Je leest:

Zoeken naar taal

Zoeken naar taal

Auteur: | 1 juni 2005

James Parkinson, Sergei Korsakov, Paul Broca, Hans Asperger – ze zijn van personen veranderd in namen. Die namen verwijzen nu naar een ziekte, een syndroom, een hersengebied, een autistische aandoening. De medische wetenschap telt honderden van deze eponiemen. In een serie biografische portretten maakt Douwe Draaisma van vijftien eponiemen uit de hersenwetenschap weer personen van vlees en bloed. Deel 10: het gebied van Broca

Net als Columbus verkeerde de ontdekker van het ‘gebied van Broca’ in het onzekere over wat hij precies ontdekt had. De anatomische feiten leken duidelijk genoeg. In het Parijse Bicêtre-hospitaal waar Broca als chirurg aan verbonden was, overleed in april 1861 een man die zijn spraakvermogen had verloren. Toen Broca een post mortem uitvoerde op zijn hersenen trof hij aan de onderzijde van de derde winding van de linkerfrontaalkwab een ernstige beschadiging aan. Een deel van het hersenweefsel was weggevreten en wat er nog wel was had een pappige structuur. De conclusie lag voor de hand: blijkbaar was dat deel van de hersenen essentieel voor het voortbrengen van taal. In veel handboeken over neurologie is dat ongeveer de reconstructie: Broca ontdekte het verband tussen een stoornis van de spraak en letsel in de linkerhersenhelft en werd zo de naamgever van het ‘gebied van Broca’ en de daarmee verbonden ‘afasie van Broca’. Maar deze voorstelling van zaken is misleidend. Broca dacht iets heel anders ontdekt te hebben. Het heeft hem meer dan vijf jaar gekost om te begrijpen dat hij voet aan land had gezet in de Nieuwe Wereld en niet in Japan.

Broca presenteerde het beschadigde brein op 18 april 1861 tijdens een zitting van de Société d’Anthropologie. Het was de dag tevoren gelicht uit de schedel van de 51-jarige schoenlapper Leborgne, bijgenaamd ‘Tan’, naar het enige woord dat hij nog kon uitspreken en dat het vaste antwoord was op de vragen van de dokter. Leborgne had zijn spraakvermogen al eenentwintig jaar geleden verloren en was rechtszijdig verlamd. Een verbaal gegeven opdracht kon hij wel uitvoeren, blijkbaar begreep hij de betekenis van wat hem werd gezegd nog steeds. Zijn intelligentie was evenmin aangetast, maar zelf taal voortbrengen, sprekend of schrijvend, was uitgesloten. Broca moet hebben beseft iets belangrijks op het spoor te zijn gekomen, want hij deelde mee dat hij wegens de historische waarde van deze ontdekking – wat die dan ook precies behelsde – ervan had afgezien verder te snijden in het brein. Na de zitting werd het in het Musée Dupuytren op sterk water gezet.

Paul Broca.

Nymfomanie

Pierre Paul Broca was in 1841, zeventien jaar oud, naar Parijs gekomen om medicijnen te studeren en had zo veel succes in de vergelijkende examens en concoursen waarin assistentschappen konden worden gewonnen, dat hij zijn voornemen opgaf om na de studie weer naar huis te gaan en de huisartspraktijk van zijn vader over te nemen. In 1848 werd hij docent anatomie aan de medische faculteit van de Universiteit van Parijs en secretaris van de Société d’Anatomie, de jongste in de geschiedenis. Hij nam als 23-jarige voor het eerst de pen op voor een wetenschappelijk artikel – over de anatomie van de horrelvoet – en vanaf dat moment kwam een stroom publicaties op gang over de meest uiteenlopende onderwerpen: ziekteleer, anatomie, chirurgie, antropologie, biologie, neurologie, archeologie. In een willekeurig jaar – 1864 – vindt men niet alleen publicaties over afasie, maar ook over tumorvorming, nymfomanie, ziekenhuishygiëne, de beenderen die waren gevonden in de grot van Mont-Maigre, de schedel van de Duitse dichter Schiller, de verspreiding van Baskische talen en de oorsprong van de Kelten. Behalve het ‘gebied van Broca’ en de ‘afasie van Broca’ zijn er talloze antropologische meetprocedures en –instrumenten naar hem genoemd, zoals ‘het vlak van Broca’ en de ‘stereograaf van Broca’.

