Waarom we proosten met Nieuwjaar
Overal ter wereld proosten we tijdens bijzondere gelegenheden. Op verjaardagen, op bruiloften, en op het nieuwe jaar. Historicus Adriaan Duiveman deed onderzoek naar drinkculturen in de zeventiende eeuw. Ook toen werd er al geproost en getoast. Waar komt het ritueel vandaan, en waarom doen we het?
Binnenkort sta je met een glas bubbelwijn in je handen. De wijzer van de klok telt de laatste seconden van het jaar af. Dan is het zover. Jullie klinken de glazen, kijken elkaar aan en roepen: ‘Gelukkig nieuwjaar!’ Herkenbaar? Nieuwjaar is niet het enige moment dat we proosten. We doen het vaker: op iemands verjaardag, op iemand bruiloft, of gewoon in de kroeg, wanneer we het roerend met elkaar eens zijn en klinken op onze briljante conclusies. Hoezo eigenlijk?

Overal ter wereld drinken mensen alcoholische dranken, en bijna overal lijken ze er mee te proosten. Hoe die proostrituelen er exact uitzien verschilt. In de jaren vijftig, tijdens zijn veldwerk bij de Boliviaanse Camba, maakte antropoloog Dwight Heath een aantal fiestas mee. De deelnemers zaten in een cirkel. Bij het schijnsel van Heaths Colemanlantaarn dronken ze tot diep in de nacht zelfgestookte drank. Het was ontzettend sterk spul. Een gastheer deelde uit, liep naar een deelnemer, bood een glas uit zijn fles aan en riep Salud! – gezondheid. Vervolgens was het aan de deelnemers om het glas weg te klokken. Stiekem spuugden ze de helft achter zich uit.
In Georgië werkt het weer anders. Waar de proost bij de Camba simpel was, is proosten in het Kaukasusland een kunstwerk. Toasts zijn de rode draad door de supra, een typisch Georgisch feestmaal. Een ceremoniemeester, vaak een oudere man, leidt het diner en houdt korte toespraken. Deze toasts worden gezien als een soort poëzie. De ceremoniemeester is de kunstenaar, maar iedereen heft uiteindelijk tegelijkertijd het glas, en iedereen drinkt samen.
Taaldaad
Je kan taal gebruiken om dingen in de wereld te beschrijven. ‘Die boom heeft groene bladeren.’ Of: ‘Dat is een snelle auto.’ Maar er is ook nog een andere manier om taal te gebruiken: als handeling. De filosoof John Austin legde in zijn boek How to Do Things with Words uit dat taal niet altijd een situatie beschrijft, maar ook een actie kan zijn. Hij noemde het speech acts, taaldaden. Zo sluiten we een huwelijk tussen twee mensen door middel van het ja-woord. Wanneer beide geliefden ‘ja’ tegen elkaar zeggen zijn ze juridisch met elkaar verbonden. Zoiets is niet écht te zien in de fysieke wereld, maar niemand zal zeggen dat er tijdens een trouwerij niet iets bijzonders gebeurt. Andere voorbeelden zijn weddenschappen, een eed afleggingen en zweren. ‘Ik zweer het, ik heb echt niet de laatste chips opgegeten!’
Vier ingrediënten van een proost
De drinkrituelen van de Camba en de Georgiërs verschillen dus, maar toch zijn beiden vormen van proosten. Om te proosten heb je namelijk vier ingrediënten nodig. Ten eerste, deelnemers. Je kan wel in je eentje proosten, maar met wie moet je dan het glas klinken? Het ritueel heeft geen betekenis buiten een groep van drinkers.
Ten tweede, je hebt drank nodig. Proosten hoort niet bij melk of bij water, maar bij alcohol. In alle culturen is alcohol niet zomaar vocht. Door de effecten van de ethanolmolecuul op ons brein en lichaam wordt het vaak gezien als een magisch of zelfs heilig goedje. En bij die bijzondere status horen bijzondere rituelen, zoals proosten.
Ten derde is proosten een handeling: je gaat staan, je heft je glas, je klinkt, je kijkt elkaar aan. Als je proost doe je iets met je lichaam.
Tot slot, de handeling van drinken wordt ingeleid (en soms afgesloten) met woorden. Niet alleen je bewegingen doen iets, want die woorden zijn ook een handeling. Proosten is een zogenaamde taaldaad. (Zie kader.) Je spreekt samen een wens uit, en bezegeld die met slok. Of een heel glas.
Heidens ritueel?
