Naar de content

'Alles wat interessant is, is complex'

George Whitesides spoort chemici aan meer lef te tonen

Júlio Boaro via Wikimedia Commons CC BY 2.0

Het is hoog tijd dat chemici gaan werken aan nieuwe onderwerpen, vindt George Whitesides, hoogleraar aan de universiteit van Harvard. Te lang hebben ze zich gericht op eenvoudige problemen. En dat terwijl er zoveel interessant onderzoek te doen is. “In de echte wereld zijn de meest urgente en fascinerende vraagstukken per definitie complex.”

Bosbrand in het Bitterroot National Forest, Montana (VS).

USDA/John McColgan via Wikimedia Commons CC0

Weinig chemici bestrijken zo’n breed onderzoeksgebied als Whitesides. Of het nou gaat om innovatieve materialen, spectroscopie, de oorsprong van leven, betaalbare diagnostiek voor ontwikkelingslanden, nanotechnologie, bosbranden, soft robotics, zelfassemblage, biofysica of het oppervlak van levende cellen – de kans is groot dat Whitesides er zich in zijn lange loopbaan mee bezig heeft gehouden. Of nog actief in is.

Hij vindt dat wetenschappers veel meer buiten hun vaste grenzen moeten kijken. “Niets is intellectueel zo stimulerend als een probleem waar je nog totaal geen idee bij hebt.” Kennislink sprak Whitesides in Eindhoven, waar hij te gast was bij het Institute for Complex Molecular Systems (ICMS).

George M. Whitesides (1939) werd geboren in Louisville (Verenigde Staten). Hij studeerde scheikunde aan Harvard en promoveerde aan het California Institute of Technology in 1964. Tot 1982 was hij werkzaam bij het Massachusetts Institute of Technology. Hij stapte over naar het nabijgelegen Harvard en daar is hij nog steeds hoogleraar. Whitesides werd vooral bekend om zijn werk aan NMR spectroscopie, organometaalchemie, moleculaire zelfassemblage en micro- en nanotechnologie. In 2011 werd hij uitgeroepen tot de meest invloedrijke nog levende chemicus: hij had de hoogste H-index, die de hoeveelheid publicaties combineert met de mate waarin anderen ernaar verwijzen.

Naast wetenschappelijke publicaties schrijft Whitesides ook graag opiniestukken om zijn inzichten te delen. In 2015 publiceerde hij in het toonaangevende chemische tijdschrift Angewandte Chemie een prikkelend en geestig essay over de toekomst van het chemische onderzoek.

In dat stuk krijgt iedereen ervan langs. Chemici aan de universiteiten zijn alleen maar bezig hun eigen posities te bevechten en houden iedere vernieuwing tegen. De chemische industrie leunt achterover en probeert louter de winst (en bonussen) op de korte termijn in stand te houden. De overheid bemoeit zich teveel met de inhoud van het onderzoek en tuigt onmogelijke bureaucratische systemen op. De chemie lijdt aan zelfingenomenheid, betoogt Whitesides. En dat is zonde, want daardoor wordt het potentieel van de chemie onvoldoende benut.

Chemische installatie in Japan. De chemische industrie ziet onderzoek als een kostenpost, in plaats van een investering. Daarom is er uit die hoek weinig vernieuwing te verwachten, aldus Whitesides.

OAZipper via Wikimedia Commons CC BY-SA 3.0

U stelt dat de chemie zelfgenoegzaam is geworden. Hoe is dat gekomen?
“Tijdens de periode tussen pak ‘m beet het einde van de Tweede Wereldoorlog en begin jaren tachtig kon het eenvoudigweg niet op in de chemie. Er was geld in overvloed, zowel in de publieke als de private sector. De razendsnelle ontwikkeling van heel veel technologieën zorgde ervoor dat er doorlopend iets nieuws te ontdekken en te produceren viel. De industrie investeerde veel in onderzoek en was een volwaardige partner voor de universitaire laboratoria. Er viel in feite vrij makkelijk te scoren. Je hoefde je nauwelijks te verantwoorden voor het onderzoek dat je wilde doen. Maar die tijden zijn echt voorbij, terwijl veel onderzoekers zich gedragen alsof financiering hun grondrecht is.”

“Laat ik er meteen bij zeggen dat ik in Nederland gelukkig lichtpuntjes zie. Zoals hier bij het ICMS en bij het programma Functionele Moleculaire Systemen. Deze onderzoekers durven nieuwe wegen in te slaan en ze kiezen de goede problemen om aan te werken. Maar dat zie ik helaas weinig.”

Wat maakt een probleem tot een ‘goed’ probleem?
“Dat het niet eenvoudig of, beter nog, enkelvoudig is. Dat is belangrijk, omdat de chemie heel lang bezig is geweest met ‘eenvoudige’ problemen; één type molecuul, heel zuiver in een goed gedefinieerde omgeving bestuderen. Daar steek je van alles van op, maar het is niet echt. In het echte leven is niets eenvoudig. De meest urgente problemen die nu spelen zijn complex. Dat zijn bovendien ook de meeste interessante problemen. Alles wat echt interessant is, is complex. Maar de chemie vond het altijd prima om de complexe zaken over te laten aan bijvoorbeeld de natuurkunde en de informatica.

Welke nieuwe problemen moeten chemici aanpakken?
“De chemie is bij uitstek het onderzoeksgebied dat grootschaligheid en detailonderzoek met elkaar verenigt. Chemici zijn gewend om te werken met grote getallen, met transportstromen, met dynamische netwerken van interacties. Dat moeten we gebruiken voor een hele reeks van problemen die we nu nog niet meteen met chemie associëren. Denk aan de transportproblemen in megasteden, de dood, schoon drinkwater, de oorsprong van leven, turbulente systemen zoals het weer en financiële markten. De lijst is lang en heel interessant. We moeten uit onze comfort zone stappen en nieuwe onderwerpen durven opzoeken. Dat betekent ook nieuwe samenwerkingsverbanden aangaan, niet alleen binnen de natuurwetenschappen, maar ook met bijvoorbeeld sociale wetenschappen.”

Veel van de problemen waar megasteden zoals Sao Paolo mee kampen, vragen om een bijdrage van chemici, vindt Whitesides

Júlio Boaro via Wikimedia Commons CC BY 2.0

Hoe krijg je een zelfvoldane gemeenschap weer in beweging?
Een ondeugende glimlach verschijnt. “Je moet je energie niet verspillen aan de mannen van middelbare leeftijd die het nu voor het zeggen hebben. Dat heeft geen zin. Je hebt jonge mensen nodig, zij hebben een frisse blik en zijn vol energie en ambitie om iets te bereiken. Geef jonge onderzoekers de ruimte en het vertrouwen om hun ideeën na te jagen, ook als het risicovolle plannen zijn. Maar ook dat vraagt lef van de groepsleider, want stel dat die jonge onderzoekers jou voorbijstreven. Als je werkt aan complexe problemen kun je niet anders dan gelijkwaardig samenwerken. Je hebt veel verschillende mensen nodig die een bijdrage leveren en ieders bijdrage verdient waardering. Het hiërarchische model waarin de hoogleraar de baas is en de rest hem vooral nadoet en volgt, werkt niet meer. We moeten onze studenten anders opleiden, want zij gaan straks werken aan problemen die we nu nog helemaal niet tot de chemie rekenen.”

U gaat uit van concrete verschijnselen en problemen als bron voor wetenschappelijk onderzoek. Veel academici zien dat juist liever niet.
“Ik vind die hele discussie over of onderzoek nou fundamenteel of toegepast is volstrekt oninteressant en geforceerd. Dat is niet van belang, wat telt is of het een waarlijk uitdagend en interessant vraagstuk is. Dat moet je kunnen uitleggen. Als je werkelijk geen antwoord hebt op de vraag ‘who cares?’, als je echt niets kunt bedenken waarvoor jouw onderzoek relevant is, dan zit je wat mij betreft in de gevarenzone. Dan moet je je eens afvragen of jij echt zoveel slimmer bent dan alle anderen, dat jij als enige het belang ziet.”

Bron:

Whitesides, G.M., Reinventing Chemistry, Angewandte Chemie International Edition 2015, doi:10.1002/anie.201410884

ReactiesReageer