
Vijfenveertig jaar geleden werd William Labov in één klap wereldberoemd met zijn onderzoek naar de spreektaal van de gewone man. “Ze vráten het destijds”, zegt de taalkundige nu. “Ik had verwacht dat ik mijn hele leven nodig zou hebben om de gevestigde orde in de taalkunde ervan te overtuigen dat ons taalgebruik, ook op klankniveau, een spiegel is van wie we zijn en wat we willen in deze samenleving.” Maar Labovs revolutionaire ideeën vonden een vruchtbare voedingsbodem in de taalkunde begin jaren zestig. Tot zijn eigen verbazing.
Voor zijn doctoraalscriptie had hij het dialect van de lokale bevolking op het eiland Martha’s Vineyard voor de Amerikaanse oostkust onderzocht. Hij constateerde er een opvallende uitspraak van de klinker in woorden als right en ice. Bovendien varieerde die uitspraak al naar gelang de achtergrond van de sprekers. Hoe zat dat? Labov zag het verband. De klankverandering was het sterkst bij de eilandbewoners die het dichtst bij de toeristen stonden maar die zich blijkbaar des te sterker van de vreemdelingen wilden onderscheiden. Vissers die weinig met de toeristen omgingen, hadden minder sterk die neiging en hun uitspraak veranderde niet zo extreem.
Sinds die tijd geldt Labov als de voorman van de sociolinguïstiek: het vakgebied dat de maatschappelijke dimensie van taalgebruik bestudeert. “Ik gebruik de term sociolinguïstiek liever niet. Het vak zou eigenlijk de studie van taalverandering en taalvariatie moeten heten.” Volgens Labov valt daar zo’n beetje de hele taalwetenschap onder.
Imiteren
Wankel en broos als de tachtigjarige mag zijn, nog steeds doet hij van zich spreken. Hij voltooide onlangs de dialectatlas Atlas of North American English. Vorig jaar verscheen een nu al legendarisch artikel van zijn hand over de drijvende krachten achter taalverandering (zie het kader). En in januari vond aan het prestigieuze Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek in Nijmegen een conferentie plaats waarin zijn ideeën centraal stonden. Een selecte groep internationale wetenschappers hield er lezingen, over accenten en klankverschuivingen die voor leken nauwelijks waarneembaar zijn. Labov sprak de slotlezing uit.
Meneer Labov, hoe zou u uw eigen accent karakteriseren? “Ik kom uit New Jersey, niet ver van New York. Ik heb dus een dialect dat je ‘Oostkust-Amerikaans’ kunt noemen. Dat is wel anders dan het dialect van New York, dat een heel laag prestige heeft – iedereen probeert het te vermijden.”
Is er in de loop van de tijd iets veranderd in uw eigen manier van spreken? “Ik denk dat ik nu nog ongeveer net zo spreek als zestig jaar geleden. Wel pas ik mijn taalgebruik aan aan mijn gesprekspartners. Dat doet iedereen. En ik kan heel wat accenten imiteren die ik bestudeerd heb. Als je spraakklanken wilt onderzoeken, moet je eerst die klanken zelf ervaren door ze te produceren. Daar begint de studie mee.”
Transmissie en diffusie
Labovs recentste artikel, ‘Transmission and Diffusion’, vorig jaar juni verschenen in Language, geldt als een soort apotheose van zijn theoretisch denken over taalvariatie en -verandering. Labov stelt –vereenvoudigd gezegd– dat taalverandering op twee manieren kan plaatsvinden: in de overdracht (transmissie) tussen ouders en kinderen in het taalverwervingsproces, én tussen volwassenen uit verschillende gemeenschappen die taaleigenaardigheden van elkaar overnemen (diffusie). Transmissie zou daarbij zorgen voor gestructureerde en stabiele veranderingen. Bij diffusie zijn de taalveranderingen nogal grillig en onstabiel, omdat volwassenen niet goed zijn in het aanleren van nieuwe taalstructuren. Veel vragen over taalverandering blijven onbeantwoord. Maar één ding weet Labov zeker: “Vrouwen liggen een generatie voor op mannen als het om taalveranderingen gaat.” En hoe dát komt? “Zij zijn intensiever met taal bezig, zij zijn de bron van taalverwerving voor de kinderen. Vrouwen hebben bovendien meer taaltalent dan mannen.”
Toen u zich op de taalwetenschap stortte, was u al midden dertig. Vanwaar die late start? “Ik wist na mijn studie Engels en filosofie aan Harvard niet wat voor werk ik moest kiezen. En als je het niet weet, dan word je schrijver. Ik had allerlei baantjes als tekstschrijver, maar kwam uiteindelijk als inktmaker bij een kleine drukkerij terecht. Ik leerde veel van de werkende mensen om mij heen. Tijdens de lunch hadden we discussies over alle mogelijke onderwerpen. Ik ontdekte dat de mensen uit de arbeidersklasse veel te vertellen hebben.”
