Een zekere getuige is over het algemeen betrouwbaarder dan een minder zekere getuige. Dat blijkt uit het promotieonderzoek van psychologe Geralda Odinot. Maar, rechters en politie opgelet: 100% zekerheid is geen garantie voor 100% accuraatheid. Op 16 december verdedigde Odinot haar proefschrift.
Het belang van Odinots bevindingen voor de juridische praktijk is groot. Odinot: “In veel strafzaken wordt de verdachte uitsluitend of vrijwel uitsluitend veroordeeld op grond van getuigenverklaringen. Objectieve middelen om de verklaringen te toetsen zijn er meestal niet. Dus gaat de rechter op zoek naar ander indicatoren voor de juistheid van een verklaring.”
Eén van die indicatoren is de zekerheid die een getuige uitspreekt over een herinnering. Uit onderzoek blijkt dat zekerheid een grote overtuigingskracht heeft, zowel op juridische geschoolde als op ongeschoolde toehoorders. Vaak ten onrechte, wijst het onderzoek van Odinot uit: zekerheid is slechts onder bepaalde omstandigheden een redelijk betrouwbare indicator voor accuraatheid.
Geralda Odinot: “Een uitspraak van een getuige mag nooit alleen op basis van zekerheid voor waar worden aangenomen.”
Geheugenprocessen
Geheel verrassend is deze bevinding niet. Studies naar de relatie tussen zekerheid en accuratesse bij het herkennen van personen demonstreerden eerder dat het veronderstelde verband zwak is. Maar of deze conclusie ook opgaat voor herinneringen van ervaringen en gebeurtenissen, was nog relatief weinig onderzocht. “Het aanwijzen van een verdachte in een line-up doet een beroep op andere geheugenprocessen dan het vrijelijk navertellen van een overval”, legt Odinot uit. “In het eerste geval vindt er snel en onbewust herkenning plaats, terwijl mensen in het tweede geval een actieve reconstructie maken van wat ze hebben gezien en gehoord.”
Verkeersongeluk
Odinot voerde een aantal laboratoriumexperimenten uit waarin ze proefpersonen een videofilm met een gedramatiseerd maar realistisch verhaal rond een verkeersongeluk liet zien. Na één of meer weken kregen proefpersonen een aantal open vragen over details van de film voorgelegd. Bij elk antwoord moesten ze aangeven hoe zeker ze ervan waren dat het antwoord correct was.
De resultaten van de experimenten schetsen een tweeledig beeld. Naarmate proefpersonen zekerder zijn, neemt het aantal correcte antwoorden toe en het aantal incorrecte antwoorden af. Zekerheid biedt dus wel enige indicatie voor de juistheid van een herinnering. Er is echter altijd sprake van een foutenmarge: zelfs bij maximale zekerheid is 6% tot 16% van de gegeven informatie onjuist, afhankelijk van de tijd die verstreken is sinds het bekijken van de film. Hoe langer geleden dit is, hoe groter het foutenpercentage.
Denk jij dat je na drie weken nog weet wat voor kleur de betrokken personenauto heeft?
Het geheugen is feilbaar
Vanwege deze foutenmarge is de forensische bruikbaarheid van het verband tussen zekerheid en accuratesse beperkt, stelt Odinot. “Je kunt de zekerheid van een getuige met de nodige voorzichtigheid wel gebruiken als indicator voor de juistheid van een herinnering van een ervaring of een gebeurtenis. Zeker in het vroege stadium van een opsporingsonderzoek. Maar zekerheid biedt geen garantie voor accuraatheid. Een uitspraak van een getuige mag nooit alleen op basis van zekerheid voor waar worden aangenomen.”
Het geheugen is feilbaar en dat is problematisch in een juridische context. “Het menselijk geheugen is niet ontworpen voor de rechtszaal”, aldus Odinot. Tegelijkertijd bestrijdt ze de suggestie dat verklaringen van getuigen over details per definitie onbetrouwbaar zijn. Deze suggestie is volgens haar ontstaan door psychologisch onderzoek waarin de nadruk ligt op het falen van het geheugen of het implanteren van valse herinneringen. “Mensen maken inderdaad fouten, maar het grootste deel van de herinnerde informatie is correct”, zegt Odinot. Haar onderzoek laat zien dat mensen zich de meeste details van een gebeurtenis zelfs na meerdere weken nog accuraat kunnen herinneren.
Althans, wanneer zij correct gestelde, open vragen krijgen voorgelegd. Wanneer de vragen suggestief zijn, blijft er weinig over van dat overwegend accurate geheugen. Proefpersonen die van Odinot de vraag kregen wáár het slachtoffer bloedde terwijl de eerder vertoonde film geen druppel bloed bevatte, bleken na verloop van tijd steeds vatbaarder voor de suggestieve informatie. Veel van hen herinnerden zich, vaak met grote zekerheid, dingen die ze niet hadden gezien. Het onderzoek van Odinot bevestigt daarmee andermaal het desastreuze effect van suggestieve vragen.
In het huidige mediatijdperk is het van extra belang om getuigen snel te verhoren. Bijvoorbeeld televisiebeelden kunnen iemands geheugen zodanig kleuren, dan van de betrouwbaarheid van de getuigenis weinig overblijft.
Een getuige verhoren: zo snel mogelijk en zonder suggestieve vragen
Dat gevaar is volgens Odinot nog een reden om getuigen zo snel mogelijk tijdens een opsporingsonderzoek grondig te verhoren. Als het verhoor pas op een later moment plaatsvindt, bestaat de kans dat de herinneringen van getuigen in de tussentijd zijn beïnvloed door aanvullende of onjuiste informatie die zij bijvoorbeeld via de media hebben vernomen. Dan moet het eerste verhoor uiteraard wel goed uitgevoerd worden, zonder suggestieve vragen. En, zo adviseert Odinot: “Registreer verhoren van belangrijke getuigen altijd op video. Een proces-verbaal is selectief en vaak geen letterlijke weergave van wat er is gezegd. Vanwege de grote hoeveelheid verzamelde informatie kan die werkwijze weliswaar functioneel zijn, maar het gevaar is dat er belangrijke informatie verloren gaat.”
Hoe steekhoudend zijn dergelijke aanbevelingen eigenlijk? Kunnen onderzoeksresultaten uit het laboratorium wel gegeneraliseerd worden naar de juridische praktijk? Odinot erkent dat ze het onverwachte en ingrijpende karakter van echte misdrijven of ongelukken niet kan nabootsen in het laboratorium. Ze was daarom dolblij dat ze tijdens haar promotie de kans kreeg om een veldstudie te verrichten.
Met medewerking van de Politie Zuid-Holland-Zuid onderzocht ze de herinneringen van veertien getuigen van een gewapende overval op een supermarkt in Gorinchem. De overval was opgenomen op bewakingscamera’s, wat Odinot de kans bood om de accuraatheid van de herinneringen te meten. De resultaten bevestigden wat de psychologe in haar laboratoriumexperimenten al had aangetoond: het geheugen van mensen is zo slecht nog niet, maar een zekere getuige is niet per definitie een betrouwbare getuige.
Odinot voerde haar promotieonderzoek uit bij het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR). Momenteel werkt ze als postdoc research fellow aan de Universiteit van Aberdeen in Schotland.
Zie ook:
- Forensische psychologie (Kennislinkdossier)
- Een mens is geen videorecorder (Kennislinkartikel)
- De psychologie van getuigen en daders (Kennislinkartikel)
- De moeizame verhouding tussen recht en wetenschap (Kennislinkartikel)