Naar de content

Babypraat schaadt taalontwikkeling niet - integendeel zelfs

Grootschalige replicatiestudie bevestigt belang van kindgerichte spraak

Shanice McKenzie voor Pexels

Bij een klein kind passen we vaak automatisch onze spraak aan. We verhogen de toon, variëren flink met de intonatie, maken korte zinnetjes en overdrijven onze mimiek. ‘Praat toch normaal’, zeggen sommigen, maar grootschalig onderzoek laat zien dat kinderen juist de voorkeur geven aan zulke kindgerichte spraak.

Laatst betrapte ik mezelf erop, terwijl ik aan het kirren was tegen mijn vijf maanden oude zoontje: “Doe jij lachen? Ja. Vind je dat grappig?” Zonder erbij stil te staan, vertraagde ik mijn spreektempo en maakte ik flinke stembuigingen – van laag naar hoog en weer terug. En waar kwam ineens dat ongrammaticale ‘Doe jij lachen?’ vandaan? Kan mijn kind zo wel ‘normaal Nederlands’ leren? Ik hoef me geen zorgen te maken, zo blijkt uit een recente grootschalige studie: kleine kinderen luisteren juist het liefst naar zulke kindgerichte spraak.

Lastig te testen

Dit was al vaker vastgesteld, maar altijd in kleine studies met maar weinig proefpersoontjes. Dit keer onderzochten wetenschappers uit 67 labs in Noord-Amerika, Europa, Azië en Australië samen in totaal maar liefst 2.329 kinderen. Daaruit blijkt dat kinderen tussen de drie en vijftien maanden oud liever luisteren naar kindgerichte spraak dan naar gewone spraak, gericht op een volwassenen. De babypraat houdt hun aandacht langer vast.

Een van de drie Nederlandse babylabs die aan het onderzoek meededen was het Baby Research Center, een samenwerking van de Nijmeegse Radboud Universiteit, het Radboudumc en het Max Planck Instituut (MPI). “Het is niet makkelijk om kleine kinderen te testen, want ze hebben niet altijd zin om stil te zitten en mee te werken. We doen hier in het lab ons best, maar we kunnen simpelweg niet honderden baby’s testen in de beperkte tijd van één onderzoek”, aldus Christina Bergmann, die namens het MPI aan de studie meewerkte. In deze internationale samenwerking kon dat wel, waardoor de eerdere bevinding overtuigend kon worden gerepliceerd.

Tegen en met je kind praten

“Mensen denken soms dat babypraat geen ‘echte’ taal is en zo tot een vertraagde taalontwikkeling kan leiden,” vertelt Bergmann. “Het is inderdaad anders dan hoe volwassenen onderling spreken, maar dat betekent niet dat dit het leren bemoeilijkt. Uit deze studie blijkt zelfs dat het interessanter is om naar te luisteren. En waar je aandacht aan besteedt, helpt je juist bij het leren. Geen enkel onderzoek laat een negatief effect van kindgerichte spraak zien.”

Ook niet als je non-woorden gebruikt of soms zelfs foute zinnen maakt, zoals ‘Doe jij lachen?’ “Nee, dat kan weinig kwaad,” stelt haar collega Rebecca Frost me gerust. “Kinderen horen allerlei soorten spraak uit verschillende monden. Het is de optelsom van al deze ervaringen die de ontwikkeling uiteindelijk vormgeeft. Tegenover zulke ongrammaticale zinnen staan dan altijd nog voldoende correcte zinnen om de taal goed te kunnen leren.”

“Ouders doen het eigenlijk als vanzelf meestal al heel goed: ze lezen boekjes, zingen liedjes en spelen beurtwissel-spelletjes. Uit de literatuur blijkt dat simpelweg veel praten goed is voor de taalontwikkeling, zelfs als je kind nog niks terug kan zeggen. Praat dan niet alleen tégen, maar ook mét je kind: geef het ruimte om te reageren, ook als dat alleen nog kan met een lachje of gebrabbel,” adviseert Frost. Bergmann vult aan: “Doe vooral ook waar je je het meest comfortabel bij voelt. Dat levert het meeste plezier op en is ook over langere tijd vol te houden. Taalverwerving gebeurt niet in een dag, dus neem de tijd.”

