Homoseksualiteit was in Nederland lang verboden. Het werd als ‘tegennatuurlijk’ gezien, als een ziekte die je met medicijnen of therapie kon genezen. Homo’s moesten oppassen in het openbaar omdat zij vaak slachtoffer waren van geweld.

In 1946 werd het COC opgericht, dat het moeilijke gevecht voor homo-acceptatie ging leiden. Door de maatschappelijke afkeuring gebeurde dat eerst in het geheim. De naam COC stond voor ‘Cultuur en Ontspannings Centrum’, een schuilnaam.
Heel voorzichtig werden stappen gezet om het negatieve beeld van homoseksualiteit te doorbreken. Het COC opende in de jaren zestig van de vorige eeuw discotheken voor homo’s en protesteerde tegen het verbod op homoseksualiteit. Dat had succes: begin jaren zeventig werd het verbod opgeheven.
Toch accepteerde nog niet iedereen dat homoseksuelen openlijk uitkwamen voor hun geaardheid. Bij een demonstratie in 1982 werden ze uitgescholden en met stenen bekogeld. Pas in 1993 werd de Algemene Wet Gelijke Behandeling aangenomen. Discriminatie vanwege seksuele geaardheid was voortaan verboden. Ook trouwen werd mogelijk: het eerste homostel stapte in 2001 onder grote internationale belangstelling in het huwelijksbootje.
‘Maar het echte werk begint nu pas,’ zegt Frank van Dalen, voorzitter van COC-Nederland. ‘De mentaliteit veranderen is veel moeilijker dan het wijzigen van wetten. Nog steeds is homoseksualiteit niet door iedereen geaccepteerd en botsen homo’s met allochtonen zoals zij vroeger met autochtonen botsten.’