Op 23 augustus 2018 was het vierhonderd jaar geleden dat de beroemde schrijver Bredero overleed. Ter herdenking stelde neerlandicus Jeroen Jansen een tentoonstelling en een wandeltocht samen. Hiervoor putte hij uit eigen onderzoek.
Hij was een ras-Amsterdammer en vergelijkbaar met André Hazes, koning van het levenslied. Jong en oud, chique of volks, iedereen was dol op het werk van Gerbrand Adriaenszoon Bredero (1585-1618). Deze schrijver van liedjes, gedichten en toneelstukken stierf totaal onverwachts en met nog volop schrijfplannen op 23 augustus 1618, slechts 33 jaar oud.
Om dit niet ongemerkt voorbij te laten gaan heeft Neerlandicus Jeroen Jansen (Universiteit van Amsterdam) met studenten een kleine tentoonstelling ingericht over Bredero’s leven, zijn werk en de waardering die de schrijver daarvoor kreeg, tot aan onze tijd toe. Jansen doet al jaren onderzoek naar Bredero, wat ook terug te zien is in zijn objectkeuzes voor deze tentoonstelling bij de Bijzondere Collecties in het Allard Pierson Museum. NEMO Kennislink loopt met hem mee langs de vitrines.
Leuke stemmetjes
Wanneer je de kleine tentoonstellingsruimte binnenkomt, staan er drie vitrines met oude boeken en prenten. Aan een wand hangen posters van Bredero’s toneelvoorstellingen uit de vorige eeuw. Op het eerste gezicht misschien miniem, maar de tentoonstelling is niet compleet zonder de bijbehorende apps, volgens Jansen.
“De app is tegelijkertijd een audiotour bij de tentoonstelling. Naast extra informatie wordt Bredero’s werk gezongen op muziek en voorgedragen met leuke stemmen, waaronder die van mijzelf, wat het werk echt tot leven brengt. En alle items uit de app kun je in het onderwijs blijven gebruiken, nadat de tentoonstelling is afgelopen.”
Er is ook een app met een wandeling langs Bredero-locaties, die eindigt bij de Bijzondere Collecties in het Allard Pierson Museum. De tentoonstelling heeft zo een extra lage drempel: het is gratis en je kunt gewoon binnenlopen om even tot rust te komen en extra informatie te krijgen over Bredero.
Onderzoek
Jansen bestudeert op dit moment Bredero’s jeugdvriend en uitgever Cornelis Lodewijcksz vander Plasse (1585-1641). Dit is ook terug te vinden in de tentoonstelling, waar Vander Plasse een belangrijke rol speelt. De eerste uitgave van de Klucht van de Molenaar uit 1618 is daar een voorbeeld van. Jansen onderzoekt wat de relatie is tussen deze uitgave van stadgenoot Niclaes Verberg en de uitgave van Vander Plasse een jaar later.
“In de zeventiende eeuw had je nog geen copyright. Deze klucht is als eerste uitgegeven door Verberg en die nam het niet zo nauw. Waar Bredero’s vaste uitgever Vander Plasse heel nauwkeurig was met het weergeven van Bredero’s teksten en ze exact weergaf zoals de schrijver het bedoeld had, liet Verberg passages weg en zette het dialect minder sterk aan. Uit brieven blijkt dat Van der Plasse woedend was over de slordige uitgave en terecht, want juist Bredero’s taalgebruik máákte de teksten.”
Vander Plasse was dus niet kwaad vanwege het jatwerk; dat was gangbaar en deed hij zelf ook. Voor zijn verzamelde toneelstukken, Alle de spelen uit 1638, gebruikte hij de titelgravures van een Rotterdamse uitgever en zette daar zijn eigen naam in.
Vriendschap
We weten weinig over Bredero als persoon en wat we weten hebben we grotendeels te danken aan de verzamelwoede en toewijding van zijn jeugdvriend. Jansen: “Meer dan de helft van het werk dat we nu bezitten heeft Vander Plasse na Bredero’s dood uitgegeven. Hier voegde hij ook brieven aan toe, zodat we iets meer weten over Bredero’s leven. Zo was hij bijvoorbeeld vaak verliefd en altijd op rijke of sociaal hooggeplaatste, dus onbereikbare vrouwen. Zijn aanzoeken lopen steeds op niets uit, dat is wel treurig.”