Aandacht meten

Maar hoe weten onderzoekers nou wat baby’tjes weten of interessant vinden? Ze kunnen het zelf immers nog niet vertellen. In het babylab gebruiken ze speciale methoden om dit toch vast te kunnen stellen. Bij deze studie maten de onderzoekers hoelang een kindje naar een lamp of een plaatje van een leeg schaakbord keek, terwijl het luisterde naar kindgerichte of juist normale spraak. “Zo zien we of ze liever naar de ene soort spraak luisteren dan naar de andere,” aldus Frost. Gemiddeld luisterden de kindjes 8,21 seconden naar de kindgerichte spraak en 7,38 seconden naar de normale spraak.

Gemiddelde onderzoeksresultaten voor de drie gebruikte methoden. De lijn geeft steeds aan hoeveel seconden de kinderen langer luisterden naar kindgerichte spraak dan naar gewone spraak. Bij de blauwe en groene lijnen keken de proefpersoontjes tijdens het luisteren naar een schaakbordpatroon op een scherm voor hen. De aandachtspanne werd bij de blauwe lijnen handmatig gemeten, bij de groene met software die de kijkrichting registreert. De rode lijnen geven de derde methode weer, waarbij de kinderen links of rechts van hen gelijktijdig de spraak hoorden en een lamp zagen knipperen. De onderzoekers registreerden hoelang ze hun hoofd gedraaid hielden. De stippellijn is steeds voor babylabs in Noord-Amerika, de doorlopende lijn voor de overige labs.

Advances in Methods and Practices in Psychological Science

Taalverschillen en leeftijd

“Dat verschil is kleiner dan we hadden verwacht, maar waarschijnlijk komt dat doordat alle baby’s luisterden naar spraakfragmenten in het Amerikaans- of Canadees-Engels,” aldus Bergmann. “Bij kinderen die dat als moedertaal hadden, zagen we een sterker effect. Er zijn wel verschillen tussen talen op het gebied van kindgerichte spraak, maar er is ook veel overlap. In een vervolgonderzoek willen we hier verder op inzoomen.”

In de grafiek valt op dat de voorkeur voor babypraat toeneemt naarmate de kinderen ouder worden. Daar hebben de onderzoekers drie mogelijke verklaringen voor. “Ten eerste hebben oudere kinderen meer ervaring met sociale interactie en weten ze dus dat een bepaalde spreekstijl voor hen is bedoeld,” vertelt Bergmann. “Daarnaast werden in de gebruikte spraakopnames voorwerpen beschreven. Daar hebben oudere kinderen wellicht meer ervaring mee dan kindjes tussen drie en zes maanden. Ten slotte zie je in onderzoeken sowieso vaak een groter effect bij oudere kinderen, omdat die langer hun aandacht gericht kunnen houden.”

Al met al hoef ik dus niet bang te zijn dat mijn zoon door mijn overdreven toontje geen fatsoenlijk Nederlands zal leren. Frost: “Het belangrijkste is dat kinderen veel ervaring opdoen met taal en interactie. Een paar zelfbedachte woorden hier en daar maken dan geen verschil in het grotere plaatje.” Babypraat houdt daarbij niet alleen de aandacht langer vast, het kan zelfs helpen om de taal te ontcijferen, aldus Bergmann: “Kindgerichte spraak bevat bijvoorbeeld veel verkleinwoorden, die allemaal op ‘-je’ eindigen. Een handige aanwijzing voor waar het ene woord eindigt en het volgende begint.”

Bron:
  • The ManyBabies Consortium (2020), Quantifying Sources of Variability in Infancy Research Using the Infant-Directed-Speech Preference, Vol.3 issue 1, 24-52. doi: 10.1177/2515245919900809
ReactiesReageer