Bij het VUmc Alzheimercentrum gaan patiëntenzorg en wetenschappelijk onderzoek hand in hand. In de polikliniek op de begane grond kunnen patiënten terecht voor diagnose of behandeling. De kelder is het domein van wetenschappers die onderzoek doen naar de ziekte van Alzheimer, een vorm van dementie. NEMO Kennislink liep een ochtend mee.
Het is even zoeken bij het VU Medisch Centrum op de Boelelaan in Amsterdam, maar uiteindelijk vind ik het Alzheimercentrum een beetje weggestopt achter de hoofdingang van de poliklinieken. Vanaf de balie van de Alzheimerpoli volg ik de trap naar beneden. Onderweg bots ik bijna tegen neurowetenschapper Marissa Zwan aan. Zij neemt me mee naar de koffiekamer van de onderzoeksafdeling. Een grote ruimte met een goede zitbank, een aantal hogere tafels en stoelen, een piano en een tafelvoetbalspel. Een uitnodigende ruimte, maar op deze vrijdagochtend is het er nog rustig.
Zuiver in de ziekte
We gaan op de bank zitten en drinken een kopje thee. Zwan organiseert de activiteiten van het Alzheimercentrum tijdens het Weekend van de Wetenschap (zie kader) en wil mij graag iets vertellen over de polikliniek en het onderzoek in het algemeen. “In het Alzheimercentrum gaan patiëntenzorg en onderzoek hand in hand”, zegt ze. “Er komen hier zo’n vijf- tot zeshonderd patiënten per jaar. De meeste patiënten werken ook mee aan onderzoek. Dat kan bijvoorbeeld gaan om het invullen van vragenlijsten, maar ook om het maken van een hersenscan.”
“Onze specialisatie ligt bij de jonge dementie, dementie die voorkomt bij mensen onder de zeventig jaar”, gaat Zwan verder. “Jonge dementie wordt niet zo snel herkend, omdat de klachten veel vaker niet over het geheugen gaan. Mensen herinneren zich alles nog, maar kunnen bijvoorbeeld hun spullen niet meer vinden. Dit kan komen doordat de ogen achteruit gaan, maar het kan ook komen door dementie. Wij vinden het overigens fijn om onderzoek te doen naar jonge dementie, want deze mensen zijn meestal ‘zuiver in de ziekte’. Oudere mensen hebben vaak andere ziekten erbij en dan is het altijd lastig om te bepalen of de klachten veroorzaakt worden door Alzheimer.”
Voedingsvragenlijst
Inmiddels is ook arts Francien de Leeuw aangeschoven. Zij doet bij het Alzheimercentrum onderzoek naar de voedingsstatus van patiënten. Het is bekend dat patiënten met de ziekte van Alzheimer vaak afvallen, maar het is nog onduidelijk hoe dat komt. Vergeten deze mensen te eten? Kunnen ze voedingsstoffen niet meer zo goed opnemen? Verbruiken ze meer energie dan gezonde mensen? Of is hun geur en smaak gedurende de ziekte veranderd? Op deze vragen probeert De Leeuw antwoorden te vinden.
“Sinds september 2015 vragen we patiënten die op de polikliniek komen om een voedingsvragenlijst in te vullen. Daarin staan vragen als ‘Hoeveel keer per week eet u aardappels?’ Zo weten we wat iemand nou eigenlijk eet op een dag. Maar we vragen bijvoorbeeld ook ‘Hoe is het met uw eetlust?’” Deze gegevens worden gekoppeld aan gegevens over lengte, gewicht en buikomvang, die op de poli worden gemeten.
In februari van dit jaar is De Leeuw gestart met uitgebreidere tests bij een deel van de proefpersonen. “Patiënten komen nuchter op de poli, zodat we hun energieverbruik kunnen meten en kunnen kijken naar specifieke stofjes in het bloed”, legt ze uit. “Zodra die tests gedaan zijn, mogen mensen wat eten en doen ze nog wat taken. Zoals een test op de computer om te bepalen welk voedsel ze aantrekkelijk vinden, en ruiken aan geurstiften om de gevoeligheid voor geur te bepalen. In totaal verblijven patiënten die meedoen aan het uitgebreide onderzoek zo’n drie uur op de poli.”
Slapen mag
Na deze uitleg neemt De Leeuw me mee naar boven om een kijkje te nemen bij het apparaat dat energieverbruik meet. Een rijdend tafeltje met apparatuur is gekoppeld aan een soort ruimtehelm, waar deelnemers twintig minuten onder moeten liggen. In die tijd wordt een indirecte meting gedaan van het energieverbruik. “Het apparaat meet hoeveel zuurstof (O2) er naar binnen gaat en hoeveel koolstofdioxide (CO2) er weer uit gaat. Het meet dus hoeveel zuurstof je verbruikt en aan de hand daarvan kunnen we berekenen hoeveel calorieën, maar ook bijvoorbeeld koolhydraten en vetten er zijn verbrand”, vertelt De Leeuw.
