen in West-Friesland vonden we veel werktuigen gemaakt van vuursteen dat afkomstig is uit Scandinavië, brons uit Engeland, luxe goederen zoals keramiek en sieraden uit Duitsland en Denemarken en ga zo maar door.”

In de loop van de midden-bronstijd zag Roessingh een duidelijke verandering in de indeling van de dorpjes. Vanaf 1000 voor Christus gaan de mensen in clusters wonen, waarschijnlijk op terpen, en graven ze diepere greppels voor de afwatering. Aan het einde van de bronstijd, rond 800 voor Christus, trekken de mensen weg uit West-Friesland. Roessingh: “Er vond een klimatologische crisis plaats. De meren in het oosten stroomden vol door een andere afwatering van de Vecht en de zeespiegel steeg. Het landschap werd steeds natter en uiteindelijk verlieten veel mensen het gebied.” Vanaf dan begint onze beeldvorming over een moerrassig Holland te kloppen.

Bron

Wouter Roessingh, Dynamiek in beeld. Onderzoek van Westfriese nederzettingen in de bronstijd (Promotie Universiteit Leiden, 13 december 2018). Het onderzoek is onderdeel van het door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek gesubsidieerde onderzoeksproject Farmers of the Coast.

ReactiesReageer