Bruisend
“Met die kennis en ervaring ging ik in 1961 terug naar de universiteit. De taalkunde was in die jaren een bruisend vak met jonge mensen die heftige debatten voerden. Daar kwam ik middenin terecht. Maar deze taalkundigen baseerden hun ideeën op hun eigen intuïties over taal. Dat kan ik beter, dacht ik toen. Om te weten hoe taal werkt, moet je het alledaagse taalgebruik van de gewone man bestuderen. Wie taal en taalverandering wil onderzoeken, moet de straat op.”
In die jaren stond de taalkunde op z’n kop door de inbreng van Noam Chomsky. “Ja, Chomsky had net zijn ideeën over de ‘universele grammatica’ gepresenteerd. Hij ging op zoek naar de regelmatigheden die alle talen gemeen hebben. Vanuit die universele principes zou je de verschillende talen van de wereld kunnen beschrijven. Ik heb een heel andere benadering gekozen: hoe spreken mensen? Niet als er een taalkundige in de buurt is, maar spontaan, als de sprekers zich niet concentreren op de vorm. Verder vind ik het vooral interessant om taalverschijnselen te onderzoeken die variëren en veranderen. En de meest opvallende variatie en verandering vind je in de gewone spreektaal, het ‘vernacular’.”
Eliza Doolittle
Waarom heeft vooral de verandering in de uitspraak van klinkers uw interesse? “Dat is de belangrijkste verandering in ons taalgebruik, vooral in het Engels van Noord-Amerika. Toen ik een jaar of twintig was, zag ik de film Pygmalion, naar het toneelstuk van Bernard Shaw. Professor Higgins noteert daarin hoe Eliza Doolittle de Engelse woorden uitspreekt. Ik vroeg me af: wat schrijft hij nou op? Later begreep ik dat hij vooral de klinkers noteerde. Hij wist dat die essentieel waren en het verschil maakten tussen het Cockney van Eliza en het Engels van de upperclass.”
Maar taalverandering omvat toch veel meer dan een andere uitspraak van de klinkers? “In Nederlandse dialecten treden er inderdaad veranderingen in de woordvolgorde op, zoals met werkwoordclusters aan het eind van een bijzin – de zogenoemde rode en groene volgorde: ‘omdat hij dat geleerd heeft’ tegenover ‘omdat hij dat heeft geleerd’. Grote grammaticale veranderingen zien we niet in het Engels van Noord-Amerika. De laatste was waarschijnlijk de opkomst van de ‘progressive form’ (de ‘ingvorm’) in de negentiende eeuw: walking. Zo’n nieuwe vorm hebben we in de twintigste eeuw niet meer gezien.”
Wat zijn de grootste veranderingen in het Amerikaans-Engels van dit moment? “Die heb ik met mijn onderzoeksgroep vastgelegd in de Atlas of North American English. We hebben geconstateerd dat woorden geleidelijk echt anders gaan klinken. Korte klinkers hebben bijvoorbeeld de neiging lang te worden. Rock klinkt als ‘rèèk’, socks als ‘sèèks’. Dat hoor je vooral in het gebied rond de Grote Meren in het noorden.”
Hoe komt dat? “Dat weten we niet. Wat we wel weten, is dat een veranderende klank de plaats inneemt van een bestaande klank. Die schuift dan weer op. Zo krijg je een kettingreactie die mogelijk al eeuwen gaande is en steeds maar doorgaat. In wezen draaien de klanken in een kringetje, als bij een stoelendans. We zijn nog intensief op zoek naar hoe dat komt. In grote lijnen kun je twee oorzaken noemen van klankveranderingen. Om te beginnen kan het iets zijn wat vanuit de taal zelf ontstaat, maar dat is heel moeilijk te traceren, omdat zo’n beweging al eeuwen bezig kan zijn. En er zijn historische en maatschappelijke gebeurtenissen, zoals een invasie of migratie, die zorgen voor veranderingen.”
Jewelry
Veel mensen maken zich zorgen over veranderingen in het Nederlands. De uitspraak verandert, jonge generaties hanteren ongrammaticale constructies, we nemen veel Engelse woorden op. Hoe ziet u zulke ontwikkelingen? “Kijk eens terug. Hoe was het honderd jaar geleden? Ik kan je geen Nederlandse voorbeelden geven, maar in het Engels was vroeger het woord jewelry uit den boze. Daar zijn heel wat artikelen over geschreven, net als over to execute in de betekenis ‘executeren’. Het moest jewels zijn en to put to death. Mensen denken dat taal een perfecte vorm kan hebben. Elke verandering en afwijking van die vorm is dan een verslechtering.” “Toch begrijp ik goed dat mensen zich opwinden. Dat is niet meer dan natuurlijk. Ouderen zullen nooit zeggen: ‘Wat praat die jeugd van tegenwoordig toch prachtig!’ Mijn eigen houding wordt het best verwoord door de dichter Stephen Vincent Benét. Die beweert in een van zijn gedichten: beschouw wat nieuw is niet als zegen, noch als vloek. Aanvaard dat het er is.”
