Naar de content
Faces of Science
Faces of Science

Het dak op met je telescoop

Sterrenkunde is papers, plotjes en pauzes

Lucas Ellerbroek

“Ah, sterrenkunde, wat interessant! Wat doe je dan de hele dag?”
Men kijkt vaak verwachtingsvol naar me op als deze vraag gesteld wordt. Het werk als sterrenkundige zal wel interessant zijn! Over daken lopen met je telescoop, wachten op een opening in het wolkendek, filosoferend naar boven kijken…

Het antwoord dat ik meestal geef is “achter de computer zitten en getallen in tabellen invoeren.” Al is het een klein beetje overdreven geformuleerd, het is niet ver bezijden de waarheid. Sterrenkunde is een vak van drie P’s: papers, plotjes en pauzes.

Bloedstollende bezigheid
De eerste P: het lezen van papers, is een bloedstollende bezigheid. Als je je eigen onderzoeksresultaten opschrijft, is het van belang dat je die ook in een context kunt plaatsen. Professoren van de vorige generatie vertellen wel eens dat je ‘in hun tijd’ hele middagen in de bibliotheek doorbracht, bladerend in grote folianten, in registers op zoek naar relevante literatuur. Voor ieder paper dat je wilde kopiëren moest je toestemming vragen bij de bibliothecaris.

Koortsachtige dwaling
Tegenwoordig hebben we de gehele literatuur binnen handbereik. Het is een kwestie van minuten om elk relevant paper over een onderwerp op je beeldscherm geopend te hebben. Dat wil helaas niet zeggen dat we ook sneller zijn geworden in het tot ons nemen van informatie. Vaak voelt zo’n zoektocht in de literatuur als een koortsachtige dwaling door een gebouw waar je de uitgang niet kunt vinden. Steeds gaat er weer een deur open met iets interessants erachter. Het is een zegen om af en toe de rust te kunnen vinden om één paper uit te printen en van voor naar achter door te werken. Net als in die goeie, ouwe tijd.

Geoefend sterrenkundige
De tweede P is het echte werk: plotjes maken. In mijn tak van sterrenkunde, het waarnemen, draait het om het visualiseren van meetresultaten. Niet simpelweg het afdrukken van foto’s van sterren, maar het leggen van verbanden tussen zaken die ik uit die foto’s afleid. Bijvoorbeeld: het verband tussen de helderheid en de kleur van een ster. Die twee reken ik eerst uit door een programmaatje te schrijven dat pixels op de foto telt en daar een bewerking op uitvoert. Vervolgens maak ik een plotje waar helderheid en kleur tegen elkaar worden uitgezet. Hieruit kan het oog van de geoefende sterrenkundige in één oogopslag weer andere informatie halen, zoals de massa en leeftijd van de sterren. Het bedenken welk plotje je maakt, het optellen van pixels, het schrijven van een computerscript dat alles voor je uitvoert en ja, inderdaad het invullen van getallen in tabellen is een tijdrovend en verslavend onderdeel van het wetenschappelijk werk.

Rechtgeaarde kantoorbewoner
De laatste P is de belangrijkste. Pauze. Er zijn natuurlijk de meerdere koffiemomenten op een dag waar je als rechtgeaarde kantoorbewoner niet aan ontkomt, maar een pauze kan zich op elk moment van de dag onverwachts aandienen. Een collega die bij je binnenstapt om even een plotje te bespreken dat hij of zij heeft gemaakt. Een student die hulp nodig heeft bij het vinden van een paper. Een professor die je vraagt om een werkcollege van haar over te nemen. Een postdoctoraal onderzoeker die het hele instituut rondgaat om publiek te verzamelen voor een lezing van een gast uit het buitenland. Een discussie die loskomt na diezelfde lezing en leidt tot een nieuw idee, meer koffie en uitgestelde werkzaamheden.

Het is de laatste P, het werk in de pauze, die de andere twee mogelijk maakt en die het leven als sterrenkundige spannend houdt. Zonder er één keer het dak voor op te hoeven.

ReactiesReageer