De vondst van Broca kreeg in de neurologie van zijn tijd geen hartelijke ontvangst. Na de hoogtijdagen van de frenologie aan het begin van de negentiende eeuw was het idee dat specifieke functies aan welomschreven hersengebieden zijn gekoppeld in diskrediet geraakt. Dat uitgerekend taal, verbonden met rede en oordeelsvermogen, gerepresenteerd kon zijn in een relatief klein deel van de hersenen stuitte op scepsis. Maar dat dit gebied, àls het dan bestond, in de frontaalkwab lag, leek van de weeromstuit wèl goed te passen in de heersende opvattingen. Tenslotte verschillen we van dieren door onze beheersing van taal en een veel grotere frontaalkwab. Dat was dan ook wat Broca ontdekt meende te hebben: een specifieke lokatie in de frontaalkwab, niet dat die lokatie eenzijdig was en al helemaal niet dat het altijd de linkerzijde zou zijn.

Een vervelend probleem

Pas in 1863 werd duidelijk dat de afasie die Broca had geïdentificeerd in het overgrote deel van de gevallen was verbonden met een linkszijdig letsel. De ironie van de zaak is dat die ontdekking niet op naam van Broca staat. Een huisarts uit Montpellier had zich in 1863 in Parijs bij de Académie de Médecine gemeld met een verslag dat zijn vader, Marc Dax, al in 1836 had gepresenteerd. Dax sr. had ruim veertig gevallen van spraakverlies verzameld: in alle gevallen zat de beschadiging links. Intensief historisch onderzoek heeft niet kunnen ophelderen of Broca weet had van de bevindingen van Dax toen hij zich in diezelfde tijd ging richten op de kwestie van een al dan niet eenzijdige representatie van gesproken taal. Zelf had hij inmiddels acht nieuwe gevallen van afasie gevonden en ook bij deze patiënten zat het letsel telkens links.

Een afbeelding van de hersenen met daarop het gebied van Broca en het gebied van Wernicke aangegeven.

Deze regelmaat was in de beleving van Broca werkelijk een vervelend probleem. Hij zag het als een ondermijning van een anatomische symmetriewet die aan het einde van de achttiende eeuw geformuleerd was door de Franse arts Bichat: als organen een identieke structuur hebben, is ook hun functie identiek. Dit leek zo vanzelfsprekend dat niemand zelfs maar op het idee kwam die wet aan te vechten: nieren, longen, ogen en andere gepaarde organen vervullen dezelfde functie. Het was ondenkbaar dat de nauwkeurig spiegelbeeldig aangelegde hersenhelften daarop een uitzondering waren. De gestage vermeerdering van documentatie over patiënten met spraakverlies en linkszijdige letsels verontrustte Broca: ‘Ik hoop dat anderen, gelukkiger dan ik, eindelijk een geval van afemie [ _Broca’s eigen aanduiding voor wat later ‘afasie’ werd – DD_] zullen vinden dat is veroorzaakt door een beschadiging in de rechterhemisfeer.’ Maar in juli 1863 gebeurde het omgekeerde van wat Broca hoopte: een collega rapporteerde over een patiënt met een ernstig beschadigde derde winding in de rechterfrontaalkwab, terwijl zijn spraakvermogen volledig intact was geweest.

De symmetriewet van Bichat was eerder het uitgangspunt van onderzoek dan de uitkomst ervan. Symmetrie werd geassocieerd met schoonheid, evenwicht, orde, het was de uitdrukking van harmonie en gezondheid. Wat afweek van symmetrie, scheefgroei, eenzijdigheid, labiliteit, pathologie, leek de deur naar chaos te openen. De aantrekkingskracht van symmetrie blijkt uit de honende reacties op het steeds meer aan overtuiging winnende vermoeden dat verlies van gesproken taal werkelijk alleen aan letsels links was te wijten. De arts Lélut wenste in een reactie op het verslag van Dax in 1864 die mogelijkheid niet eens serieus te overwegen: zo meteen komt er nog iemand die beweert dat ‘er maar één oog is, het linker bijvoorbeeld, dat ziet, terwijl het rechter voor iets heel anders dient’. Zijn collega Briquet viel hem datzelfde jaar aan bij in een zitting van de Académie de Médecine. We geloven toch ook niet dat je met het rechteroor alleen ‘do, re, mi, fa’ hoort en met het andere ‘sol, la, ti’? Of met het rechterneusgat alleen aangename geuren ruikt en met het linker de onaangename?

