Prof dr Cees Midden is verbonden aan de Faculteit Technologie Management van de TU Eindhoven, om precies te zijn aan het Schouten Instituut voor Mens-Systeeminteractie. Zijn leeropdracht is de wisselwerking tussen mens en techniek. Hierdoor ziet hij regelmatig hoe specialisten en leken elkaar in de haren vliegen en hoe weinig die discussies uiteindelijk opleveren.
Midden legt een rapport over het vervoer van splijtstofelementen op tafel: "Hiermee zitten we midden in het onderwerp. Dit gaat over het transport van bestraalde radioactieve splijtstofelementen van kernreactoren. Die moeten zo af en toe naar een opwerkingsfabriek worden gebracht, maar dat transport is een paar jaar geleden verboden door minister De Boer van milieu. De staven hopen zich nu op bij de reactoren. De Boers opvolger Pronk heeft aan een commissie van de Gezondheidsraad gevraagd om nog eens te kijken naar de veiligheid van het transport. Ik was lid van die commissie, samen met een paar stralingsdeskundigen en een andere psycholoog.
Non-risico
“Het is een bizarre situatie, het gaat eigenlijk om een non-risico. Er is inderdaad enkele malen een norm overschreden: er is dan radioactiviteit geconstateerd op het buitenoppervlak van de transportcontainers. Die besmetting is niet afkomstig van lekkages, maar van het water in het opslagbassin. Bij reiniging kan een heel kleine hoeveelheid radioactieve atomen achterblijven in schroefgaten of naden van het afschermingsmateriaal. De norm die daarbij is overschreden, heeft geen betrekking op een risicolimiet, maar heeft een ambachtelijke strekking. Het betekent dat er aanvullende reiniging nodig is. “Maar het feit dat er besmetting is geconstateerd en dat er normen zijn overschreden, heeft een heftige maatschappelijke signaalwerking: er is iets niet in orde, het vertrouwen in het proces verdwijnt. Alleen een paar extra metingen voldoen dan niet. Fouten en foutjes zijn meestal toe te schrijven aan lacunes in procedures of in de organisatie. De technologie is zeer geavanceerd, maar het zijn mensen die de technische middelen gebruiken en controleren. Bij routinewerkzaamheden sluipt gemakkelijk achteloosheid binnen. De gezondheidsraadcommissie dringt daarom aan op een kwaliteitszorgsysteem, dat het gehele proces, inclusief de menselijke facetten, analyseert en bewaakt. Op die manier hopen we de negatieve signaalwerking te voorkomen en het vertrouwen te herstellen.”
Nog nooit zo veel wantrouwen
“Het wantrouwen tegen kernenergie is diepgeworteld. Dat komt door een groot verschil in kennis tussen wetenschappers en leken. Als je precies weet wat er gaande is op een vakgebied, als je de voordelen en de risico’s van nabij kunt bestuderen, dan spelen gevoelens van beheersbaarheid of vertrouwen nauwelijks een rol. Maar van een leek kun je niet verwachten dat die zich alle kennis over kernenergie – en over al die andere gebieden waar de technologie de maatschappij voor vragen stelt – eigen maakt. Die leek zal moeten vertrouwen op andere mensen, op organisaties en systemen. Dat vertrouwen is gebaseerd op de verwachting, dat wetenschappers en technologen controleerbaarheid en veiligheid net zo belangrijk vinden als jijzelf, dat er voldoende expertise is en dat eigenbelang geen rol speelt. Je kunt zeggen dat een transparant kwaliteitsbewakingssysteem de geringe transparantie van de technologie moet compenseren. “Al met al ligt hier de kloof tussen specialisten en leken. De specialisten analyseren de risico’s van een technologie. Zeker bij kernenergie doen ze dat grondig. De wetenschap is nog nooit zo zorgvuldig geweest en de leek heeft nog nooit zoveel wantrouwen gekoesterd. Wetenschappers en leken kijken verschillend naar de realiteit; ze denken in andere concepten. Wetenschappers berekenen hoe groot de kans op een ramp is en hoeveel slachtoffers er kunnen vallen. Vervolgens kan er een drempel worden gelegd, waar men niet overheen wil gaan. Leken denken anders. Die willen weten wat hun eigen invloed is: overkomt het me gewoon of kan ik het risico vermijden? Daarnaast speelt vertrouwdheid een rol: de risico’s in het verkeer zijn veel groter dan die van kernenergie, maar desondanks gaan we dagelijks vrolijk de weg op.
