
Regelmatig verschijnen er berichten in de pers over honderden of zelfs duizenden extra doden door hitte, zoals recent nog in India en Pakistan. Ook in Nederland kan hitte leiden tot meer sterfte. Tijdens de 12-daagse hittegolf in 2010 stierven naar schatting 660 mensen meer dan normaal in die periode. Hittegolven zullen door klimaatverandering vaker voorkomen en langer aanhouden, volgens voorspellingen van het KNMI. Daar staat tegenover dat het aantal en de duur van extreme koudeperiodes, die ook tot meer sterfte leiden, zal afnemen. Door vergrijzing zal het aantal mensen dat gevoelig is voor hitte en kou juist weer toenemen.
Optimale temperatuur voor minimale sterfte
Meer sterfte is slechts één van de mogelijke effecten van warmere zomers met meer hittegolven. Er zijn meer effecten van hitte, maar het meeste onderzoek richt zich op de extra sterfte, wat nu eenmaal een gegeven is wat relatief makkelijk te meten is. De dagelijkse sterfte wordt namelijk standaard bijgehouden door het CBS. Maar onder hittestress vallen ook alle andere gezondheidsproblemen die kunnen ontstaan als mensen last krijgen van de hoge temperatuur. Dat kan variëren van huiduitslag tot luchtwegklachten of zelfs een hitteberoerte. Hitte kan ook leiden tot slaapverstoring en verminderde alertheid en aandacht.
Vooral kwetsbare mensen, zoals ernstig zieke ouderen en daklozen in de grote steden, hebben last van hittestress. In steden is het namelijk vaak enkele graden warmer dan in hun omgeving (zie ook het kader Hitte-eilanden).
De relatie tussen sterfte en temperatuur ziet er uit als de V-curves hieronder. De optimale temperatuur is 16 à 17°C. Bij dat gemiddelde is de sterfte het laagst in Nederland. Boven en onder dit optimum neemt de sterfte toe. In andere landen heeft de curve een soortgelijke vorm, maar de optimumtemperatuur hangt af van het klimaat. In landen met een warmer klimaat ligt de optimale temperatuur hoger. Mensen passen zich aan, bijvoorbeeld door witte huizen te bouwen, een siësta in te lassen of bomen te planten voor schaduw.

We zullen ons in Nederland waarschijnlijk ook aanpassen aan klimaatverandering. De optimumtemperatuur kan dan wat hoger komen te liggen. Dat aanpassen gaat uiteraard geleidelijk en helpt dus niet tegen plotselinge schommelingen in de temperatuur. De kans op hittestress zal waarschijnlijk dus toch toenemen door de klimaatverandering.
Over het algemeen geldt in alle landen dat de sterfte met 1 tot 3 % toeneemt per graad Celsius boven het optimum. In de winter is de sterfte juist hoger bij lage temperaturen door een toename van hart- en vaatziekten, luchtwegklachten en sterfte onder ouderen. Het is onbekend of de lagere sterfte door minder extreem koude periodes op wereldschaal zal opwegen tegen de hogere sterfte door toenemende hitte.

Hitte-eilanden
In steden is het vaak enkele graden warmer dan in het omliggende landelijk gebied. Satellietbeelden tijdens de hittegolf van 2006 lieten zien dat het verschil in temperatuur overdag kan oplopen tot 9 graden Celsius. Er vindt in de stad meer absorptie van zonlicht plaats door de relatief donkere woningen en straten. Tegelijkertijd is er minder warmteverlies door de lagere verdamping en windsnelheden. Bovendien komt er in stedelijk gebied ook meer warmte vrij door menselijke activiteiten zoals verwarming, gemotoriseerd vervoer en airconditioning. Van oudsher meet het KNMI de temperatuur alleen op locaties buiten de stad, om verstoring van de metingen door de stad te voorkomen. Tegenwoordig kan iedereen het KNMI helpen met het verzamelen van meetgegevens buiten én binnen de stad.

