Als het om de introductie van nieuwe technologieën gaat wordt de burger steeds vaker om zijn of haar mening gevraagd. Toch kennen dergelijke inspraaktrajecten nog de nodige hobbels, laat het proefschrift van Lotte Krabbenborg zien, dat zich richtte op nanotechnologie.
En dat terwijl het betrekken van burgers juist al snel een speerpunt werd bij het ontwikkelen van nanotechnologie, technieken en toepassingen die werken op een schaal van 1 tot 100 nanometer. Tegen de tijd dat nanotechnologie zich zo ver ontwikkeld had dat ze gebruikt kon gaan worden in producten op het gebied van elektronica, gezondheid, make-up en nog veel meer (rond 2000), wilden partijen die nanotech promoten – wetenschappers, bedrijven en ook overheden- namelijk absoluut de fout vermijden die biotechnologen eerder gemaakt hadden eind jaren negentig.
Voor veel partijen die nanotech promoten was het dan ook een uitgemaakte zaak dat er dit keer wel naar de bezwaren en ideeën van burgers geluisterd moest worden.
Nanogevaren
Zo sponsorden de VS, een gidsland op het gebied van nanotechnologie, al in 2000 onderzoek naar sociale en ethische bezwaren van nano.
Kort daarna opperde Vicky Colvin van het nationale Center for Biological and Environmental Nanotechnology dat we eigenlijk niets afwisten over wat onzichtbare losse nanodeeltjes in het milieu kunnen aanrichten, een bezwaar dat al snel door andere onderzoekers werd uitgebreid naar het menselijk lichaam.
De nanotechnologen die haar uitspraken over risico’s bleven afdoen als onzin en als iets waar door het publiek niet over gedebatteerd hoefde te worden werden flink wakker geschud door een rapport van Swiss Re. in 2004.
De op een na grootste herverzekeraar ter wereld schreef daarin geen aansprakelijkheid voor nanotechnologie te kunnen garanderen als de risico’s van losse nanodeeltjes niet grondig onderzocht zouden worden. Bovendien onderstreepte het rapport het belang van een publieke dialoog over eventuele nadelen van nanotechnologie.
Nanologues
Gestimuleerd door deze toenemende aandacht werden er onder meer in Engeland, maar ook in Nederland focusgroepen opgericht. Daarnaast vonden er publieke bijeenkomsten plaats, bijvoorbeeld via het Nanopodium, net als online discussies.
Participatiehobbels
Toch ging de inspraak van burgers op het gebied van nanotechnologie zeker niet zonder slag of stoot, blijkt uit het proefschrift van Lotte Krabbenborg die eind november in Groningen op dit onderwerp promoveerde.
Zo worden nieuw opkomende technologieën gekenmerkt door visies en beloftes, bijvoorbeeld over beter voedsel of goedkopere gezondheidszorg, terwijl het tegelijkertijd onzeker is wat er daadwerkelijk gerealiseerd kan worden. “Waar je het met elkaar over moet hebben, is dus niet altijd direct duidelijk,” zegt Krabbenborg.
Wat niet wil zeggen dat discussie onmogelijk is. Een goed voorbeeld van hoe het ook kan waren bijvoorbeeld door sociale wetenschappers georganiseerde scenarioworkshops, waarin nanotechnologie-ontwikkelaars en eindgebruikers uitgedaagd werden om te reageren op elkaars vooronderstellingen, verwachtingen en activiteiten.
Een belangrijke voorwaarde voor het succes daarvan is wel dat nanotechnologie-ontwikkelaars meer dan nu bereid zijn om informatie over hun lopende activiteiten, overwegingen en dilemma’s te delen. Alleen dan “kan gezamenlijk onderzocht worden welke problematische aspecten zich kunnen aandienen.”
Gemiste kans
Bovendien leidt meer interactie niet automatisch tot een meer geïnformeerde besluitvorming, waarschuwt de onderzoekster. De resultaten van de recent georganiseerde Maatschappelijke Dialoog Nanotechnologie hadden bijvoorbeeld nog wat beter benut kunnen worden.
“In de 33 aparte projecten kwamen heel veel kwesties aan de orde, maar die kwamen niet allemaal terug in de publieke rapportage hierover. De ingestelde commissie was in haar evaluatie vooral geïnteresseerd in het creëren van zichtbaarheid en het bereiken van zoveel mogelijk mensen, en minder in de inhoud. Achteraf moet je constateren dat de dialoog, ondanks goede bedoelingen, op dat punt nog wat tekort schoot,” aldus Krabbenborg.
http://www.youtube.com/watch?v=zqrKhUrb6Xc
Lotte Krabbenborg vertelt in dit filmpje meer over wat nano inhoudt en over haar beweegredenen onderzoek te doen naar burgerparticipatie hierin.
Lithiumchip
Neem de stakeholder workshop die Krabbenborg organiseerde rondom de maatschappelijke inbedding van de lithiumchip, die ervoor kan zorgen dat manisch-depressieve patiënten minder vaak naar het ziekenhuis hoeven te gaan, omdat ze met de chip zelf hun lithium waarden kunnen meten.
Een van de bezwaren die door zowel door een vertegenwoordiger van een patiëntenorganisatie als een psychiater werd ingebracht was dat ‘een lithium chip contact met de psychiater niet zou moeten vervangen’, en dat ‘patiënten getraind zouden moeten worden in het gebruik van de lithiumchip en psychiaters de resultaten van elke thuismeting zouden moeten ontvangen.’ Dit omdat juist mensen in een “manie” nogal eens de ernst van zaken kunnen onderschatten, maar na hun ziekte dan wel de soms heel letterlijke kosten van hun tijdelijk buitenissige gedrag gepresenteerd krijgen.
Gepakte kansen
Toch waren er ook genoeg positieve zaken rondom burgerparticipatie te ontdekken.
Allereerst bleken burgers in de ogen van wetenschappers een stuk rationeler dan gedacht. Zo zagen ze best dat Grey Goo geen
risico zou zijn en risico van vrije nanodeeltjes wel. Ook vonden ze niet dat nanotechnologie daarom maar niet verder ontwikkeld moest worden, tenminste niet als de risico’s onderzocht zouden worden.
NGOs
Ook bleek een wat andere vorm van maatschappelijke samenwerking, namelijk met milieu-organisaties, flink wat vruchten af te werpen. Zo ontwierp de Amerikaanse milieuorganisatie Environmental Defense Fund op basis van vertrouwelijke kennisname van enkele productieprocessen samen met chemieconcern DuPont een risicoprotocol voor nanomaterialen.
Publieke sfeer
Het debat over nieuwe technologieën zou een normaal onderdeel moeten worden van de publieke, openbare sfeer in onze samenleving, vindt Krabbenborg: “De infrastructuur hiervoor is aanwezig. Media zoals kranten, TV, websites, Twitter, blogspots, etc. geven ons de mogelijkheid om direct of indirect met elkaar in discussie te gaan over nieuwe technologieën. Maar het vergt nog wel een leerproces van alle partijen om er vervolgens voor te zorgen dat op basis hiervan een meer geïnformeerde besluitvorming kan plaatsvinden.”