Naar de content

Bollentelers werken aan herstel van bodemleven

Annemieke van Roekel

Het organisch stofgehalte van de bodems waarop bloembollen worden geteeld, is in de laatste jaren drastisch gedaald en het bodemleven is minimaal. Oorzaak hiervan is het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest. Een groep Noord-Hollandse bloembollentelers wil hier verbetering in aanbrengen.

Het aantal telers dat in Nederland op milieuvriendelijke wijze bloembollen kweekt is klein. Tot een grootschalige milieuvriendelijke teelt is het nooit gekomen, terwijl de bollenexport belangrijk is voor de economie en er wel vraag is naar ‘eco-bollen’. In de gangbare bloembollenteelt ligt de nadruk meer op het bestrijden van ziektes en plagen in plaats van het voorkomen hiervan. Er wordt dan ook vaak al snel door voorlichters geadviseerd om dit met chemische bestrijdingsmiddelen te doen.

Bollenteler Rob Tamis in een veld van tulpenbollen.

Annemieke van Roekel

Een groep van negen Noord-Hollandse bollentelers gooit het over een andere boeg door veel aandacht te geven aan de bodemkwaliteit. Als de bodem optimaal gezond is en er is voldoende aanbod van de juiste mineralen, dan zullen er ook gezonde en weerbare planten groeien, is hun filosofie.

“Door het bodemleven te herstellen, reduceerden we het gebruik van chemisch bestrijdingsmiddelen al met vijftig procent”, zegt tulpenkweker Rob Tamis uit Den Helder. “Deze manier van werken geeft veel meer voldoening. We zijn vergeten hoe het is om een boer te zijn.”

Een grote zandbak

“Op veel plaatsen waar bollen worden geteeld is de bodem letterlijk dood. Sinds de Tweede Wereldoorlog is de boeren verteld dat zij hun bedrijf niet zonder kunstmest en chemische middelen konden voeren. De boeren leerden dat de NPK-bemesting – bemesting met stikstof (N), fosfaat (P) en kalium (K) – de enige optie was. Onze ervaring is dat we hierdoor nu op een eindpunt zijn beland. De grond is een zandbak geworden; het bodemleven is verdwenen”, zegt Tamis.

Een betere bodemkwaliteit ligt aan de basis van de bollenteelt met minder chemicaliën, volgens Tamis. Kort geleden verkocht hij zijn bollenkwekerij om zich voor de negen telers, die zich hebben georganiseerd in de vereniging Natuurlijk Leven, Natuurlijk Telen, aan de marketing te wijden. Bij de vereniging zijn zonder uitzondering grote, moderne bedrijven uit de kop van Noord-Holland en West-Friesland aangesloten die diverse bollen telen zoals tulpen, narcissen, pioenrozen, hyacinten en lelies.

In de bollenteelt worden de bloemen niet gebruikt. Onder de grond ontwikkelt zich een hoofdbol en een aantal kleine bollen, die opnieuw worden geplant. De hoofdbol wordt verhandeld.

Annemieke van Roekel

Meeuwen achter de trekker

Met de auto rijden we langs de tulpenbedden. De bloemen zijn in deze zomermaand uitgebloeid, het loof is nog groen en in de aarde hebben zich een hoofdbol en meerdere kleine bollen gevormd. De hoofdbol gaat in de verkoop en de kleine bollen worden in het najaar opnieuw geplant. Op de 30 hectare land van Tamis staan zo’n 25 tulpensoorten.

“Er is een heel scala aan manieren om de bodemkwaliteit te verbeteren en zo het bodemleven te herstellen”, legt Tamis uit. “We produceren zelf hoogwaardige compost, dat we over de bedden verspreiden om de grond te bemesten en om onkruidgroei tegen te gaan. We voegen mineralen en sporenelementen toe uit bijvoorbeeld zeewier en zeezout en maken veel gebruik van groenbemesters. Vaste mest gebruiken we bij voorkeur van biologische boeren omdat in reguliere mest veel van het onkruidbestrijdingsmiddel glyfosaat zit. Dat komt via het gras, dat de dieren eten, weer in de mest terecht.”

Tulpenbollen die met veel kunstmest worden geteeld, zijn vatbaarder voor ziektes.