Biowetenschappen en maatschappij
Het zou ook kunnen dat de wintersterfte toeneemt in plaats van afneemt. Mensen raken misschien minder gewend aan kou door mildere winters en kunnen daardoor gevoeliger worden voor plotselinge extreem koude dagen. Door klimaatverandering zullen zulke temperatuurschommelingen waarschijnlijk vaker voorkomen in de toekomst.
Verplaatste sterfte
De extra sterfte tijdens hittegolven bestaat deels uit personen bij wie het tijdstip van overlijden door de hitte ‘slechts’ een aantal dagen, weken of maanden is vervroegd. In de weken na een toename van de sterfte tijdens hittegolven is meestal een daling in de sterfte te zien. Dit wordt het oogsteffect genoemd. Het oogsteffect treedt niet altijd op en schattingen met betrekking tot de omvang van het oogsteffect lopen zeer uiteen.
Slechts een klein deel van de totale sterfte tijdens hittegolven is het gevolg van een hitteberoerte, het merendeel is toe te schrijven aan hart- en vaatziektes en luchtwegklachten. Mensen met deze ziektes zijn extra gevoelig voor zowel hitte als kou. Het kan hun klachten zodanig verergeren dat ze overlijden.
Enkele buitenlandse onderzoeken hebben hittegerelateerde ziekte in plaats van sterfte beschreven (in Nederland loopt zulk onderzoek nog). In Californië namen ziekenhuisopnames met gemiddeld 7% toe op de heetste dagen tijdens hittegolven in de periode 1999-2009. Vooral opnames vanwege luchtwegklachten, nierfalen en uitdroging bij ouderen namen toe. Het is lastig om vast te stellen hoeveel echte hitteberoertes optreden, doordat deze vaak onder één van de aandoeningen worden geregistreerd die het gevolg zijn van hitteberoerte, bijvoorbeeld nierfalen. Vaak wordt de meest duidelijke aandoening geregistreerd, wat niet persé de oorzaak hoeft te zijn van de klachten.
Luchtverontreiniging: zomersmog
Tijdens perioden met warm weer is er vaak meer ozon en fijnstof in de lucht. De weersomstandigheden rondom een hittegolf zijn vaak bijzonder gunstig voor het ontstaan van zo’n smogepisode. Waarschijnlijk komt een deel van de ‘hitteproblemen’ dan ook eigenlijk door smog. In de zeer warme zomer van 2003 bijvoorbeeld, was ca. 25 tot 40% van de extra sterfgevallen eerder het gevolg van luchtverontreiniging dan van hittestress.

Tijdens een hittegolf is het effect van luchtverontreiniging op sterfte waarschijnlijk sterker dan op andere zomerse dagen. Dat betekent dat vooral de combinatie van luchtverontreiniging en hoge temperaturen kwetsbare mensen fataal kan worden. Volgens de klimaatscenario’s neemt de kans op hittegolven sterk toe. Daarmee neemt mogelijk ook de kans op zomersmog toe. Tegelijk zou die kans ook weer kunnen afnemen, bijvoorbeeld door beleidsmaatregelen als minder zwaar verkeer in de stad, of minder vervuilende oude dieselauto’s, zoals de Gemeente Utrecht onlangs heeft ingesteld. De laatste jaren is het aantal dagen waarop er sprake is van matige of ernstige smog door ozon in Nederland afgenomen.
Maatregelen
Om de gezondheidsrisico’s van warm weer te beperken is in Nederland het Nationaal Hitteplan opgesteld. Dat wordt geactiveerd wanneer de voorspelde maximale temperatuur tenminste vier dagen hoger is dan 27°C. Er zijn ook richtlijnen voor zomerse omstandigheden. De GGD gebruikt die richtlijnen om adviezen te geven aan de bevolking. Ook bij ernstige smog wordt de bevolking geïnformeerd. Regel één tijdens warme dagen is: voldoende drinken.
Daarnaast is het van belang voor voldoende verkoeling te zorgen door goed te ventileren en beschikbare verkoelende voorzieningen adequaat te gebruiken. In een aantal gemeentes wordt ook gewerkt aan het tegengaan van de hitte-eilanden door bijvoorbeeld de aanleg van beplanting en waterpartijen of een stratenplan waarbij de wind zich vrij door de stad kan verspreiden.