Een groep Nederlandse en Amerikaanse wetenschappers volgde jarenlang in de hersenen van levende ouderen een eiwit dat betrokken is bij Alzheimer. De verspreiding van het eiwit bleek voorspelbaar voor geheugenverlies.
De ziekte van Alzheimer kenmerkt zich door de ophoping van twee eiwitten in de hersenen: bèta-amyloïd en tau. Zijn die opstapelingen er niet, dan is er geen sprake van de ziekte van Alzheimer, maar van een andere vorm van dementie of normale veroudering.
Het opmerkelijke aan Alzheimer is dat tau en amyloïd al beginnen samen te klonteren in het brein jaren voordat de eerste symptomen van de ziekte zich openbaren. Mensen zijn dan nog cognitief gezond, maar de aanzet naar dementie is gelegd. Neuropsycholoog Heidi Jacobs van Universiteit Maastricht en haar collega’s van Harvard Medical School in Boston onderzochten in gezonde ouderen hoe de eiwitten zich door het brein verspreiden. Opstapeling van amyloïd vergemakkelijkt de verspreiding van tau en daarmee geheugenproblemen, schreven ze deze maand in het vakblad Nature Neuroscience.
Gezonde ouderen
Jacobs werkte samen met de onderzoeksgroep van hoogleraar Keith Johnson van Harvard Medical School. Hun focus lag op tau. “Door autopsies in de jaren ‘70 en ‘80 van mensen met de ziekte van Alzheimer weten we dat tau zich niet willekeurig door de hersenen verspreidt”, licht Jacobs telefonisch toe. “Het patroon is bij iedereen nagenoeg hetzelfde.” Onderzoek met dieren suggereerde al dat tau de verbindingen tussen zenuwcellen, de zogenaamde witte stof, gebruikt om terrein te winnen. Zoiets was tot voorheen nog niet eerder in levende mensen bestudeerd.
Het team onderzocht twee dingen: hoe verspreidt tau zich in het menselijk brein? En hangt die verspreiding inderdaad samen met geheugenproblemen in oudere mensen? In Boston volgden ze 256 mensen van tussen de 64 en 90 jaar oud gedurende zes jaar. Bij aanvang van de studie vertoonden zij geen tekenen van geheugenverlies of dementie. Jacobs en haar collega’s maten bij iedereen de hoeveelheid amyloïd en tau in de hersenen en maakten scans van hoe de witte stof erbij lag. De deelnemers deden ook een geheugentest. Na vier en zes jaar kwam de groep terug naar het lab voor een nieuwe scan en geheugentest.
Volgorde op een rijtje
Wat bleek? Tau verspreidt zich inderdaad via de witte stof, maar alleen in de mensen die al opgehoopt amyloïd in hun hersenen hadden. Dat was het geval bij zo’n dertig procent van de ouderen. Kennelijk is amyloïd cruciaal voor de verspreiding van tau. De verspreiding van tau leidde ook daadwerkelijk tot verslechtering van het geheugen.
Waarom is het belangrijk om de volgorde te weten waarin de eiwitten zich misdragen? “Door de processen op een rijtje te krijgen, weten we straks beter waar we moeten ingrijpen”, zegt Jacobs. “Al twintig jaar voor de eerste symptomen van Alzheimer optreden, hoopt amyloïd zich op. Als je behandelt op het moment dat iemand cognitieve problemen krijgt, ben je te laat. Door met medicijnen te beginnen voor tau zich verspreidt, hebben we de meeste kans om mensen gezond te houden.”
Cognitieve reserve
Wetende dat amyloïd de aandrijver is achter de verspreiding van tau, kan toekomstig klinisch onderzoek daar straks op inhaken, legt Jacobs uit. De focus bij behandeling van Alzheimer ligt op het samengeklonterd amyloïd. In plaats van alleen naar het wegwassen van amyloïd te kijken, is het nuttig om te meten of een medicijn dan ook de verspreiding van tau tegengehoudt. Want het is de samenwerking tussen die twee die geheugenproblemen oplevert.
Opvallend genoeg krijgt niet iedereen met amyloïd en tau in zijn brein uiteindelijk Alzheimer, aldus Jacobs. “Er is een kleine groep mensen die erin slaagt gezond te blijven.” Onderzoekers vermoeden dat deze mensen een hogere ‘cognitieve reserve’ hebben die hen beschermt tegen hersenschade. Een hoog opleidingsniveau, een leven met veel lichaamsbeweging en blijven leren, zouden zorgen voor zo’n cognitieve reserve.