Naar de content

Biodiesel uit koolzaad slurpt energie

Wikimedia Commons, Londenp via CC BY-SA 3.0

Op de meeste plaatsen in Europa is de productie van biodiesel uit koolzaad niet energie-efficiënt. Onderzoekers van de Universiteit van Twente ontwikkelden een kaart waarop te zien is waar in Europa alsnog de hoogste energie-efficiëntie behaald kan worden.

In het gunstigste geval is de energie die voor de teelt van koolzaad nodig is ongeveer de helft van de uiteindelijke energieopbrengst. Dit tonen wetenschappers op de Europese productie-efficiëntiekaart, die onderzoekers van de faculteit Geo-Information, Science & Earth Observation (ITC) van de Universiteit van Twente ontwikkelden.

“Lokale omstandigheden op individuele landbouwvelden kunnen gunstiger of ongunstiger uitvallen”, aldus Iris van Duren, hoofdauteur van het artikel ‘Where to produce rapeseed biodiesel and why? Mapping European rapeseed energy efficiency’, dat vorige maand verscheen in het tijdschrift Renewable Energy. Ondanks de slechte score op energie-efficiëntie kan biodiesel een zinnige bijdrage leveren aan onze toekomstige energievoorziening, vindt Van Duren.

Koolzaadteelt voor biodiesel is vooral erg populair in Duitsland en Frankrijk.

Wikimedia Commons, Londenp via CC BY-SA 3.0

Koolzaad ter discussie

Er moeten volgens haar dan wel landbouwgebieden gekozen worden waar de productie energetisch het meest rendabel is. Want de energie-investering die nodig is om een goede oogst koolzaad van het land te halen, is in sommige gevallen zo groot dat op die plek het nut van biodiesel uit koolzaad ter discussie komt te staan.

De Twentse onderzoekers namen een wereldkaart met daarop de geschiktheid voor koolzaadteelt als basis. Van Duren: “Deze kaart geeft voor stukken land van grofweg 10 bij 10 km aan wat de te verwachten koolzaadopbrengst is. Voor de Europese lidstaten berekenden we dat de energie-inhoud van biodiesel op basis van koolzaad slechts maximaal 2,2 maal hoger is dan de energie-input. Die energie is nodig voor onder meer kunstmest, gewasbescherming en brandstof voor landbouwmachines en transport”.

In 2012 kwam biodiesel uit koolzaad al negatief in het nieuws vanwege de slechte score op duurzaamheid en Kennislink besteedde hier toen aandacht aan. De discussie spitste zich toe op het door de Europese Commissie berekende milieuvoordeel van biodiesel uit koolzaad (ofwel canola) vergeleken met fossiele brandstoffen. De CO2-balans kwam volgens de Europese Commissie uit op 38% minder broeikasgassen, terwijl Duitse economen van de Friedrich Schiller Universiteit in Duitsland op een percentage van 29,7% uitkwamen, een stuk ónder de Europese norm van 35%.

Regionale aanpak

Toch is Van Duren niet negatief over de kansen voor biodiesel uit koolzaad en de bijdrage ervan aan een duurzamer Europa. “Je moet het regionaal bekijken. Het heeft geen zin om subsidies te gaan verstrekken op grootschalige teelt van koolzaad, ongeacht de landbouwkundige eigenschappen. In gebieden met kleiige bodems of lössgrond, zoals in Nederland bijvoorbeeld in Noordoost-Groningen of Limburg, kan de teelt van koolzaad echter wél gunstig zijn.”

“Onze boodschap is dat de energie-input van koolzaad in het algemeen weliswaar groot is, maar op kleine schaal onder gunstige omstandigheden of als onderdeel van gewasrotatie wel een goede keuze kan zijn.”

Restafval

Volgens Van Duren verdient afval uit de agrarische sector echter de voorkeur voor de productie van biobrandstof boven de primaire teelt van oliehoudende gewassen, zoals afvalhout en andere restproducten uit landbouw en natuurbeheer. Ook afval uit de voedingsindustrie is bruikbaar. Dit jaar vliegt de KLM op vluchten naar de Antillen bij wijze van experiment met (deels) afgewerkt frituurvet als energiebron voor biokerosine. Een minder voor de hand liggend afvalproduct is koffiedrab, wat de gemeente Londen wil benutten als grondstof voor biobrandstof voor een deel van zijn busvloot.

Energie-efficiëntie berekenen

De Twentse onderzoekers maakten voor hun berekeningen gebruik van de EROEI-methode, wat staat voor Energy Return for Energy Invested. Om de EROEI te berekenen deel je de output aan energie (de energie-inhoud van biodiesel uit dat gewas) door de input. Met een EROEI-waarde van drie zou de biodieselproductie economisch, sociaal en vanuit milieuoogpunt wel acceptabel zijn. Voor een aantal gebieden in Europa is de energie-input zelfs even groot als de output (de EROEI-waarde bedraagt dan één).

De meest gunstige gebieden voor koolzaadproductie in termen van energie-efficiëntie blijken de landbouwgebieden te zijn die ook geschikt zijn voor de productie van voedsel. In de minder gunstige gebieden kan alleen met een nog grotere input van kunstmest en fossiele brandstoffen een grotere opbrengst worden bereikt, met een nog lagere EROEI-score als resultaat.

Europese transportsector

De Europese Unie is een sterk voorstander van het gebruik van biodiesel omdat hiermee een aanzienlijk aandeel van de Europese doelstelling voor duurzame energie kan worden gerealiseerd, bekend als de ’20-20-20-target’. Dit houdt in dat in 2020 20% minder CO2 uitgestoten mag worden vergeleken met 1990 (in 2030 moet dat zijn opgelopen tot 40%), 20% van het aandeel brandstoffen moet zijn vervangen door hernieuwbare energie/grondstoffen en de energie-efficiëntie moet met 20% verbeterd zijn. Voor biodiesel is met name een rol weggelegd in de verduurzaming van de transportsector.

In 2010 lag het aandeel biodiesel in de transportsector (excl. de lucht- en scheepvaartsector) rond vijf procent, met Duitsland en Frankrijk als de belangrijkste Europese producenten en gebruikers. Behalve koolzaad worden ook andere gewassen als grondstof gebruikt, zoals soja, palmnoten, suiker en maïs, waarbij biodiesel wordt gemengd met fossiele brandstoffen.

Voedselproductie

Om concurrentie tussen voedsel en energieproductie te voorkomen, zijn er regels geformuleerd in een internationaal duurzaamheidscertificaat: de International Sustainability and Carbon Certification (ISCC). Landen en bedrijven kunnen sinds 2011 hiermee de mate van duurzaamheid van de productie van biobrandstoffen laten doorlichten en landgebruik is daarbij een van de criteria. “Het zou mooi zijn als de richtlijnen van ISCC ook een wettelijke basis kunnen krijgen, want nu is deze check op duurzaamheid nog te vrijblijvend”, aldus Van Duren. “Opdrachtgevers mogen bij Europese aanbestedingen wel duidelijk maken dat ze alleen in zee willen met gecertificeerde bedrijven.”

Bronnen en meer lezen:
ReactiesReageer