Bredero schreef ook veel over de liefde, een populair onderwerp uit die tijd. Boekjes met wijze liefdeslessen – niet vanuit persoonlijke ervaring maar eeuwenoude clichés -, liedboekjes en toneelstukken. Deze boekjes vonden gretig aftrek. De liedboekjes bijvoorbeeld, zo klein dat ze in je zak pasten, verkochten zo goed, dat Bredero zelf geen exemplaar te pakken kreeg. “Dit exemplaar uit 1621 was al de vierde druk, van de eerdere drukken is er geen een bewaard gebleven.”
Slechte schilder
Bredero mocht dan populair en – met name in Amsterdam – beroemd zijn, rijk was hij allerminst en de begeerde vrouwen gingen aan zijn neus voorbij. Met schrijven verdiende je namelijk weinig tot niets in de zeventiende eeuw. Jansen: “Als auteur verdiende je alleen geld als je je werk opdroeg aan een rijk persoon of in opdracht schreef van iemand met geld. De opbrengsten van de entreekaartjes van toneelstukken gingen naar het goede doel.”
Waarschijnlijk verdiende Bredero zijn geld met schilderen, wat zijn eigenlijke beroep was. Omdat hij alleen nauwelijks als schilder genoemd werd in zijn tijd en er niets van hem bewaard is gebleven, denkt Jansen dat hij niet meer dan een dertien-in-dozijn schilder kan zijn geweest. Leuk is dan weer wel dat er schilderijen zijn gemaakt met Bredero’s werk als onderwerp, zoals Moortje, waarvan een kopie te zien is.
Alledaagse problemen
Bredero is zo beroemd geworden, omdat hij een vernieuwend schrijver was, volgens Jansen. Geen hoogdravende klassieken, maar gesprekken tussen volkse mensen, vaak sterk overdreven en in dialect, over alledaagse herkenbare problemen kwamen bij hem voor het eerst aan de orde. “Bredero schreef veel korte, grappige kluchten. Hij heeft ook geprobeerd op een hoger niveau komisch toneel te maken, zoals de Spaanse Brabander uit 1617, maar ook hierbij gaat het over gewone mensen en hun levens. Wat betreft de plotlijnen zijn de stukken niet zo bijzonder, maar wel vanwege al die personages die iets over zichzelf en hun dagelijkse leven wilden vertellen.”
De mensen vonden het prachtig. Tot 1610 moest je lid zijn van de rederijkerskamer, een soort centrum voor kunst en wetenschappen, om toneelstukken te kunnen bekijken. Maar vanaf het moment dat de deuren voor iedereen opengingen, liep het storm, volgens Jansen. “Een kaartje kostte 2,5 stuiver, dat was ook voor armere mensen te betalen. In 1616 verdiende het toneel ruim tweeduizend gulden voor het goede doel, wat ongelofelijk veel geld was in die tijd.”
In 1618 stierf Bredero onverwachts. In een van zijn lijkdichten, gedichten die werden opgedragen aan een overledene, staat dat hij ‘plots ter aarde stortte’. Omdat er geen verdachte omstandigheden waren rond zijn dood, denkt Jansen aan hartfalen, maar de meningen zijn hierover verdeeld. Er zijn in ieder geval 26 lijkdichten voor hem geschreven, iets wat uitzonderlijk veel was. “Vander Plasse moet actief hebben gelobbyd om al deze lijkdichten bij elkaar te krijgen. Vervolgens heeft hij ze uitgeven, om zijn vriend extra in de markt te zetten. Dat is gelukt, want Bredero’s werk bleef populair.”
Luisteren
Zoals gezegd verkochten ook zijn liedjes als zoete koek. In die tijd was het normaal dat liedboekjes werden gevuld met werk van verschillende auteurs. Dat Bredero al op zo’n jonge leeftijd een liedboekje kon uitgeven met alleen maar eigen werk, was opmerkelijk voor die tijd. “Zijn ‘boertige’ liedjes in dialect waren bedoeld om te lachen en gaan ook over alledaagse mensen. Ze waren populair in alle lagen van de bevolking. Van de elite tot aan mensen die niet konden lezen, maar wel volop meezongen. De teksten waren wel nieuw, maar de melodieën waren algemeen bekend.”
Met deze tentoonstelling en de bijbehorende app met informatie en liedjes wil Jansen mensen vooral laten genieten van Bredero’s taalgebruik. “Het is bloemrijk, hij gebruikt nieuwe woorden, dialect. Het is het belangrijkste wat we nu nog hebben én wat Bredero zo bijzonder maakt. En eigenlijk moet je Bredero niet lezen maar horen, dan merk je pas hoeveel beeldrijker zijn werk is opzichte van dat van andere schrijvers uit zijn tijd. Hoe mooi die taal heeft geklonken, dat is de ultieme kracht van Bredero.”