Naar de content
Faces of Science
Faces of Science

Wegwijs

Das of Harry Potter-cape? – De regels van Oxford

Jakob van den Eijnden voor NEMO Kennislink

Iedereen op Magdalen College waarschuwde mij dat Oxford na 30 juni volledig uitgestorven zou zijn. Het was waar dat op 1 juli prompt het binnenhof volgeparkeerd stond met auto’s van glunderende ouders die hun dochter of zoon kwamen ophalen, nadat ze die in september aan de zorg van het college hadden overgedragen. Uit elk kamertje in de vijftiende-eeuwse vleugel waar de undergrads wonen, kwamen twee dozen boeken, een koffer met kleren, een serie fotolijstjes en een doosje met lege wijnflessen zetten. Veel meer spullen om zich druk over te maken hebben studenten hier doorgaans niet.

Ik zit met mijn tenen op de reling van het terrasje waar dit college om bekend staat onder toeristen. Elke ochtend rond een uur of elf, als ik hier al lezend of schrijvend mijn koffie drink, zie ik voorbijgangers op de brug waar de openbare weg overheen loopt de pas inhouden en naar beneden wijzen. Soms roept iemand: “meneer, hoe kom ik daar waar u zit?”, waarna ik beleefd probeer over te brengen dat het geen openbaar café is, maar onderdeel van het college dat op dit uur gesloten is voor niet-leden.

Bezoekuur
Als ze hier binnen de collegemuren namelijk “uitgestorven” zeggen, dan betekent dat niet dat er niemand op straat is. Integendeel, het wemelt van de toeristen in de straten van het oude centrum. Maar dat is een andere wereld. Niet dat men onaardig doet tegen bezoekers, of probeert van hen af te komen, maar ze vallen gewoonweg in een totaal gescheiden categorie. Als leden van het academische circuit hier zeggen dat er in de zomer “helemaal niets” gebeurt, dan bedoelen ze dat er geen colleges zijn en dat veel studenten en fellows bij hun families elders in de wereld zitten. Ondertussen is het hier een drukte van belang tijdens rondleidingen en bezoekuren.

Happy few
Ik mag mezelf rekenen tot de happy few die lid zijn van dit eeuwenoude instituut, maar ‘net aan’. Voor de tijd die ik hier ben, beschik ik over een wonderlijk stukje plastic: de zogenaamde bodcard. Hiermee kan ik mezelf via de hoofdingang van het college naar binnen swipen en driemaal daags aanschuiven in de eerbiedwaardige dinerzaal, waar eerdere generaties er vanaf glanzende olieverfdoeken op toezien of je wel de juiste tafelmanieren aan de dag legt. Ook heb ik toegang tot een ruimte waar ik met andere PhD-studenten op chesterfields kan zitten en de Times kan lezen. Maar verschil moet er zijn: mijn bodcard vermeldt in duidelijke letters Academic Visitor en ik kan er een handvol deuren en hekken binnen het college niet mee openen. Daarvoor moet je dan weer Full Member zijn.

Real person
Toch ben ik steeds blijer met deze kaart. Twee dagen na mijn aankomst stond ik in de hal van het bestuursgebouw terwijl de studentdecaan achter een gesloten deur bezig was hem activeren. Toevallig kwam net een van mijn supervisors de trap afzetten. Hij begreep waar ik op wachtte en zei met zijn Britse zangtoon: “so you are about to become a real person?” Inmiddels weet ik dat dit wel een grap was, maar in mindere mate dan ik toen dacht.

Voorrecht
Het is een voorrecht hier te mogen rondlopen. Achter de historische gebouwen liggen enkele hectaren bos en weide met een hek eromheen. Dat hek dient om de kudde herten binnen te houden, maar vooral ook om te zorgen dat indringers buiten blijven. Als je het over luxe hebt, is dit voortaan wat ik me daarbij voorstel: een gigantische stuk grond, piekfijn onderhouden door een stuk of tien tuinlieden, middenin een oude stad waar elke meter schaars is, en gereserveerd voor nog geen 600 studenten en fellows.

Harry Potter-cape
Het fascineert mij hoe niet alleen hekken je hier buiten de deur houden. Naast je plastic kaart heb je ook kennis van talloze ongeschreven regeltjes nodig om hier echt te kunnen landen. Ze zullen niet snel iets zeggen, maar je merkt aan je steeds gevoeliger wordende voelsprieten wanneer je een misstap begaat. Zo noemde ik al de tafelmanieren. Daarbij komt dat je op woensdag en vrijdag bij het diner als man een das draagt. Je kunt een heel pak aandoen, maar dan ben je overdressed. Beter is dus een combinatie, of een trui met je das eronder. Heb je zo’n Harry Potter-cape ofwel gown, wat weer afhangt van je status als student, dan draag je die over je jasje of trui. Op zondag draag je hem ook, maar dan over je witte overhemd met zwarte strik. Je neemt plaats aan de tafels die in de lengterichting van de eetzaal staan, want de fellows en hun gasten eten aan de tafel die dwars staat. Komen zij de eetzaal binnen, ga je staan. Hoewel het bordje met brood rechts van je iets dichterbij staat dan dat links van je, neem je de linker. Doordeweeks sta je op als het koor binnenkomt, op zondag blijf je zitten totdat de klok begint te slaan.

Cultuurverschil
Zo zijn er honderden kleine en grote zaken die je moet weten. De meeste staan nergens genoteerd, maar bestaan al tientallen, soms honderden jaren. De oudere fellows geven ze door aan de jongere fellows; de gevorderde studenten leren ze aan de nieuwkomers. De houding die ik hierbij veelvuldig heb geobserveerd is voorzichtig en beleefd. Je doet iets pas als je zeker weet dat het zo hoort. Ik vind mijzelf doorgaans bezonnen, maar dat stelde in deze context niets voor. Meer dan eens zag ik ze denken: ach, hij is Nederlander. Een prachtig symbool voor dit cultuurverschil spotte ik bij een lange wandeling vlak buiten de stad:

Generatie op generatie
Het is vakantie, maar ik kan niet laten om één opmerking te plaatsen over wat dit alles met taalwetenschap te maken heeft. Zo’n min of meer geïsoleerde gemeenschap met talloze impliciete regels die door de eeuwen heen zijn ontstaan en van generatie op generatie worden overgedragen, is misschien wel meer dan alleen een mooie metafoor voor een taalgemeenschap. Zeker is in elk geval dat de toeristen die hier over een uurtje weer worden binnengelaten een andere taal spreken dan de leden van dit college, of ze nu uit China komen of uit een Engels stadje enkele kilometers verderop.

ReactiesReageer