De Voyager-sondes, gelanceerd in 1977 en 1978, racen al bijna dertig jaar naar de rand van het zonnestelsel. Daar houdt de directe invloed van de zon op en botst de zonnewind, een stroom geladen deeltjes van de zon, op magneetvelden tussen de sterren. In 2004 bereikte Voyager-1 het begin van die schokgolf op 14,4 miljard kilometer van de zon, meer dan 14 keer zo ver als de planeet Saturnus.
Omdat Voyager-1 door zijn hogere snelheid anderhalf miljard kilometer voorligt op collega Voyager-2, dachten NASA’s wetenschappers dat Voyager-2 er nog jaren over zou doen om de schokgolf om het zonnestelsel te bereiken. Nu blijkt dat die grens ten zuiden van de zon dichterbij ligt dan aan de noordkant. Een sterk en uitgebreid magneetveld aan de zuidkant kan die afwijking verklaren.
Race naar de grens
De twee Voyager-sondes hebben hun hoofdmissie – een bezoek aan de buitenplaneten – al lang afgerond, maar nog steeds kunnen hun Amerikaanse bestuurders nuttige gegevens uit de oeroude apparaten halen. Zo vonden de twee sondes sporen van ionen die ontstaan als de zonnewind op interstellaire materie botst.
Voyager-2, trager en dichterbij de zon dan zijn collega, zal misschien de eerste zijn die de échte interstellaire ruimte bereikt: door het sterke magneetveld aan zijn kant van de zon is de schokgolf van de zonnewind daar niet alleen dichterbij de zon, maar ook nog eens dunner. Binnen tien jaar kan Voyager-2 de grens al achter zich laten. Dan kunnen zijn instrumenten de magneetvelden rond het zonnestelsel beter in kaart brengen.
De Voyager-1 en -2 werden in 1977 gelanceerd op weg naar Jupiter en Saturnus. Hun baan en de stand van de gasreuzen in die tijd maakte het mogelijk met een zuinig baan ook Uranus en Neptunus te bezoeken. bron: NASA / JPL Klik op de afbeelding voor een grotere versie.
Zie verder
- Voyager-2 reaches termination shock (Engels)
- The kink at the edge of the solar system (Engels)
- Ruimtereis die de experts verbaasde (Kennislinkartikel)
- Ruimtemissie voor Pioneer-anomalie (Kennislinkartikel)