Wisselende posities

Hoe moeilijk het was de gedachte van cerebrale symmetrie op te geven, blijkt ook uit de wisselende posities die Broca zelf heeft ingenomen. In zijn eerste publicaties in 1861 dacht hij dat er aan beide zijden een hersengebied was dat gesproken taal ondersteunde. In 1863 moest hij wel tot de conclusie komen dat dit gebied bij vrijwel iedereen links zat en in 1865 verklaarde hij dat mensen in meerderheid linksbreinig en rechtshandig zijn en dat er een minderheid is waarbij het omgekeerde het geval is. Voor deze ‘spiegelbeeldtheorie’ over de relatie tussen handvoorkeur en de plek van het taalcentrum had Broca op dat moment nog helemaal geen statistische gegevens. Tot dan toe had niemand reden om zo’n samenhang te vermoeden en van geen enkele patiënt was de handvoorkeur geregistreerd.

Verderop in zijn artikel relativeerde Broca deze relatie tussen taalcentrum en handvoorkeur weer, maar dat heeft niet kunnen verhinderen dat neurologen daarna bijna een eeuw lang de ‘Regel van Broca’ hebben gehanteerd: het taalcentrum zit tegenover de voorkeurshand, dus bij linkshandigen rechts. De aantrekkingskracht van symmetrie was blijkbaar zo groot dat de gedachte niet opkwam dat bij een deel van de linkshandigen het taalcentrum ook wel eens links zou kunnen zitten.

Pas in de Tweede Wereldoorlog werd in een grootschalig onderzoek onder Duitse soldaten met afasie en hersenletsel vastgesteld dat bij vrijwel iedere rechtshandige het gebied van Broca inderdaad links zit, maar ook bij zo’n zeventig procent van de linkshandigen. Bij de overige linkshandigen zit het rechts of aan beide zijden.

Civilisatie

Broca wist ook op een andere manier nog iets van de symmetriethese te redden. Hij betoogde dat de linker- en rechterhersenhelft bij de geboorte volkomen gelijkwaardig waren; beide helften zouden even geschikt zijn om de taalfunctie te verzorgen. In dit opzicht was het brein een symmetrisch orgaan. Maar omdat de linkervoorhoofdskwab in de eerste jaren een geringe groeivoorsprong neemt, ontstaat bij de meeste mensen een handvoorkeur voor rechts en een representatie van taal in de linkerhemisfeer. Die linkerhersenhelft geven we vervolgens zelf in ons onderwijs een beslissende voorsprong.

Zo opgevat was asymmetrie juist een teken van ontwikkeling en training, van civilisatie. De historicus van de neurologie Anne Harrington documenteerde hoe niet veel later de eerste verslagen verschenen waaruit bleek dat blanke Europese mannen het meeste asymmetrie vertoonden, vrouwen al wat minder en ‘primitieve’ volken en lagere dieren het minst. Tegen het einde van de negentiende eeuw was de linkerhemisfeer de dominante hemisfeer geworden, waarin alle menselijke, sociale en wetenschappelijke deugden waren verzameld: matigheid, rede, logica, evenwicht, wilskracht. De rechterhemisfeer was ondergeschikt en dat was maar goed ook. Hierin huisde dierlijkheid, instinct, gevoeligheid voor geestesstoornissen, aanleg voor misdaad, impulsiviteit. Veel van de bevindingen die deze rolverdeling moesten ondersteunen, waren verzameld door Broca.