Annemieke van Roekel

De regenwormen komen terug

“Het kost veel werk en tijd voordat de bodemdiertjes, zoals wormen en insecten, weer terugkomen in een bodem die decennia intensief is belast met kunstmest en chemicaliën. Maar na enkele jaren zien we weer meeuwen boven onze trekkers vliegen. Dat is een teken dat de regenwormen zijn teruggekeerd. De bodem is vergevingsgezind”, aldus Tamis. “Het blijkt mogelijk om de natuur weer te herstellen.”

In plaats van preventief allerlei chemische middelen toe te dienen, kijken de telers nu beter naar de grond om te bepalen wat nodig is. “Verschillende methoden helpen ons daarbij, zoals het uit de Verenigde Staten overgewaaide Albrechtsysteem. Daarmee analyseer je de verhouding tussen calcium en magnesium in de bodem. Wij proberen de natuurlijke weerstand van de plant te herstellen door ze op een gezondere bodem te laten groeien. De bollen zijn dan minder vatbaar voor allerlei ziektes. Want ook bollen hebben last van stress. Die ‘plantenstress’ is een gevolg van het gebruik van veel kunstmest.”

Stikstofwortelknolletjes aan de wortels van de groenbemesters. Bacteriën in de knolletjes leggen stikstof uit de lucht vast in de bodem.

Annemieke van Roekel

Organische stof

Toen Tamis zijn bedrijf vijf jaar geleden kocht, bleek dat de grond veel slechter was dan hij aanvankelijk dacht. “In feite was het een zandbak. Het gehalte aan organische stof was één procent, terwijl in deze omgeving anderhalf procent normaal is.” Het kostte hem veel moeite om het organische stofgehalte op zijn dertig hectare een halve punt te verhogen, door de aanvoer van mest en compost. “Door de strenge mestwetgeving in ons land zit je al heel snel boven de wettelijke norm. Maar ook de opbouw van organische stof in de bodem vraagt voeding, dat maakt het moeilijk de bodem te verbeteren.”

De acht telers van Natuurlijk Leven, Natuurlijk Telen deden glyfosaat in de ban, want het breekt heel langzaam af, is slecht voor het bodemleven en maakt dat plantenwortels mineralen minder goed opnemen. Daarom moeten zij andere oplossingen vinden voor een van de grootste problemen in de bloembollenteelt: onkruid. Zij doen dit door de bodem af te dekken met compost of door zeewierkalk over het land te verspreiden. “Op die manier creëer je een filmlaagje op de bodem waardoor onkruid minder snel kiemt”, legt Tamis uit.

Ook gebruiken zij geen neonicotinoïden meer, een relatief moderne groep van insectendoders die in verband wordt gebracht met de massale bijensterfte. “Het is een systemisch middel”, vertelt Tamis. “Dat wil zeggen dat je het in de hele plant vindt, in zowel de wortels en de bol als de stengel, blad en bloem. We spoten het vroeger zo’n twee tot drie keer per teeltseizoen, tijdens de bloei.” In de Europese Unie geldt momenteel een moratorium, maar de bollenteelt is daarvan uitgezonderd.

Grondontsmetting

Wetgeving die de praktijk van de bollentelers wel beïnvloedde en de kosten opvoerde, is de beperking die tegenwoordig wordt gesteld aan de natte grondontsmetting. Daarbij wordt gif in de bodem geïnjecteerd en dit steriliseert als het ware de grond. Om het milieu en de gezondheid van omwonenden te ontlasten is de hoeveelheid gif niet alleen gehalveerd, ook moet de geïnjecteerde bodem direct afgedekt worden met folie, zodat de chemicaliën zich niet in de lucht verspreiden.

“Bodemontsmetting gebeurt vooral in de lelieteelt en besmette tulpenvelden. Bijvoorbeeld tegen aaltjes, onkruid en schimmels”, vertelt Tamis. Veel telers doen dat niet op het eigen bedrijf omdat de lelieteelt de bodem zo sterk belast, dat de lelies niet vaker dan eens in de tien jaar op hetzelfde stuk grond mogen groeien. Tamis teelt zelf lelies in Frankrijk en Drenthe, op gepachte grond.

Loof en wortels worden machinaal van de bol verwijderd.