Inmiddels is het apparaat, met wat horten en stoten, opgestart en gaat De Leeuw onder de kap liggen. “Ik heb hier nog nooit eerder onder gelegen, maar ik geloof dat ik zo in slaap zou vallen”, zucht ze. Haar collega, die nu het apparaat bedient, antwoordt: “Dat is geen probleem hoor. We meten je verbruik in rust, dus slapen mag.” Na een korte meting lopen we terug naar de koffiekamer in de kelder. Daar zitten artsen Jurre den Haan en Aleid van de Kreeke inmiddels op me te wachten.
Dikte van het netvlies
Het loopt tegen lunchtijd en in de gang naast de koffiekamer staan schalen met broodjes klaar. “Op vrijdagmiddag is het hier altijd druk”, legt Den Haan uit. “Dan worden alle patiënten die de afgelopen week op de poli zijn geweest uitgebreid besproken in een team van neurologen, neuropsychologen, de radioloog, psychiater, geriater en gespecialiseerde verpleegkundige. Op die manier wordt zorgvuldig de diagnose gesteld.” Wij lopen nu gelijk door naar de afdeling oogheelkunde waar de scanners staan die gebruikt worden voor onderzoek naar een nieuwe diagnostische test voor de ziekte van Alzheimer.
Den Haan wil het oog gebruiken om te kijken wat er in de hersenen misgaat. Dat klinkt bizar, maar er zit een hele logische gedachte achter. “In het embryo ontstaan drie lagen cellen. Eén van die lagen, de neurale buis, vormt uiteindelijk het zenuwstelsel, de hersenen, het ruggenmerg en ook het netvlies. De hersenen en het netvlies zijn dus uit dezelfde structuur ontstaan en bestaan allebei uit zenuwcellen.”
Bij de ziekte van Alzheimer stapelt het eiwit amyloïd zich op in de hersenen. Dat zorgt voor schade en dat leidt er uiteindelijk toe dat delen van de hersenen gaan krimpen doordat zenuwcellen verdwijnen. Dit effect is het sterkst in de hippocampus (het geheugengedeelte van de hersenen).
Is deze aftakeling ook zichtbaar in het oog? Wordt het netvlies bijvoorbeeld dunner, omdat ook daar zenuwcellen verdwijnen? Die vraag wordt nu onderzocht door scans te maken van de ogen van Alzheimerpatiënten. Dat gaat vrij makkelijk omdat de apparatuur en de expertise voor deze metingen al aanwezig is bij de afdeling oogheelkunde. Van de Kreeke: “Glaucoom is een oogheelkundige ziekte waarbij de zenuwcellagen steeds dunner worden. Bij die patiënten maken we al meer dan tien jaar scans om te kijken naar de dikte van het netvlies.”
Subtiele signalen
Den Haan wil nog een stap verder gaan en ook bekijken of het Alzheimer-eiwit zichtbaar gemaakt kan worden op het netvlies. “Dat eiwit kun je misschien zichtbaar maken met behulp van geelwortel, een kleurstof die voorkomt in bijvoorbeeld nasi en het oranje laagje van een raketijsje”, legt hij uit. “Geelwortel kan binden aan het Alzheimer-eiwit en geeft van zichzelf licht; het fluoresceert. Dat licht willen we vervolgens meten in het netvlies. Helaas is de concentratie geelwortel in nasi en ijsjes veel te laag en dus geven we patiënten capsules met geelwortel die ze vier dagen lang moeten slikken. Daarna wordt er een scan gemaakt om het eiwit te detecteren.”
Klinkt eenvoudig, maar geelwortel geeft heel subtiele signalen. Johannes de Boer en zijn collega’s van het VU LaserLab ontwikkelden een nieuwe scanner, die speciaal gericht is op het detecteren van deze subtiele signalen. Den Haan laat zien hoe de scanner werkt. Hij scant het linkeroog van Van de Kreeke door er verschillende kleuren licht op af te vuren. “Door verschillende kleuren te gebruiken, hopen we het signaal van de geelwortel op te kunnen vangen.” Het resultaat is een wat korrelig beeld, waar de onderzoekers erg enthousiast over zijn: “dit is best een goede!”
Op dit moment is de ziekte van Alzheimer alleen aan te tonen door middel van een hersenscan. Zo’n scan maak je niet zomaar, want dat is duur en belastend voor patiënten. Een oogscan is patiëntvriendelijk en makkelijk. Binnen twee minuten is het klaar en zou je misschien kunnen weten waar je aan toe bent. “Het Alzheimer-eiwit is er eerder dan de hersenschade”, zegt Den Haan. “Met een goede oogscan zouden we de ziekte dus ook eerder kunnen detecteren.”