Psychologisch onderzoek wijst het telkens weer uit: de meesten van ons zijn bang om als dom bestempeld te worden door de mensen in onze omgeving. Toch kan onwetendheid zo ook zijn voordelen hebben. En nee, dan heb ik het niet slechts over slimme blondjes zoals Britt Dekkers die dankzij hun (schijnbare?) onwetendheid tonnen per jaar kunnen binnenhalen. Ook uit de wetenschap blijkt dat een beetje dom zijn zo z’n voordelen heeft…
Hoezeer we soms geneigd zijn ons gevoel voor wat klopt of niet in de steek te laten onder groepsdruk, liet sociaal-psycholoog Solomon Asch al in de jaren vijftig zien. De deelnemers aan zijn experiment kregen telkens een kaartje met met een lijn erop. Op een ander kaartje moesten ze diezelfde afbeelding kiezen. De proefpersonen kozen met gemak het correcte antwoord.
Tot de andere ‘proefpersonen’ (in werkelijkheid collega’s van Asch die in het ‘complot’ zaten) opeens allemaal dezelfde, verkeerde antwoorden begonnen te geven. Toen koos een groot aantal participanten prompt ook voor die foute antwoorden. Ze kozen, kortom, voor de groep en niet hun verstand. Een kleine minderheid raakte bovendien zó overtuigd van het verkeerde antwoord, dat ze die ook echt als het juiste begonnen te beschouwen.
De angst om dom gevonden te worden leidt er toe dat we onszelf niet altijd toestaan – in elk geval niet in het openbaar – om schijnbaar solide waarheden in twijfel te trekken en verder te gaan onderzoeken. We sluiten ons dan maar aan bij niet-waarheden, die we ons misschien daarna onbewust nog eigen gaan maken ook. Misschien ook niet zo verwonderlijk, want volgens ‘domheidsonderzoeker’ Matthijs van Boxtel is domheid nog altijd een taboe: “niet voor niets lachen wij de domheid van een ander zo hard uit.”
Omdat dom-zijn verworpen wordt, leidt dat er gemakkelijk toe dat degene die als dom wordt aangeduid een bepaalde groepsdruk voelt om zijn opinie te corrigeren. Of erger nog, uit de groep vreest te worden gegooid bij geen gehoor. Geen wonder dus dat we vaak dan maar onze mond houden en onze op het eerste gezicht schijnbaar onnozele vragen laten voor wat ze zijn.
Toch is dat soms best jammer. Want zaken die in de samenleving waarin we ons bevinden vanzelfsprekend lijken, hoeven dat niet per se te zijn. Zo hebben culturen nogal eens verschillende waarheden. En onder invloed van bepaalde wereldbeelden of religie kan kennis gemakkelijk vertroebeld raken.
In de jaren vijftig gold homoseksualiteit in Nederland nog als een psychiatrische aandoening bijvoorbeeld. En dat zwarte mensen een lager IQ hadden dan blanke, nou daar werd destijds ook niet aan getwijfeld.
Kortom, af en toe eens kritisch kijken naar wat ‘absolute waarheden’ lijken in je samenleving kan helemaal geen kwaad. Kennis kan nu eenmaal erg gekleurd zijn, en daarmee relatief, omdat het zo cultuur- en tijdsgebonden is.
Ignorance is bliss
Ook onbevangen naar nieuwe zaken kijken past daar prima bij, zo laat de geschiedenis zien. Uit schijnbare onnozelheid kunnen namelijk soms best fijne zaken tevoorschijn komen.
Neem nou ons theezakje… De New Yorkse theegroothandelaar Thomas Sullivan ontstak volgens de overlevering aanvankelijk in woede dat zijn klanten niet snapten dat ze uit het zakje dat hij ze stuurde de thee moesten verwijderen. In plaats daarvan plaatsen ze die maar gewoon met zakje en al in het water! Wat uiteindelijk dus superhandig bleek…
Volgens sommige filosofen kunnen we zelfs alleen tot echte innovatieve inzichten komen als we ons eerst (tijdelijk) afsluiten van onze bestaande inzichten of (voor)oordelen over iets.
Ig Nobelprijs
Ook de Ig Nobelprijzen die eerder deze maand bekendgemaakt werden, laten zien hoe dicht ‘domheid’ en genialiteit bij elkaar liggen. Deze prijzen zijn bestemd voor ideeën of vragen die schijnbaar te suf zijn voor woorden.
De uitreikers zijn echter de eersten om toe te geven dat wat vandaag de dag voor onzin doorgaat, in de toekomst wel degelijk belangrijk kan zijn. Die bescheidenheid is misschien niet zo verwonderlijk aangezien veel onderzoek dat de Ig Nobelprijs won bij nader toch niet irrelevant bleek te zijn.
Gelukkig dus maar dat sommigen van ons niet te beroerd zijn om schijnbaar suffe zaken te onderzoeken. Dierwetenschapper uit Wageningen Bert Tolkamp bijvoorbeeld. Zijn onderzoek ontving vorig jaar de Ig Nobelprijs. “Eerst wilde ik de prijs weigeren omdat ik bang was dat mensen me zouden zien als het prototype van de domme wetenschapper. Maar de prijs bood me de kans mijn onderzoek bij een groot publiek onder de aandacht te brengen, net als bij eventueel geïnteresseerde geldschieters.”
Wat was eigenlijk de onderzoeksvraag waarvoor Tolkamp warm liep? Nou, hij wilde weten of de kans stijgt dat koeien gaan liggen naarmate ze langer staan? Juist ja. Proest, hinnik. Dat is toch o-ver-dui-de-lijk, niet waar? Of eh, wacht even, toch niet? En omdat de mate waarin een koe rust en daarna weer opstaat iets zegt over zijn welzijn zouden we dit zelfs best als een, eh, relevante vraag kunnen betitelen.
Gelukkig dus maar dat Tolkamp gewoon zijn hoofd volgde en 73 melkkoeien wekenlang liet filmen. Zodat we nu onder meer weten dat hoe langer een koe heeft gelegen des te groter de kans is dat ze snel op zal staan…
Kortom, mocht je in de toekomst uitgelachen worden omdat je je graag dingen afvraagt die anderen als onzin bestempelen of allang menen te weten laat je dan vooral niet uit het veld slaan. Sterker nog, trek je stoute schoenen aan en geef je lekker over aan je klaarblijkelijk domme vraag, en ga die vervolgens onderzoeken. Hartstikke leuk voor jezelf en wie weet op een goede dag ook nog voor de wetenschap…