Frankensteinvoedsel
“Deze verschillende afwegingen sluiten niet op elkaar aan; daarom praten deskundigen en leken soms finaal langs elkaar heen. De leek kan de situatie dan niet meer overzien en neemt het zekere voor het onzekere: ‘Doe maar niet’. Wie niet begrijpt wat er gaande is, vormt zich toch een beeld als houvast. Vaak is dat beeld zeer grof. Kijk maar naar de biotechnologie en genetisch gemanipuleerd voedsel. Daar hebben Prins Charles en de Engelse tabloids de naam ‘Frankensteinvoedsel’ aan verbonden. Dat is een zeer krachtig beeld. Ideeën als ‘Je moet niet rommelen met de natuur’ of ‘Je moet niet voor God spelen’ slaan makkelijk aan. Het beeld van de biotechnologie als doos van Pandora is ook pakkend. Deze kretologie draagt niet bij aan een genuanceerde discussie. “Het gaat de leek om het gebrek aan controleerbaarheid. Waar gaat het allemaal naar toe en is het einde niet zoek? Dat zijn morele kwesties; het gaat om de vraag in wat voor samenleving wij met z’n allen willen leven. Vraagstukken dus van goed of kwaad. Daar kan de wetenschap weinig mee. In de discussie wordt de inbreng van de specialisten, van de wetenschappers en de technologen, daarom vaak genegeerd of naar de zijlijn gemanoeuvreerd. “Ja, en dat is dan frustrerend voor de specialisten. Ze zoeken een genuanceerde aanpak, ze hebben zo veel te vertellen, maar niemand luistert. Een recente column van Piet Borst in de NRC is daar een voorbeeld van. De kop luidt ‘Frankensteinvoedsel’ en Borst zet zich af tegen de roep om ‘DNA-vrij voedsel’, omdat dat een onzinnig concept is. Hij pleit voor een pragmatische houding tegenover genetisch gemodificeerd voedsel en vraagt om testen op schadelijke effecten, zoals dat ook met andere voeding gebeurt. “Borst heeft natuurlijk gelijk: DNA-vrij voedsel bestaat niet. Maar doordat hij de terminologie letterlijk neemt gaat hij voorbij aan de betekenis achter de bezwaren. Mensen bedoelen niet echt DNA-vrij. Uit diverse enquêtes blijkt dat de meeste Europeanen echt wel weten dat ook gewone tomaten genen bevatten. Het gaat erom dat de consument afkeer voelt tegen voedsel met aangepast DNA en dat tot uitdrukking wil brengen. Waar komt die weerstand vandaan: dát is de hoofdvraag. Borst gaat er bij voorbaat vanuit dat consumenten bang zijn voor de effecten van het eten van genetisch gemodificeerd voedsel. Vandaar zijn pleidooi voor goede tests. Maar diverse studies laten zien, dat morele bezwaren tegenover het ingrijpen in natuurlijke processen voor de consument minstens zo belangrijk zijn als angst om zijn gezondheid. Morele bezwaren neem je niet weg met meer tests.
Verdorde oogst
“Pas als wetenschappers echt gaan luisteren naar de burger, kunnen zij adequaat reageren op diens bezwaren. Kijk maar naar consumentengedrag. Als consument hoor je dat milieuorganisaties en sommige wetenschappers bezwaren inbrengen tegen genetisch gemodificeerd voedsel. Waarom zou je dan je gezondheid op het spel zetten? Je koopt een tomaat die niet is gemodificeerd. In de Derde Wereld zijn de alternatieven voor genetisch gemanipuleerd voedsel veel geringer dan in het rijke Westen en daar zie je dat de bezwaren lang niet zo groot zijn. Zonder genetische modificatie was de oogst misschien al verdord of opgegeten. In landen als Griekenland of Portugal geldt datzelfde, hoewel in geringere mate. “De invoering van technieken uit de biotechnologie in de medische wereld zal echter soepeler verlopen. Voor de behandeling van sommige ziekten is er geen alternatieve behandeling en hoe zieker je bent, hoe meer je geneigd bent om over morele bezwaren heen te stappen. Ook de maatschappij als geheel is dan eerder geneigd om dat soort toepassingen te accepteren. “Al met al voelen technologen en wetenschappers zoals kernfysici en biotechnologen zich lichtelijk onbegrepen en miskend. Ze willen het goede en niemand die het ziet. Ze denken: als we onze kennis maar toegankelijk maken voor het grote publiek, dan komt er vanzelf begrip en waardering. Maar zo werkt het niet. De correlatie tussen kennis en attitude is bij de gemiddelde burger vrijwel nul. Toch moeten de specialisten vertrouwen wekken, want maatschappelijke acceptatie is een onvermijdelijke voorwaarde voor de invoering van hun vindingen. Hoe kun je dat bereiken?
Discussie
“Uit veel onderzoek van psychologen en andere sociale wetenschappers blijkt dat het helpt als je burgers meer betrekt bij de besluitvorming, zeker als het gaat om maatschappelijk ingrijpende veranderingen. We hebben de Brede Maatschappelijke Discussie over kernenergie gehad en het Rathenauinstituut heeft een forum georganiseerd over biotechnologie. Als wetenschappers en technologen met leken in gesprek raken, kunnen ze zien waar de maatschappelijke grenzen liggen en beter begrijpen hoe de burger voelt en denkt. Daarna kunnen ze proberen om hun kennis door te geven op een manier die aansluit bij de manier van denken van het grote publiek. Risicoanalyses of economische argumenten van wetenschappers hebben weinig zin, als hun gesprekspartners over morele bezwaren praten. “Nog belangrijker en fundamenteler vind ik de benadering waarbij burgers al in de technische ontwerpfase worden betrokken, zodat de ontwerpspecificaties in overeenstemming zijn met hun doelen en waarden. Bij het ontwerp van energiesystemen kun je zo bijvoorbeeld ontwerpeisen formuleren ten aanzien van emissies, risico’s, schaalgrootte, hinderfactoren of uiterlijk. Deze vroegtijdige betrokkenheid kan de behoefte aan sociale regulering en de kans op conflicten verminderen. “Wetenschappers en technologen kunnen zo ook leren om niet alleen binnen hun eigen vakgebied rond te kijken, maar hun blik te verruimen en aansluiting te zoeken bij de burger. De visie van kritische burgers kan zeer waardevol zijn. Wetenschappers moeten echter niet verwachten dat die burger overziet wat er speelt in de wetenschap en de technologie. Laat staan dat een burger alle finesses van hun vakgebied zal begrijpen. Waarschijnlijk is er niemand die dat nog kan. Wetenschappers en technologen zullen de taal van de leek moeten spreken, ook als zij daarbij het gevoel krijgen dat ze op hun knieën gaan zitten. Zij hebben de maatschappij veel te bieden, maar als die maatschappij hun werk blijft wantrouwen, blijven onbegrip en miskenning hun deel.”