In een discussie over donordieren deden zowel voor- als tegenstanders een beroep op de natuur: ‘Zo heeft de natuur het niet bedoeld’, maar ook: ‘Mensen zijn nou eenmaal nieuwsgierig’. Deze drogredenen houden geen stand, volgens argumentatiespecialist Paula Steenwinkel.
Vorige week werd bekend dat Amerikaanse artsen voor het eerst een varkensnier bij een mens hebben getransplanteerd. Het ging om een hersendode patiënt. Dankzij een aanpassing in het DNA van het varken is het orgaan niet direct afgestoten. Hoewel het nog hoogst onzeker is of een dergelijke transplantatie succesvol is op de lange termijn, is het wel tijd om het hier met elkaar over te hebben: want stel dat het straks in Nederland mogelijk is om een aangepaste varkensnier te krijgen, willen we dat dan ook?
Daarom organiseert NEMO Kennislink in samenwerking met het Rathenau Instituut maatschappelijke dialogen over dit onderwerp. We onderzoeken een mogelijk toekomstscenario, waarin dierlijke embryo’s worden aangepast en vermengd met menselijk materiaal, zodat er menselijke organen in het dier zullen groeien. De hoop is om daarmee in de toekomst het donortekort op te lossen. In Duitsland fokken onderzoekers al varkens met aangepaste harten, in Nederland is het momenteel verboden.
Ter voorbereiding op deze dialogen, organiseerde het Rathenau Instituut focusgroepen met burgers, nierpatiënten en experts. In deze focusgroepen kwamen een aantal argumenten voorbij, die we in deze blogreeks voorleggen aan Paula Steenwinkel, auteur van het boek Drogredenen (2021). Vandaag bespreken we: een beroep op de natuur.
Beroep op de natuur
Tijdens de focusgroepen werd dit argument zowel door voor- als tegenstanders van donordieren gebruikt. Voorstanders vinden dat het in de menselijke aard ligt om nieuwe dingen te ontdekken. ‘We zijn nou eenmaal nieuwsgierig’. Tegenstanders vinden dat het maken van dier-mens-combinaties tegen de natuur indruist. ‘Zo heeft de natuur het niet bedoeld’. Maar heeft de natuur wel een bedoeling? Hoe legitiem zijn deze argumenten?
“Hoewel de conclusies tegengesteld zijn, zien we hier twee versies van hetzelfde type argument”, zegt Steenwinkel. “Er wordt een beroep gedaan op de natuur om de (on)juistheid van een handeling te rechtvaardigen. Een ‘beroep op de natuur’ is een drogreden waarin gesteld wordt dat iets waar, verantwoord of goed is omdat het ‘natuurlijk’ is. In de argumentatieleer staat dit ook bekend als de is-to-ought-drogreden: dat iets zo is, wil nog niet zeggen dat het zo zou moeten zijn (ought).”
“Het is eigenlijk heel raar dat we iets wat in onze natuur ligt bij voorbaat bestempelen als iets wat we moeten nastreven”, zegt Steenwinkel. “We hebben van nature ook allerlei slechte eigenschappen. Mensen kunnen jaloers, agressief en egocentrisch zijn. Die eigenschappen zitten in onze natuur, maar dat maakt ze nog niet nastrevenswaardig.”
Dat het in de natuur zo werkt, wil dus nog niet zeggen dat het goed is. In de natuur gebeuren veel nare dingen, die we helemaal niet goed vinden. Enkel een beroep doen op de natuur, zoals ‘we zijn nu eenmaal nieuwsgierig’, is dus nooit voldoende om aan te tonen dat iets moreel juist of onjuist is. Er is een extra stap nodig, volgens Steenwinkel. “Je kunt bijvoorbeeld stellen dat het verwerven van nieuwe kennis ons plezier geeft, en plezier is nastrevenswaardig. Of dat nieuwe kennis onze gezondheidszorg naar een hoger niveau tilt. En je moet vervolgens aannemelijk maken waarom dat opweegt tegen de dood van andere dieren.”
Beroep op de wet
Steenwinkel noemt nog een andere drogreden die op de is-to-ought-drogreden lijkt: het ‘beroep op de wet’. Zij noemt dit in haar boek een Ad legis (volgens de wet). “Er wordt een beroep gedaan op de wet om te bepalen of iets juist is”, zegt Steenwinkel. “Bijvoorbeeld: het is niet verboden bij wet, dus ik mag dit doen. Of andersom: het mag niet volgens de wet, dus het is niet juist.”
“Maar de wet kan nooit het enige argument zijn om te bepalen of iets moreel juist is”, vervolgt Steenwinkel. “We hebben tijden gekend waarin het doden van joden wettelijk toegestaan was, maar dat maakte het nog niet juist. En dat het niet bij wet verboden is om vreemd te gaan, maakt het nog niet moreel geoorloofd.”
Zo zeggen tegenstanders van donordieren: ‘Het is niet voor niets verboden!’ Maar dat wil nog niet zeggen dat het altijd verboden moet blijven. Steenwinkel: “Je moet blijven beoordelen of bepaalde ontwikkelingen mogelijk tot andere oordelen leiden. Er waren ooit dingen verboden die we nu gelegaliseerd hebben; denk aan het homohuwelijk of vrouwenkiesrecht. Zaken die we in de loop der tijd toch anders zijn gaan beoordelen. Misschien blijven we in de donordierendiscussie uiteindelijk bij een verbod, maar dat wil niet zeggen dat we de kwestie niet opnieuw tegen het licht mogen houden.”
Kortom: een beroep op een feitelijke stand van zaken (de natuur of het wetboek) kan nooit voldoende reden zijn om te bepalen of iets moreel juist is of niet. Je zult zelf moeten nadenken wat jij gepast vindt en waarom. Wil je hierover meepraten? Kom dan naar de Donordierdialoog op 7 november 2021 in NEMO Science Museum te Amsterdam.