Annemieke van Roekel

Biologische teelt

Een van de acht telers probeert nog een stap verder te gaan met biologische teelt, waarin helemaal geen kunstmest en chemicaliën zijn toegestaan. Het is een goede zaak als er meer biologische telers komen, vindt Tamis. “Zo garanderen we de afzet naar de klanten toe en bieden we meer continuïteit. Als een teler door omstandigheden niet kan leveren, neemt een ander het over.”

Biologische bollenteler John Huiberts bij de oogst van 2015.

Annemieke van Roekel

We brengen een bezoek aan John Huiberts, een bollenteler uit Sint Maartensbrug die zich volledig heeft toegelegd op een omschakeling naar de biologische teelt van bollen van onder meer tulpen, narcissen en krokussen. Huiberts staat bij een sorteermachine waar een aantal scholieren de eerste tulpenbollen sorteren die zojuist van het land kwamen. Hij worstelt met het probleem van onkruid, waar hij als biologische teler geen enkel chemisch middel voor mag inzetten. Zijn voornemen is de bollen te planten onder de groeilaag van de groenbemesters, waarvoor speciale machines bestaan die de bovenste bodemlaag optillen.

Ook Huiberts heeft last van de overheidsnormen, in dit geval voor fosfaat uit kippenmest. “Die mest werkt erg goed bij de compostproductie op het eigen bedrijf. De normen houden echter geen rekening met de specifieke bodemgesteldheid op een bedrijf. Fosfaatrijke compost uit groen-huisvuil mogen we wel in ruimere mate gebruiken, aangezien het anders voor de overheid een probleem wordt om hiervan af te komen”, aldus Huiberts.

Experiment

Biologische bollenteelt is een groot experiment, zo blijkt als we een rit maken over zijn land, met een omvang van zeventig hectare. Volgend jaar zal daar zo’n tien procent biologisch van zijn. We stoppen bij een groot perceel dat is ingezaaid met een groenbemester (een mengsel van lupine, erwten en tarwe). “De bacteriën in de wortelknolletjes van vlinderbloemigen, zoals erwten en lupine, binden stikstof uit de lucht en zorgen zo voor een natuurlijke bemesting”, vertelt Huiberts. “De combinatie met tarwe is bevordelijk voor schimmels in de bodem en voor het evenwicht tussen bacteriën en schimmels.”

Hoewel het er op lijkt dat Huiberts het wiel opnieuw moet uitvinden, is dat toch niet helemaal het geval. Veel kennis is verspreid aanwezig, in de praktijk en bij instituten. Het gebruik van steenmeel of mineralen uit zeewier is ook niet nieuw. In Wageningen lopen er onderzoeken met de toepassing van vulkanisch steenmeel. De combinatie van oude methoden voor toepassing in de bollenteelt is wel nieuw.

Veld met groenbemesters op het land van John Huiberts: erwten, tarwe en lupine. Met tarwe wordt nuttige schimmelgroei in de bodem gestimuleerd. De planten worden aan het einde van het groeiseizoen gehakseld en lichtjes in de bodem gewerkt. Zo wordt de bodemstructuur verbeterd en het organische stofgehalte verhoogd. John Huiberts past niet kerende grondbewerking toe: hij ploegt niet om een inkuileffect te voorkomen.

Annemieke van Roekel

Keurmerk noodzakelijk

De omschakeling naar biologisch duurt enkele jaren. Pas dan kan ook meer geld voor de biobol worden gevraagd. Huiberts: “In het algemeen heeft de biologische bollenteelt twintig procent minder opbrengst per hectare. De bollen zijn minder dik en de prijs is gekoppeld aan de maat. Biologische bollen hebben minder vocht in zich, een veel diepere glans en zien er veel gezonder uit, maar zijn dus wel kleiner”.

Ook de andere telers van Natuurlijk Leven, Natuurlijk Telen hebben nog geen extra inkomsten uit hun duurzamere bollen. De vereniging heeft nog geen eigen keurmerk of label maar de handel vraagt daar wel om. Zonder officieel keurmerk is er geen waterdichte controle. Ook voor buitenlandse klanten is zo’n keurmerk een eis. Tamis wil zich nu gaan toeleggen op het ontwikkelen van een eigen keurmerk. Een optie is om aan te sluiten bij bestaande keurmerken zoals Milieukeur.

ReactiesReageer