
Een groep archeologen en aardwetenschappers heeft een begraven dennenbos ontdekt uit de tijd van de rendierjagers. Het gaat om 160 omgewaaide dennenbomen van een kleine 13.000 jaar oud.
De bomen kwamen aan het licht bij graafwerkzaamheden op landgoed Den Treek in Leusden, vlakbij Amersfoort. Ze lagen op een oppervlakte van een kwart hectare, in een veenlaag op bijna twee meter diepte.
Jos Bazelmans, archeoloog bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed in Amersfoort ontdekte het oerbos toen hij samen met Ronald van Balen van de Vrije Universiteit Amsterdam en Jeroen Schokker van de Geologische Dienst van TNO poolshoogte aan het nemen was bij de graafwerkzaamheden. “We zagen een brokje hout in het veen zitten”, vertelt van Balen. “Jos was de eerste van ons drieën die er van overtuigd was dat het geen verdwaalde boomwortel was of iets dergelijks.” Uiteindelijk leidde dit kleine stukje hout tot de vondst van de dennen.

IJzige kou
Het bos ontstond aan het einde van de Allerød-periode, blijkt uit de aardlaag waar de bomen in lagen. Dat is een kort, relatief warm en nat tijdsinterval aan het einde van de laatste ijstijd. Nederland leek destijds op een poolwoestijn, die langzaam maar zeker weer begroeid raakte – eerst met dwergberken, daarna met dennen. “Ook van die dwergberken zijn nog sporen aangetroffen in het veen”, vertelt Bazelmans.
Voor zover bekend is pas één keer eerder een bos uit het Allerød in Nederland ontdekt, in 1960, in de buurt van Tilburg. Er was toen echter geen gelegenheid om vervolgonderzoek te doen.
Meteen na het Allerød kreeg Nederland nog één ijzig koude periode (de Jonge Dryas) te verduren, voordat het warme Holoceen aanbrak waar we nu in zitten. De kou trad binnen een paar jaar in, en zou ruim duizend jaar aanhouden. De dennenbomen stierven af aan het begin van deze periode, waarschijnlijk omdat ze niet bestand waren tegen de droogte en de lage temperaturen. Daarna zijn ze omgewaaid bij een of meer zware stormen. “De bomen zijn vrijwel allemaal in oostelijke tot noordoostelijke richting gevallen”, zegt Bazelmans. De stormen kwamen destijds, net als nu, meestal uit het westen tot zuidwesten. “Dat weten we uit de opbouw van de dekzanden en de duinen uit die tijd”, vertelt Kees Kasse van de Vrije Universiteit Amsterdam, die aan het onderzoek meewerkt.
De meeste bomen hadden op dat moment een leeftijd van vijftig tot tachtig jaar bereikt, blijkt uit de boomringen die wonderwel goed bewaard zijn gebleven. De oudste werd meer dan 167 jaar. Eén boom kon volledig worden gedocumenteerd en had een lengte van 18,5 meter.

Klimaatreconstructies
De vondst is niet alleen een grote verrassing maar ook wetenschappelijk van groot belang, zei fysisch geograaf Wim Hoek van de Universiteit van Utrecht deze ochtend bij het radioprogramma Vroege Vogels, waar hij de vondst bekend maakte. “We kunnen hiermee voor het eerst in Nederland heel gedetailleerd de milieueffecten van een snelle en langdurige afkoeling in het klimaat onderzoeken.” Door onderzoek aan de boomringen te koppelen aan dateringen van het hout met de zogeheten koolstofmethode hopen de onderzoekers de overgang van het Allerød naar de Jonge Dryas gedetailleerd in beeld te brengen.
Daar zal veel interesse voor zijn, want deze overgang staat al jaren in de belangstelling van klimaatwetenschappers. Vooral de vraag wat de oorzaak was van de plotselinge terugkeer van de ijstijd op het noordelijk halfrond hield hen lange tijd bezig. Inmiddels gaan de meeste wetenschappers er van uit dat smeltend ijs van de Noord-Amerikaanse poolkap dat in de Atlantische Oceaan terecht kwam de warme golfstroom ter plekke tijdelijk heeft stilgelegd, en dat het klimaat daardoor afkoelde. Het smeltwater hoopte zich op in een of meerdere meren, die plotseling in zee leegliepen toen er een ijswal doorbrak. Wat het extra interessant maakt, is de overeenkomst die met het heden te zien is: ook nu smelten er poolkappen, waardoor koud zoet water in de oceaan terecht komt en het stromingspatroon kan veranderen.
Verticaal en horizontaal kijken
In andere delen van Europa zijn al eerder bomen uit het Allerød gevonden: In Warendorf en Reichwalde in Duitsland, en op ruim tien vindplaatsen rond de Alpen. Ook in Nederland zouden er best meer begraven bossen kunnen zijn, denken Bazelmans en Kasse. Bij rivier de Dinkel vind je bijvoorbeeld dezelfde lagen. “Geologen kijken altijd verticaal”, zegt Kasse. “Wij boren terug in de tijd, of kijken bijvoorbeeld naar rivieroevers.” Archeologen graven meestal juist één tijdvak af – als horizontaal vlak. Om een bos te vinden zal je die werkwijzen moeten combineren. “Alleen al daarom is de samenwerking zo leuk en zinvol”, zegt Bazelmans.

En samengewerkt wordt er. Naast de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, de Universiteit Utrecht en de Vrije Universiteit zijn ook de Universiteit van Amsterdam, Geologische Dienst Nederland van TNO en de Stichting RING uit Amersfoort bij het onderzoek betrokken. Aan de ouderdomsbepalingen van boomstammen en sedimenten werken bovendien de Rijksuniversiteit Groningen en Wageningen Universiteit nog mee.
De oerbomen uit Den Treek zijn inmiddels geborgen. Met vereende krachten hebben de onderzoekers van elke boom monsters genomen en stukken bewaard. “In plasticfolie in de koelkast, dan blijven ze goed”, zegt Bazelmans. Daarna zijn de graafwerkzaamheden in het gebied hervat, en de bomen verdwenen. Wie er nu gaat kijken, treft alleen een gloednieuw vennetje aan.