In Georgië worden toasts vermengd met gebed en soms ook afgesloten met ‘amen’. Drinken krijgt hier dus een religieus randje. De meeste Nederlanders die op 1 januari proosten zullen niet geloven dat de proost hen daadwerkelijk een beter jaar gaat opleveren. Een toast is dan wel een taaldaad, maar we denken niet dat ergens op drinken daadwerkelijk iets doet in de wereld. Toch?
Volgens mij zijn we stiekem een beetje bijgelovig als het om proosten gaat. Zo hoor ik tijdens proostsessies vaak dezelfde urban legend langskomen: als partners elkaar niet aan kijken tijdens de toast hebben ze zeven jaar slechte seks. Aldus staan geliefden elkaar om twaalf uur indringend aan te staren. Voor de zekerheid.
Wel of niet klinken?
Italianen proosten met de woorden ‘cin cin’: het geluid van klinkende glazen. Klinken hoort bij toasten. Hoe dat zo is gekomen is onbekend. Een mythe stelt dat klinken vergiftigingen moesten voorkomen. Als je ferm zou klinken zou de drank over de rand van de glazen heenslaan en andere bekers vervuilen. Zo zou een kwaadaardige gifmenger ten prooi vallen aan zijn eigen gif, en dat wilde hij natuurlijk niet. Het is een mooi verhaal, maar er zijn geen bewijzen voor deze mythe. Met gebruiken is het moeilijk om uit te vinden hoe, wanneer en waarom ze zijn ontstaan.
Tijdens de Zweedse gasques – een soort combinatie van diner en cantus – die ik als student in Uppsala meemaakte- mocht er alleen geklonken worden op bepaalde momenten. Voor de rest werd bij toast alleen het glas geheven. In de hogere kringen van Nederland is het laatste altijd het gebruik. Nederlandse kakkers menen dat klinken met glazen niet chique, nee, zelfs volks is. Etiquettegoeroe Beatrijs Ritsema betoogt dat klinken tijdens formele gelegenheden inderdaad ongepast is, maar met intimi is het juist een mooi gebaar. Vooral doen dus op 1 januari.
Proosten ervaren we dus toch als iets magisch. In de zeventiende- en achttiende eeuw, de periode die ik bestudeerd heb, was er ook discussie of je daarom wel mocht proosten. Strenge predikanten claimden dat de heildronk afstamde van het Grieks-Romeinse ritueel om wijn te plengen voor de goden: een beetje drank werd tijdens een drinksessie op de grond gegoten om hen gunstig te stemmen. Deze heidense traditie, zo zeiden de dominees, moest je als protestant natuurlijk niet volgen.
In het begin van de achttiende eeuw schreven predikant Pieter van der Schelling en zijn schoonvader Cornelis van Alkemade een driedelige geschiedenis van drink- en tafelrituelen. Ook zij meenden dat proosten heidense wortels had. Echter, dat betekende niet dat het zondig was. Proosten was gestript van al het religieuze en magische, en was nu enkel een teken van genegenheid. In dat opzicht was het niet anders dan een hand geven, kussen of je hoed afnemen.
Toch waarschuwden Van der Schelling en Van Alkemade voor een anti-proostgebruik dat destijds bestond: drinken op vervloekingen. Daar kon een hoop ellende van komen. In het slechtste geval kwam de duivel zelf op bezoek. Voor de twee nuchtere schrijvers was de combinatie van alcohol en woorden dus alsnog magisch.
Proosten is heilig
Communicatiewetenschapper Elena Nuciforo komt in hedendaagse, Russische toasts weinig magische of religieuze elementen tegen. Toch, zo schrijft ze, benadrukken toasts ‘heilige’ waarden en wensen. Anders dan de Georgische toast is de Russische toast een collectief product. Iemand initieert de toast, maar andere deelnemers vallen in en voegen wensen toe. En zo sta je opeens te proosten op familie, iemands nieuwe baan en natuurlijk het vaderland. Dit zijn dingen die, zo stelt Nuciforo, dus heilig zijn voor de drinkers, en die hen verbinden.
En misschien schuilt hierin wel de echte magie van de toast. Om twaalf uur wensen we onze vrienden en/of familie liefde, succes en veel gezondheid. Door dat te doen, verbinden we ons als groep. En misschien hopen we stiekem toch dat het onze groepsgenoten echt een beetje helpt. Laten we er op drinken. Proost!
Bronnen
Discussieer mee
0Vragen, opmerkingen of bijdragen over dit artikel of het onderwerp? Neem deel aan de discussie.