Ons klimaat verandert sinds het ontstaan van de aarde voortdurend. Dit komt onder andere door de invloed van vulkaanuitbarstingen, processen in de oceanen en de opwarming door zonlicht. Dankzij een snelle economische groei, in met name Westerse landen, verstoort de mens momenteel het evenwicht van deze natuurlijke schommelingen. Onze auto’s, vliegtuigen en fabrieken stoten een enorme hoeveelheid broeikasgassen (waaronder koolstofdioxide/CO2) uit. Die gassen houden warmte vast in de atmosfeer, waardoor de temperatuur op aarde langzaam toeneemt. Een milde winter, een vroege lente en een grotere kans op extreem weer zijn de gevolgen.

Een voorbeeld van zulk extreem weer is de hittegolf die in de zomer van 2003 Europa teisterde. Er stierven dat jaar aanzienlijk meer mensen dan in andere zomers doordat de gemiddelde temperatuur maar liefst 6 ⁰C hoger lag dan normaal. De relatie tussen temperatuur en sterfte is V-vormig. Bij de optimale temperatuur van 16,5⁰C overlijden de minste mensen. Het netto effect van klimaatverandering op de totale jaarlijkse sterfte is nu nog moeilijk in te schatten. In milde winters overlijden immers minder mensen dan tijdens de strenge winters van tientallen jaren geleden. Wellicht heffen de toenemende zomersterfte en de afnemende wintersterfte elkaar op.
Actieve parasieten
In Afrika, Azië en Zuid-Amerika kunnen we al zien dat de infectieziekte malaria flink profiteert van het mildere klimaat. De malariaparasiet (Plasmodium falciparum) ontwikkelt zich bij een hogere temperatuur steeds sneller. Bij 20⁰C is de parasiet in 26 dagen volwassen. Als de temperatuur 5⁰C stijgt, duurt dit nog maar 13 dagen. Ook de muggen die de parasiet verspreiden, hebben voordeel bij de opwarming. Zij bijten sneller, krijgen meer nakomelingen en trekken vanuit het laagland steeds vaker richting berggebieden. Malaria breidt zich voorlopig alleen uit langs de rand van het huidige verspreidingsgebied. In Nederland hoeven we voor deze infectieziekte dus niet bang te zijn.

Waar we wel in toenemende mate mee te maken hebben is de ziekte van Lyme, overgebracht door de schapenteek (Ixodes ricinus). Deze teek houdt niet van kou en droogte en zoekt daarom zijn heil in bosrijke gebieden met een dichte ondergrond waar de luchtvochtigheid tenminste 80 tot 85 procent is. Als gevolg van de klimaatverandering komen er in Nederland steeds meer plekken waar de schapenteek zich goed thuis voelt. Leefden er in 1994 nog zo’n 30.000 teken in de Nederlandse bossen, in 2005 was dit aantal al opgelopen tot 73.000. Door de hogere temperatuur en de toenemende hoeveelheid neerslag zijn de teken op dit moment bovendien actiever dan vroeger.
Hooikoortsseizoen steeds langer
De afgelopen decennia lopen er steeds meer mensen met allergische aandoeningen rond. Hooikoorts, eczeem en astma zijn al lang niet zeldzaam meer. Ook in deze stijging speelt klimaatverandering waarschijnlijk een rol. Door de toegenomen CO2 concentratie en de hogere temperatuur zijn planten efficiënter gaan groeien en meer pollen gaan produceren. In Europa komen met name pollen van de hazelaar en verschillende soorten grassen veel meer voor. Daarnaast bloeien planten langer, doordat de lente eerder begint. Sinds de jaren ’60 is het groei- en bloeiseizoen van een plant met gemiddeld 11 dagen verlengd. Als de temperatuurstijging verder doorzet, begint het pollenseizoen in 2090 nog 23 dagen eerder. Slecht nieuws voor hooikoortspatiënten dus.

Vochtigheid en overstromingen
In Nederland krijgen we waarschijnlijk zachtere, maar ook nattere, winters. Sinds 1900 is de hoeveelheid neerslag al met 20 procent toegenomen. Dit leidt tot meer vochtigheid in woningen en dat biedt perspectief voor de huisstofmijt. Of er daardoor ook echt meer mensen met een allergie komen, is onzeker. Bij huisstofmijt is een minimale prikkel al voldoende voor een allergische reactie. Of iemand wordt blootgesteld aan een beetje meer, veel meer of heel veel meer huisstofmijt doet er dan niet zoveel toe. Wie nu geen last heeft van huisstofmijt heeft dat waarschijnlijk ook niet wanneer openbare gebouwen en huizen straks wat vochtiger zijn.
Al die extra regen moet natuurlijk ergens heen. Dat is te zien aan de zeespiegel, die in de laatste eeuw zo’n 20 centimeter is gestegen. Voor de komende eeuw wordt een stijging tussen de 20 en 110 centimeter verwacht. De Nederlandse kustzone, het rivierengebied en het IJsselmeergebied lopen daardoor een risico op overstromingen. De kans op een overstroming is klein in vergelijking met de rest van Europa, maar er kunnen in ons land wel veel slachtoffers vallen. Direct door verdrinking, maar ook indirect. Zo’n grote hoeveelheid water kan ondergrondse leidingen en opslagtanks beschadigen waardoor er gevaarlijke stoffen vrijkomen. Daarnaast kunnen allerlei ziekteverwekkers met het water meestromen en grote uitbraken veroorzaken.

Nog even afwachten
Als al die voorspellingen uitkomen, neemt de ziektelast de komende jaren waarschijnlijk toe. Maar wanneer kunnen we de grote klapper verwachten? Volgens het Milieu- en Natuurplanbureau stijgt de ziektelast tot 2030 slechts een klein beetje. En daarna? Dat is mede afhankelijk van hoe wij in de komende decennia omgaan met klimaatverandering. Nog even afwachten dus.
Bronnen
- Mondiale milieuveranderingen en volksgezondheid: stand van de kennis (Huynen, de Hollander, Martens en Mackenbach), Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), 2008
- Climate change futures Health, ecological and economic dimensions (Paul Epstein en Evan Mills), Center for Health and the Global Environment (Harvard Medical School), 2006