Het is donderdag 10 april 2014, vier uur in de middag. De VOC -zaal van de Universiteit van Amsterdam druppelt langzaam vol. De naam (en in mindere mate de sfeer) van deze plek verwijst naar een tijd waarin vooral rijke, blanke mannen hun stem konden laten horen. Nu is er een grote diversiteit zichtbaar en hoorbaar in de oude zaal. Vandaag staat de VOC-zaal dan ook in het teken van superdiversiteit.

Mede dankzij het werk van de VOC, is Amsterdam tegenwoordig een enorm kleurrijke stad. Overal waar je komt, zie en hoor je mensen met andere sociale achtergronden, culturen, geloven en seksuele voorkeuren. De Universiteit van Amsterdam (UvA) zou een afspiegeling van die diversiteit kunnen zijn. Maar de beleidsmakers van de UvA slagen er nog niet in om haar diversiteits-missie, namelijk te leren van verschillen en deze als een vorm van rijkdom in te zetten, waar te maken.
Daarom heeft een superdiverse groep studenten van de UvA het heft in eigen hand genomen en het diversiteits-platform Amsterdam United opgezet. In de middag van donderdag 10 april, mocht ik de geboorte van dit platform meemaken, met beschuit en veelkleurige muisjes.

Een falend beleid
De bijeenkomst begint met een inleiding door voorzitter Khadija Al Mourabit. Zij zet het falende UvA beleid op het gebied van diversiteit uiteen. De UvA lijkt, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Vrije Universiteit (VU), een etnisch homogeen bolwerk te zijn: je ziet vooral bleke gezichten door de gangen lopen.
De minderheid die voor de UvA kiest, lijkt zich daar niet altijd thuis te voelen. Zij lopen aan tegen onbegrip, wat kan lijden tot kleine en soms grotere uitingen van discriminatie. Ook al bedoelen medestudenten het wellicht anders, deze uitingen kunnen zorgen voor een gevoel van onveiligheid onder studenten. En dat onveilige gevoel draagt bij aan een lager studiesucces.
In navolging van Harvard, Oxford en Cambridge, bracht Amsterdam United met de actie I, too, am UvA in beeld hoe studenten continue tegen, in het geheel niet onschuldige, vooroordelen aanlopen.

Wetenschappelijk verhaal
Ter ondersteuning van de presentatie van het beleidsplan heeft Amsterdam United politicoloog Rick Wolff uitgenodigd een voordracht te houden. Wolff is recent aan de Universiteit van Amsterdam gepromoveerd op onderzoek naar studiesuccesfactoren voor niet-westerse allochtonen. Uit een vergelijking van data van het CBS. blijkt dat er grote verschillen zijn tussen percentages afstudeerders: niet-westerse allochtone jongeren (waarvan één van de ouders buiten de ‘westerse wereld’ geboren is), hebben een veel lager slagingspercentage dan jongeren waarvan beide ouders in Nederland zijn geboren. Dit geldt zowel voor HBO- als WO-studenten.
Rick Wolff is natuurlijk op zoek gegaan naar een verklaring voor deze situatie. Ten eerste blijken veel allochtone studenten te vallen binnen de groep ‘risico studenten’. Dit zijn jongeren die later beginnen aan hun studie of via een omweg, dus via het MBO of HBO op de universiteit terecht komen. Toch blijkt etnische afkomst ook op zichzelf een invloedrijke factor als het gaat om studiesucces, zo concludeert Wolff eveneens.

Vreemde bodem of vertrouwde grond
Maar zijn er dan ook leeromgevingen waarin allochtone en autochtone studenten beiden floreren? Wolff heeft vergelijkend onderzoek tussen verschillende opleidingen gedaan. Hij vergeleek opleidingen waar de verschillen tussen allochtonen en autochtonen klein waren met opleidingen waar die verschillen juist erg groot bleken.
De opleidingen die goed scoorden hadden een aantal dingen gemeen: er was een sterk netwerk om studenten te steunen, te motiveren en op te vangen. Ook bestond er veel sturing vanuit de school en bestond er een hoge mate van betrokkenheid onder docenten. Kleinschaligheid, dus nauwe samenwerking tussen docenten, beleidsmakers en studenten, bleek eveneens belangrijk. Zo worden alle studenten van ‘vreemde bodem naar vertrouwde grond’ geleid.

Van theorie naar praktijk
In een veilige context kan diversiteit een positieve rol gaan spelen. Precies zoals Amsterdam United beoogt. Marysé De Lannoy, activiteiten coördinator van Amsterdam United, legt uit op welke manieren het platform een veilig thuis wil creëren voor alle studenten van de UvA. Het gaat erom nieuwe intersecties, ofwel gelijkenissen tussen mensen, te benadrukken. En om ieders ideeën en gevoelens hierover te bespreken met een zo divers mogelijke groep.
Daarom zal Amsterdam United elke zes weken een thema kiezen en daarover lezingen of debatten organiseren. Het eerste onderwerp is micro-agressie, waarvan het project I, Too, Am UvA al een uitwerking is. Later zullen ook gender-ongelijkheid en carrièremogelijkheden aan bod komen. Daarnaast wil het platform via etentjes en filmavonden mogelijkheden tot ontspanning en ontmoeting creëren. Centraal staat dat diversiteit juist een positief uitgangspunt kan zijn.
Oplossing: superdiversiteit?
Als laatste neemt Tasniem Anwar, initiatiefneemster en drijvende kracht achter Amsterdam United, het woord. Ze vertelt over het nieuwe project Academic Diversity LAB, waarin eerstejaarsstudenten aan een mentor gekoppeld worden. Studenten met verschillende achtergronden krijgen zo praktische studietips. Maar ook moet het een veilige plek binnen de UvA creëren.

Eén vraag, gesteld na Wolff’s lezing, hangt nog om mij heen. Zullen Wolff’s aanpak en oplossingen het wij-zij denken, dat ten grondslag ligt aan de geschetste problemen, verkleinen of juist vergroten? Is het indelen van studenten in etnische kaders niet onderdeel van dat wij-zij denken dat lijkt voort te komen uit die oude VOC tijd?
Amsterdam United heeft wellicht een oplossing voor dit probleem: superdiversiteit. Deze term verwijst naar de nieuwe gelijkenissen tussen mensen die de ouderwetse scheidslijnen overstijgen. Het studentenplatform is namelijk nadrukkelijk geen club alleen bedoeld voor allochtone studenten. Amsterdam United heet juist iedereen welkom om nieuwe verbanden te scheppen. Die kunnen liggen in van alles wat mensen samenbrengt. Een studie, een sport, het houden van bepaalde films, of de gedeelde strijd voor een universiteit als thuis voor iedereen.