Maar de ‘burger’ Labov, níét de linguïst – die windt zich toch weleens op over ‘slecht taalgebruik’ of over taalveranderingen? “Mijn dochter zegt voortdurend ‘basically’. Mensen gebruiken dat om even na te denken over het antwoord dat ze zullen geven of over hoe ze een zin zullen construeren. Basically heeft well verdrongen. Fraai vind ik het niet, maar ik kan je niet garanderen dat ik het zelf nooit gebruik.” “Een ‘fout’ waar ik me ook wel aan bezondig: het is tegenwoordig heel normaal om in het Engels te zeggen ‘between you and I’. Dat is grammaticaal niet correct; het moet zijn ‘between you and me’. Laatst schreef ik in een brief: ‘Thank you for the gracious reception given to my wife and I.’ Toen ik die brief overlas, voelde ik me wat ongemakkelijk over die zin, maar ik heb het toch maar laten staan: het is de nieuwe standaardformulering.”
Jij en u
“In alle talen verdwijnen woorden en constructies en komen er weer nieuwe op. Engelstaligen zouden het vreselijk vinden om de ‘progressive form’ kwijt te raken. Maar het Nederlands heeft die vorm niet eens. Geen enkele taalconstructie is zo essentieel dat die nooit zou kunnen veranderen of verdwijnen. Sommige talen, zoals het Maleis, maken een onderscheid tussen het inclusieve en het exclusieve wij. ‘We gaan vanavond uit eten’ leidt in die taal niet tot misverstanden, in het Engels of Nederlands mogelijk wél: mag de luisteraar nu mee of niet?” “In het Engels is er niet, zoals in het Nederlands, een verschil tussen you enkelvoud en you meervoud. Alle inspanningen om dit te veranderen hebben niet-standaardvormen opgeleverd, zoals you all. Het verschil tussen thou en you is verdwenen, al was het vroeger belangrijk. Misschien verdwijnt het onderscheid in Nederland tussen jij en u ook wel. Zulke taalveranderingen kunnen we als gewone taalgebruikers betreuren. Het werk van taalkundigen is om duidelijk en begrijpelijk te maken wat er voor veranderingen plaatsvinden.”
Bent u nog weleens echt verrast door een verandering? “Zo’n vijftien of twintig jaar geleden dook er een nieuwe vorm in het Engels op om de directe rede aan te kondigen. Vrij plotseling veranderde de vertrouwde manier met I say of he goes in I’m like en he’s like. Tot in Australië is deze vorm doorgedrongen. Vandaag de dag is het dé manier om een citaat te beginnen. Die verandering is bliksemsnel gegaan. We weten niet hoe het komt.”
Allochtonen
U hebt in uw vroegere onderzoek laten zien dat elke taal – ook die van lagere sociale klassen – een volwaardig systeem is waarin de mensen zich goed kunnen uitdrukken. Maar wat heeft een allochtoon in Nederland aan zo’n bevinding als hij een baan zoekt? Hij loopt een gerede kans afgewezen te worden omdat zijn Nederlands niet voldoet aan de standaard. “De situatie van allochtonen in Nederland is te vergelijken met die van zwarten in de VS. De omstandigheden waarin zij leven, zijn nog altijd bedroevend. Ik besteed een groot deel van mijn tijd aan het verbeteren van de manier waar op kinderen uit deze bevolkingsgroep leren lezen. Aanvankelijk wilden we de onderwijstaal meer laten aansluiten op de gewone spreektaal van de zwarte kinderen. Dat bleek een heilloze weg. Ouders en docenten boden heftig weerstand. Nu zetten we helemaal in op een intensief leesprogramma in het Standaardengels. Als iemand op school goed meekomt met lezen en schrijven, dan loopt het met de andere vaardigheden ook wel los. Professor Higgins heeft een enorm vooroordeel tegen het Cockney- Engels van Eliza Doolittle. Hij wil haar in zes maanden Engels leren waarin geen accent te herkennen is. Shaw stelt in Pygmalion de ‘onmenselijke’ benadering van Higgins aan de kaak, maar het is bovendien de verkéérde benadering. Begin met lezen en schrijven.”
En concreet: zijn er resultaten van uw ‘leesprogramma’ waar we in Nederland misschien iets aan hebben? “Het probleem in Amerika, en misschien ook in Nederland, is dat veel docenten geen benul hebben van de ingewikkelde relatie tussen uitspraak en schrijfwijze. Tegenwoordig spreken we find vaak uit als ‘fine’. Zwarte kinderen doen dat nog sterker dan anderen. Het gevolg is dat die kinderen het woord find op papier niet herkennen vanwege die d aan het eind. Docenten moeten meer inzicht krijgen in leesproblemen die veroorzaakt worden door de uitspraak. Ze hebben geen oor voor het ‘vernacular’ van zwarte kinderen en zeggen bozig: ‘Spreek Engels!’ Zij hóren niet eens dat de zwarte kinderen Engels spreken.”