Naar de content

Antibiotica en onze maag- en darmflora

Een groep blauwe bacteriën op een zwarte achtergrond.
Een groep blauwe bacteriën op een zwarte achtergrond.
Wikimedia Commons

Antibiotica maken ziekteverwekkende bacteriën resistent, en daarom moeten we er niet teveel van gebruiken. Dat is inmiddels algemeen bekend. Maar antibiotica rekenen niet alleen af met schadelijke ziekteverwekkers. Ook de goede bacteriën in onze maag en darmen worden het slachtoffer van de medicijnen. Welke gevolgen dat heeft, wordt nu langzaamaan duidelijk.

Bacteriën en andere micro-organismen leven al op of in dieren sinds het meercellige leven ongeveer een miljard jaar geleden ontstond. Het is dus helemaal niet gek dat ook in ons maagdarmkanaal veel verschillende soorten bacteriën voorkomen.

Over het algemeen heb je van die bacteriën geen last; een aantal soorten is zelfs heel voordelig voor ons. Zo kunnen bacteriën in de darmen helpen bij het vrijmaken van energie uit voedsel, stimuleren ze het afweersysteem of houden ze schadelijke indringers buiten, simpelweg door de darmwand bezet te houden.

Zo nu en dan komen er helaas toch ziekteverwekkende bacteriën ons lichaam binnen, en die willen we natuurlijk zo snel mogelijk weer kwijt. Daarvoor gebruiken we over het algemeen antibiotica, geneesmiddelen die bacteriën doden of hun groei remmen.

Na inname komt een antibioticum terecht in de bloedbaan. Via die weg bereikt het echter niet alleen de schadelijke bacteriën waar we vanaf willen, maar helaas ook de goede bacteriën in ons maagdarmkanaal.

Astma en allergieën

De Amerikaanse arts en microbioloog Martin Blaser maakt zich zorgen over die aanval op onze goede bacteriën. In verschillende artikelen in het blad Nature schrijft hij dat onze maag- en darmflora zich maar moeilijk kan herstellen na een antibioticumkuurtje. In de Verenigde Staten en andere ontwikkelde landen hebben kinderen tegenwoordig op hun achttiende vaak al tien tot twintig van die kuren achter de rug. De goede bacteriën worden dus al vroeg flink aangepakt.

Neem bijvoorbeeld de bacterie Helicobacter pylori. In het begin van de twintigste eeuw was deze microbe één van de dominante bewoners van de mensenmaag. Ruim tachtig procent van de mensen droeg de Helicobacter bacterie bij zich. Aan het begin van de eenentwintigste eeuw had nog maar zes procent van de Amerikaanse, Zweedse en Duitse kinderen deze bacterie in de maag.

H. pylori is waarschijnlijk slachtoffer geworden van het antibioticum amoxicilline, een medicijn dat veel gebruikt wordt bij middenoorinfecties en luchtweginfecties. In twintig tot vijftig procent van de gevallen werkt een amoxicillinekuur niet alleen op de schadelijke indringers maar ook op de Helicobacter bacterie, zo ontdekte Blaser.

Aangezien de aanwezigheid van H. pylori het risico op het ontstaan van maagzweren en maagkanker iets verhoogt, was er aanvankelijk niemand die zich drukt maakte over het verdwijnen van die bacterie uit onze maag- en darmflora.

Maar uit onderzoek van Blaser blijkt nu dat mensen die de Helicobacter bacterie missen een grotere kans hebben om in hun kinderjaren astma, hooikoorts of huidallergieën te ontwikkelen dan mensen die de bacterie wel bij zich dragen. In het laboratorium slaagde de onderzoeker er zelfs in om jonge muizen tegen astma te beschermen door ze te koloniseren met H. pylori.

Daarnaast viel het Blaser op dat sinds de Helicobacter bacterie uit onze maag is verdwenen, er een toename is van het aantal mensen met slokdarmproblemen. Onder andere ‘Barrett slokdarm’ – een afwijking aan het slijmvlies in het onderste deel van de slokdarm, die wordt veroorzaakt door het terugstromen van maagzuur naar de slokdarm – en slokdarmkanker komen tegenwoordig vaker voor. De Amerikaan heeft echter nog geen sluitend bewijs gevonden dat het verlies van H. pylori uit onze maag- en darmflora daadwerkelijk de oorzaak is van die toename.

‘Nieuwe antibiotica’

Verder onderzoek aan muizen wees wel uit dat verschillende antibiotica, via het verlies van goede bacteriën, verantwoordelijk zijn voor veranderingen in het vetweefsel. Net als vee dat continue een lage doses antibiotica toegediend krijgt (in Europa is dit inmiddels verboden), werden de behandelde muizen snel dik zonder extra veel te eten.

Zelfs bij muizen die eenmalig een hogere doses antibiotica binnen kregen – een situatie die meer lijkt op de aanpak bij het behandelen van infecties – wijzigde de samenstelling van het vetweefsel. Blaser vreest dat ons eigen antibioticagebruik hetzelfde effect kan hebben en dat ziekten als obesitas en diabetes daarom tegenwoordig zoveel vaker voorkomen dan vroeger.

Een groep blauwe bacteriën op een zwarte achtergrond.

Welke bacteriën komen van nature in onze maag en darmen voor? Blaser gaat het onderzoeken.

Wikimedia Commons

Om een nog beter begrip te krijgen van de langetermijneffecten van antibioticagebruik trekt Blaser binnenkort de Amazone in. Samen met Maria Gloria Dominquez Bello van de universiteit van Puerto Rico gaat hij de darmflora van mensen die nog nooit antibiotica hebben gebruikt, vergelijken met die van mensen die regelmatig een kuurtje slikken. Zo hopen de wetenschappers te ontdekken welke soorten bacteriën van nature in onze maag en darmen voorkomen en welke functie ze daar hebben.

Die kennis kan van belang zijn voor het ontwikkelen van ‘nieuwe antibiotica’: medicijnen die zich specifiek richten tegen ziekteverwekkers en de goede bacteriën met rust laten. Of misschien is er wel een middeltje te vinden dat onze maag- en darmflora beschermt tegen de effecten van antibiotica.

Maar makkelijk zal dat niet zijn. Goede en schadelijke bacteriën lijken namelijk zo sterk op elkaar dat het lastig is één van de twee aan te vallen en de ander zijn gang te laten gaan.

Bronnen

Zie ook:

Meer over onze maag-/darmflora: