Naar de content

Adoptiekinderen vergeten hun moedertaal niet

Een klein meisje kijkt dromerig voor zich uit.
Een klein meisje kijkt dromerig voor zich uit.
Flickr, James Kim via CC BY 2.0

Mensen die als baby geadopteerd zijn, vergeten hun oorspronkelijke moedertaal niet. Recent onderzoek van onder meer de Radboud Universiteit laat zien dat Koreaanse geadopteerden op latere leeftijd makkelijker Koreaans leren. Zelfs als ze bij de adoptie maar een paar maanden oud waren.

Het leren van taal begint in de baarmoeder. In het laatste termijn van de zwangerschap, als het gehoor volledig is ontwikkeld, hoort de foetus zijn moeder al eindeloos praten. De baby is vooral gevoelig voor het ritme van zijn moedertaal, en herkent die al meteen na de geboorte. Een kind gaat pas echt experimenteren met klankreeksen zoals dadadada als hij een half jaar oud is, in de zogeheten brabbelfase. Tot die tijd staat het luisteren centraal.

Deze kennis die een baby in de eerste maanden van zijn leven opdoet, gaat nooit meer verloren. Dat ontdekte Mirjam Broersma van het Nijmeegse Centre for Language Studies, toen zij 29 Koreaanse geadopteerden in Nederland opnieuw kennis liet maken met hun moedertaal. Samen met collega’s uit Australië en Korea publiceerde zij haar resultaten in Royal Society Open Science.

Een klein meisje kijkt dromerig voor zich uit.

In de jaren zeventig kwamen de eerste Koreaanse adoptiekinderen naar Nederland; tussen 1970 en 1988 ruim vierduizend.

Flickr, James Kim via CC BY 2.0

Subtiele klankverschillen

De deelnemers aan het onderzoek van Broersma waren, met uitzondering van de controlegroep, geboren in Korea. Ze waren op zeer jonge leeftijd geadopteerd door Nederlandssprekende ouders. De helft van hen was op het moment van adoptie jonger dan zes maanden, de andere helft was ouder dan zeventien maanden (maar jonger dan zes jaar). Tijdens het onderzoek waren de deelnemers inmiddels tussen de 23 en 41 jaar oud. De mensen uit de controlegroep waren geboren en getogen Nederlanders van ongeveer dezelfde leeftijd als de mensen uit de adoptiegroep. Ook in andere opzichten waren ze vergelijkbaar, zoals in opleidingsniveau en aantal keren dat ze Korea hadden bezocht.

Gedurende twee weken studeerden zij op Koreaanse klanken die waren ingesproken door moedertaalsprekers uit Korea. De klanken die ze leerden, lijken voor buitenstaanders misschien erg op elkaar, maar hebben in het Koreaans wel degelijk een betekenisverschil. Een voorbeeld is het woord tal, dat door een wisselende uitspraak van de t zowel ‘dochter’, ‘maan’ als ‘masker’ kan betekenen. Voor niet-Koreanen is dit verschil in uitspraak heel subtiel en moeilijk te leren. Hoewel de geadopteerden net als de niet-geadopteerden moeite hadden de klankverschillen te onderscheiden, pikten zij ze toch sneller op.

Drie klanken die voor Nederlanders alle drie als t klinken, drie klanken die alle drie als k klinken, en drie klanken die alle drie als p klinken. Luister maar eens naar de drie onderstaande geluidsfragmenten, waarin de t op verschillende manieren wordt uitgesproken. De voorbeelden zijn niet-bestaande woorden die werden gebruikt voor het experiment. Fortis, lenis en aspirated zijn fonetische termen om de klanken te onderscheiden.

RSOS, Choi et al 2017

Moedertaalsprekers

Aan het begin van de trainingsperiode moesten de proefpersonen zelf ook een lijst met Koreaanse woorden uitspreken. Aan het eind van de training werd dezelfde ‘productietaak’ nog een keer herhaald. De uitspraak werd opgenomen en beoordeeld door dertig moedertaalsprekers van de Hanyang Universiteit in Seoul. Op de eerste productietaak scoorde de adoptiegroep ongeveer gelijk aan de controlegroep. Maar op de tweede productietaak, na de trainingsperiode, was de gemiddelde score in de adoptiegroep beduidend hoger. Hun uitspraak werd beter bevonden door de Koreaanse moedertaalsprekers.

De verschillen tussen de adoptiegroep en de controlegroep waren duidelijk. De eerste groep was niet alleen sneller in het onderscheiden van de klankverschillen, maar hun eigengemaakte klanken werden door de moedertaalsprekers ook makkelijker geïdentificeerd en beter beoordeeld. Maar het meest fascinerend noemt Broersma het feit dat ze geen verschil vond tussen de vroege en late adoptiegroep. “Beide groepen geadopteerden doen het decennia later even goed qua uitspraak, ze zijn allemaal stukken beter dan de controlegroep”, aldus de onderzoeker.

Onbewust geheugen

Broersma vermoedt dat de resultaten van haar onderzoek gelden voor adoptiekinderen in het algemeen. Ook geadopteerden met een andere taalachtergrond hebben waarschijnlijk een voorsprong als zij op latere leeftijd hun geboortetaal gaan leren. Dat is prettig, omdat het op die manier makkelijker is om contact te leggen met de mensen en cultuur van hun geboorteland. Iets waar veel geadopteerden op latere leeftijd behoefte aan hebben. Broersma licht toe: “De moedertaal is verdwenen uit hun bewuste geheugen, maar de kennis in hun onbewuste geheugen verschijnt weer via onze studie.”

Binnen de taalwetenschap heeft dit onderzoek een belangrijk stuk nieuw inzicht opgeleverd. Dat de taalontwikkeling al heel vroeg begint, zelfs in de baarmoeder, was bekend. Maar tot nu toe wist men niet in hoeverre die kennis ook bewaard blijft als de taal niet meer aangeboden wordt, zoals bij adoptie. Nu blijkt dat deze allereerste kennis niet verloren gaat, en later nog van pas kan komen.

In dit filmpje vertelt Mirjam Broersma over onderzoek naar tweede taalverwerving

Bron:

Jiyoun Choi, Anne Cutler, Mirjam Broersma, Early development of abstract language knowledge: evidence from perception–production transfer of birth-language memory, Royal Society Open Science 2017; 4 (1): 160660 DOI: 10.1098/rsos.160660

ReactiesReageer