‘Communicatie tussen planten is een discutabel onderzoeksgebied’, begint Marcel Dicke, hoogleraar Entomologie aan de universiteit van Wageningen. ‘Pratende planten, jaja, het zal wel, denken de meesten dan.’
De twijfel aan dit type onderzoek ontstond door een samenloop van omstandigheden. In de jaren tachtig publiceerde Science een recensie van het boek ‘Secret life of plants’. Het werd zeer serieus besproken, terwijl iedereen die echt thuis was in het vakgebied wist dat er onzin in stond. ‘Bijvoorbeeld het verhaal dat een moordenaar werd ’herkend’ door een kamerplant’, zegt Dicke. ‘Die kamerplant was getuige van een moord, en toen de dader later nogmaals langskwam, reageerde de plant en wees zo de dader aan.’
Kort daarna publiceerde Science een artikel over plantencommunicatie. De onderzoekers toonden aan dat een beschadiging aan een plant een effect heeft op de plant die ernaast staat. Dicke: ‘Prima onderzoek, al is kritiek mogelijk. Maar door die eerdere recensie werd vervolgens deze publicatie en daarna het hele onderzoeksveld belachelijk gemaakt.’
Lijfwacht
Zelf begon Dicke in 1983 onder begeleiding van Mous Sabelis in Wageningen met zijn onderzoek. Hij bestudeerde roofmijten en insecten die worden aangetrokken door geurstoffen die planten maken als reactie op vraatschade. ‘Toen was de reactie ook meteen: science fiction -experimenten’, aldus Dicke. ‘Het idee van een actieve plant past niet bij hoe wij over planten denken. Een plant staat passief in de grond.’
Maar Dicke liet zich niet weerhouden en ontdekte dat planten wel degelijk communiceren: met dieren zoals roofmijten of sluipwespen. Roofmijten blijken te worden aangetrokken door planten die worden aangevreten door spintmijten. De roofmijten eten vervolgens de spintmijten op. Dicke toonde aan dat het de plant zelf was die de roofmijten lokte, en dat ze niet afkwamen op geuren van spintmijten. De plant gebruikt de roofmijten dus als een soort lijfwacht. Het oude adagium ‘de vijand van mijn vijand is mijn vriend’, geldt blijkbaar ook voor planten.
Dicke: ‘De skepsis van collega’s destijds heeft mij gedwongen om heel kritisch naar mijn experimenten te kijken. Nu zijn we twintig jaar later. Je mag nu in een artikel suggereren dat een plant zijn omgeving actief beïnvloedt en insecten aantrekt ter verdediging, zonder dat je meteen wordt uitgelachen, maar dat heeft heel lang geduurd.’
Afluisteren
Planten communiceren dus met insecten, maar praten ze ook met elkaar? ‘Het idee van een plant die zijn buurman waarschuwt dat er vijanden aankomen is evolutionair gezien onzinnig. Waarom zou je je concurrent waarschuwen?’, zegt Dicke. ‘Maar je kunt je wel voorstellen dat als een plant communiceert met zijn lijfwachten, een buurplant dat misschien kan afluisteren. Dat biedt een overduidelijk voordeel’.
Deze afluisterhypothese werd in de jaren negentig onderzocht door ecoloog Jan Bruin onder begeleiding van Sabelis en Dicke. ‘De metingen werden uitgevoerd in een windtunnel om de luchtstroom te kunnen controleren’, legt Bruin uit. ‘Je neemt twee planten waarvan er een wordt aangevallen door insecten.Die zet je bovenwinds in de tunnel. Die aangevallen plant scheidt een geur af om lijfwachten aan te trekken. De andere plant staat benedenwinds. Dit is de afluisterplant, althans dat is de hypothese. De vraag is of de afluisterplant vervolgens aantrekkelijker wordt voor lijfwachten. Daarom kregen de lijfwachten de keuze tussen een plant die heeft kunnen afluisteren en eentje die niet heeft afgeluisterd.’De uitkomst was verrassend: De roofmijten bleken inderdaad een voorkeur te hebben voor planten die in de nabij staan van aangetaste planten.
Actief of passief
De grote vraag is nu of het afluisteren een actief of een passief proces is. Passief betekent dat de afluisterplant onaantrekkelijk wordt omdat hij een stof adsorbeert die door de aangevallen plant wordt verspreid. ‘Een soort tweedehandsgebruik’, legt Bruin uit, ‘net zoals je kleren naar rook ruiken als je in een roken-coupé hebt gezeten, zonder dat je zelf hebt gerookt. Maar het kan ook zijn dat de afluisterplant actief reageert en stoffen aanmaakt.’
Inmiddels wordt steeds duidelijker dat planten actief stoffen produceren. Niet alleen in lab experimenten, maar ook in veldonderzoek is dit aangetoond. Bruin: ‘Het totaal aan publicaties wordt langzaam indrukwekkend. Die veldexperimenten zijn belangrijk om tegenstanders over de streep te krijgen, want hun kritiek is vaak dat de labomstandigheden in de natuur nooit voorkomen.Uit het veldonderzoek blijkt overigens wel dat de afstand waarover de signalen afgeluisterd kunnen worden vooralsnog niet zo groot is, een centimeter of tien, twintig.’
Behalve veldonderzoek wordt er de laatste tijd ook veel moleculair onderzoek over plantencommunicatie gepubliceerd. Dat richt zich vooral op de vraag wat het mechanisme is waarmee planten het signaal van buurplanten herkennen. Voor Bruins collega Dicke is dat op dit moment het spannendste onderzoeksgbied: ‘Er zijn al publicaties waaruit blijkt dat planten zelf hun genexpressie kunnen reguleren om lijfwachten aan te trekken. Ook verandering in genexpressie bij buurplanten van aangevreten planten is aangetoond. Ik verwacht dan ook dat steeds meer ecologen moleculaire technieken zullen inzetten bij ecologisch onderzoek.’