Het is te gemakkelijk om te schrijven dat Broca gevangen was in de vooroordelen van zijn tijd. Hij was er juist een van de architecten van. Letterlijk duizenden hersenen heeft hij in handen gehad om ze te meten en te wegen, en telkens vond hij in volume, gewicht en omtrek de verhoudingen terug die pasten bij de toenmalige opvattingen over – zeg – de intelligentie van mannen en vrouwen of die van ‘hoge’ en ‘lage’ rassen. Men kan wel zeggen dat Broca in die twaalf, dertien ons hersenweefsel de neurologische argumenten aantrof die de kansen op hoger onderwijs voor vrouwen beperkten en zelfbestuur voor ‘primitieve’ volken ontmoedigden. De paradox hierin is dat Broca er in veel opzichten juist liberale opvattingen op nahield: hij had in 1848 een genootschap voor vrijdenkers gesticht, het was in 1870 op zijn aanbeveling dat vrouwen assistentschappen konden lopen in zijn ziekenhuis en toen hij in 1880 benoemd werd in de Senaat toonde hij zich hervormingsgezind, met pleidooien voor een betere gezondheidszorg voor armen en een onderwijssysteem voor vrouwen dat onafhankelijk was van de kerk.

Wernicke

De ontdekking van Broca stimuleerde nieuwe neurologische expedities. De Duitse artsen Gustav Fritsch en Eduard Hitzig prikkelden in 1870 de blootgelegde cortex van honden met een zwakke galvanische stroom en ontdekten zo wat nu het ‘motorisch projectiegebied’ heet: de strook net voor de centrale groeve die betrokken is bij spierbewegingen. De Engelsman David Ferrier stuitte met dezelfde methode op het ‘sensorische projectiegebied’, betrokken bij de verwerking van zintuiglijke informatie. Dezelfde Ferrier stelde voor om Broca te eren met het ‘gebied van Broca’. Maar de belangrijkste ontwikkeling in het onderzoek naar afasie na Broca staat op naam van een jonge Duitse neuroloog, Carl Wernicke (1848-1905), die in 1874 een korte monografie over taalstoornissen publiceerde. Hij betoogde dat het deel van de hersenen vóór de centrale groeve motorische taken had, en dat het deel erachter betrokken was bij de verwerking van zintuiglijke informatie. De opdeling van de hersenen in een motorisch en sensorisch deel leidde tot de splitsing van afasie in twee soorten: de motorische (of expressieve) afasie van Broca en een sensorische afasie waarvoor Wernicke een gebied aanwees in de linkerslaapkwab dat later zijn naam zou krijgen. Een patiënt met de afasie van Broca begrijpt wat tegen hem gezegd wordt, kan in zijn hoofd ook antwoord geven, maar mist het vermogen er uiting aan te geven. Een patiënt met de afasie van Wernicke – hij beschreef zelf tien gevallen – kan wel taal voortbrengen, maar is niet meer in staat die taal ook te begrijpen.

Als ’Brodmann’s area 44’ is het gebied van Broca nog steeds het centrum van intensief onderzoek, zowel van letselstudies als van experimenten met beeldvormende technieken. Ook gebarentaal van doven – om een bevinding te noemen – is gerepresenteerd in het gebied van Broca: een letsel op die plek legt niet de motoriek, maar wel de betekenis van het gebaren stil.

Paul Broca overleed op 7 juli 1880 door hartfalen. Hij was net 56 jaar geworden. Enkele dagen later leverde hij zijn laatste dienst aan de neurologie. Broca’s laboratoriumassistent Chudzinski nam het brein uit de schedel van zijn chef en maakte er een afgietsel van. Met de letters P.BROCA gegraveerd over de derde winding van de linkerfrontaalkwab rust het nu in de collectie van de afdeling Anatomie van de Universiteit van Parijs.

Literatuur

M.C. Corballis, ‘Are we in our right minds?’, in S. Della Sala (ed.), Mind myths. Exploring popular assumptions about the mind and brain, New York 1999 (25-41) P. Eling, ‘Broca on the relation between handedness and cerebral speech dominance’, Brain and Language, 22 (1984), 158-159 S.J. Gould, The mismeasure of man, New York1981 A. Harrington, Medicine, mind, and the double brain. A study in nineteenth-century thought, Princeton (N.J.) 1987 F. Schiller, Paul Broca. Founder of French anthropology, explorer of the brain, Oxford1992

Dit artikel is een publicatie van AMC Magazine.
© AMC Magazine, alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 01 juni 2005
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.