Dit jaar viert Nederland 200 jaar koninkrijk. Die gelegenheid is een van de redenen dat koningin Beatrix onlangs bekend maakte dat ze de troon op 30 april aanstaande overdraagt aan kroonprins Willem-Alexander. 200 jaar geleden, het jaar 1813 dus. Wat gebeurde er toen allemaal in ons land en daarbuiten?
Nederland is een land van kleine gebaren, niet van megalomane monumenten. Maar hoewel niet echt megalomaan, het monument op het Plein 1813 in Den Haag mag er wezen. Voor Nederlandse begrippen dan. Het is een ruim tien meter hoge stenen sokkel met daarop een triomferende Nederlandse Maagd, een traditioneel symbool voor onafhankelijkheid. Rondom zijn standbeelden van Nederlandse staatslieden te zien. Onder andere van de eerste Nederlandse koning Willem I, die trouw zweert op de grondwet.
Met de bouw werd begonnen in 1863. Toen was het precies vijftig jaar geleden dat het Franse bezettingsleger van Napoleon zich uit eigen beweging terugtrok uit Nederland. Daarvoor was Nederland een vazalstaat van het Franse keizerrijk geweest (het ‘Koninkrijk Holland’, tussen 1806 en 1810), en was het zelfs korte tijd ingelijfd bij Frankrijk (1810 tot 1813). Het terugkrijgen van de onafhankelijkheid in 1813 stond symbool voor een nieuw begin. Een groots monument moest dat uitbeelden.
Dat de onafhankelijkheid ook zou betekenen dat Nederland vanaf dat moment voor het eerst een koning uit het huis Oranje-Nassau zou krijgen was nog maar enkele jaren daarvoor helemaal niet zo waarschijnlijk. Uit onvrede over de economische neergang van de Republiek in de achttiende eeuw en de toenemende macht van de stadhouder hadden democratisch gezinde republikeinen, zogenaamde ‘Patriotten’ na de inval door de Fransen in 1795 de Bataafse Republiek gesticht. Kort hierna was Willem V van Oranje-Nassau, de laatste stadhouder van de oude Republiek der Nederlanden naar Engeland gevlucht.
‘Wijze’ constitutie
Maar in 1813 was de terugkeer van de Oranjes vanzelfsprekend. Vrijwel direct nadat de Fransen zich terugtrokken waren de belangrijkste betrokkenen, Oranjegezinde politici als Gijsbert Karel van Hogendorp, de aanstaande koning Willem en de grote mogendheden Engeland en Pruisen die Napoleon hadden verslagen, het eens over de formele invoering van een monarchie. De Nederlanden moesten een stabiele en daadkrachtige staat zijn. En dat ging het beste door herstel van een pre-revolutionaire, oude staatsvorm. In heel Europa werden na de onrustige revolutionaire tijd oude vorstenhuizen gerestaureerd.
Maar de revolutie had ook iets anders geleerd, namelijk dat de macht van een monarch niet meer absoluut kon zijn. Willem had dat goed begrepen. Toen hij in Engeland door drie oranjegezinde staatslieden per brief werd uitgenodigd als ‘soeverein vorst’ (nog niet als koning) van de Nederlanden op te treden wilde hij dat alleen doen als de staatsmacht werd gewaarborgd door een ‘wijze’ constitutie; een grondwet die de verhoudingen tussen volk en vorst regelde. Op 30 november 1813 werd Willem met het Engelse schip The Warrior naar Scheveningen gebracht, waar hij na ruim 18 jaar weer voet op Hollandse bodem zette. Vanaf de plek waar nu Plein 1813 is kon men – volgens de overlevering – het schip zien aankomen.
“Ons gemeene Vaderland is gered: De oude tyden zullen weldra herleeven,” schreef Willem in een proclamatie die hij spoedig liet uitvaardigen. Dat klonk mooi, maar de oude tijden van de Republiek der Nederlanden zouden nooit meer terugkeren. Een aantal typische en impopulaire maatregelen van de Franse bezetting, zoals het tabaksmonopolie van de overheid, de censuur en het douanestelsel, werden snel afgeschaft. Maar voor het eerst in zijn geschiedenis zou Nederland een formele monarchie worden.
Tegelijk bleven veel hoge ambtenaren uit die tijd op hun plek. Ook de structuur uit de Franse tijd, met steeds verdere centralisering van de staatsmacht, werd doorgezet. De grondwet, waarvoor Van Hogendorp het eerste ontwerp maakte, had met een paar aanpassingen prima in de Franse tijd gepast. Op 2 december werd Willem ingehuldigd als soeverein vorst Willem I der Nederlanden. Dat gebeurde in de Nieuwe Kerk in Amsterdam, waar op 30 april dit jaar ook de inhuldiging van Willem-Alexander zal plaatsvinden.
Noord en Zuid in één land
Maar de grootste verandering moest toen nog plaatsvinden. Willem I had al jaren een grote droom, het toevoegen van de verweesde Zuidelijke Nederlanden aan het grondgebied van de oude Republiek. Ook de politicus Van Hogendorp zag zo’n hereniging wel zitten. Samen met de koning leverde hij gedetailleerde plannen in bij de Britten. Zij onderhandelden met Pruissen, Oostenrijk-Hongarije en Rusland tijdens het Congres van Wenen over de toekomst van Europa.
De Britse regering wilde in ieder geval bereiken dat de Nederlanden zouden bijdragen aan de beveiliging van de Franse noordgrens, voor het geval Frankrijk opnieuw te machtig zou worden. Willem en Van Hogendorp wisten hun plannen zo in te dienen dat uiteindelijk besloten werd de Noordelijke- en de Zuidelijke Nederlanden te verenigen.
De vereniging van Noord en Zuid werd niettemin aan het volk gepresenteerd als een ‘opdracht’ van de mogendheden. Vooral in het (katholieke) zuiden hadden de Belgen er grote moeite mee. Zij werden gekoppeld aan een land met een ‘groot verleden’, maar ondertussen betekende dat vooral dat de Zuiderlingen mee moesten betalen aan de enorme staatsschuld die de Noordelijke Nederlanden inmiddels hadden opgestapeld.
Kunstmatig en kansloos
De omslag kwam in de vorm van nieuwe onrust in Frankrijk. Voormalig revolutionair keizer Napoleon was van zijn ballingsoord Elba ontsnapt en richting Parijs opgetrokken. Hij verzamelde in korte tijd een groot leger en trok verder richting noorden. De angst van veel Belgen om opnieuw door Frankrijk ingelijfd te worden deed hun twijfelende houding omslaan. Willem I reageerde door zichzelf onmiddelijk uit te roepen tot Koning der Verenigde Nederlanden en zowel noord als zuid te mobiliseren tegen de Franse dreiging. Heel formeel is Nederland dus pas in 2015 een koninkrijk.
Dat lukte. De Belgen sloten zich liever aan bij het noorden dan opnieuw onder het Franse juk te vallen. Een grote coalitie van geallieerde legers versloeg Napoleon in 1815 definitief bij het plaatsje Waterloo. De vereniging van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden bleek echter kunstmatig en daarmee kansloos. In 1830 scheidden de Belgen zich alweer af en gingen Nederland en België als twee aparte koninkrijken verder.