Wellicht zou je je enigszins ongemakkelijk voelen op die stoel omdat je niet direct een antwoord paraat hebt op bovenstaande vragen. Toch blijkt de Nederlandse bevolking heel goed in staat te zijn antwoord te geven wanneer strafopvattingen worden gepeild. Sterker nog, onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) suggereert zelfs dat het overgrote deel van de Nederlandse bevolking dezelfde mening zou zijn toegedaan. Al decennia lang antwoordt namelijk meer dan 80 procent van de bevolking dat misdaden in Nederland te licht worden bestraft. Maar wat zegt dat eigenlijk?

Het is onduidelijk aan welke misdrijven en wat voor straffen ondervraagden denken wanneer ze op de SCP-vraag antwoorden dat Nederlandse rechters te milde straffen uitdelen. Evengoed leunen voorstanders van strengere straffen in het maatschappelijke en politieke debat niet zelden op de SCP-onderzoeksresultaten. Rechters zouden te soft zijn, te vaak taakstraffen opleggen, en maar eens beter moeten luisteren naar de mening van het volk.
Wat veel Nederlanders echter niet weten is dat de Nederlandse strafrechtpraktijk in de afgelopen decennia al veel strenger is geworden. Wanneer we kijken naar het aantal gevangenen per hoofd van de bevolking, behoort Nederland zelfs tot één van de meest punitieve landen in de Westerse wereld.
Onderzoek naar strafopvattingen in Nederland
Om te weten te komen wat voor straffen de Nederlandse bevolking dan wel gepast vindt voor veelvoorkomende delicten, verrichtten onderzoekers van het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR) en de Radboud Universiteit Nijmegen in 2011 een grootschalige studie. De studie werd in opdracht van het Ministerie voor Veiligheid en Justitie en in samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek verricht. Als er na die studie één ding duidelijk is, dan is het wel dat de Nederlandse bevolking – in tegenstelling tot de suggestie die wordt gewekt door de consistente antwoorden op de SCP-vraag – geenszins eensgezind oordeelt over het bestraffen van criminelen.
In het onderzoek kregen 1071 respondenten uit een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking een twaalftal korte beschrijvingen van verschillende delicten voorgelegd. Het kon dan gaan om allerlei soorten misdrijven, van winkeldiefstal of oplichting tot aanranding of mishandeling. De beschrijvingen werden willekeurig gevarieerd om uit te zoeken of bepaalde kenmerken van de omschreven delictssituaties van invloed zijn op de straf die Nederlanders passend vinden. In de twee onderstaande voorbeelden van de voorgelegde woninginbraken werd zo de leeftijd van de dader (9 verschillende categorieën), de hoeveelheid buit (3 verschillende categorieën), en recidive (7 verschillende categorieën) willekeurig gevarieerd. Een respondent kreeg altijd maar één van de in totaal 189 (= 9 × 3 × 7) mogelijke woninginbraakbeschrijvingen voorgelegd.
Een [17-jarige jongeman] die wegens een woninginbraak werd opgepakt, moet voor de rechter verschijnen. De bewoners van de woning merkten bij thuiskomst na een weekendje weg dat de achterdeur was geforceerd. Er bleek in totaal voor ongeveer [1.000 euro] aan spullen te zijn gestolen. De politie kwam de inbreker na onderzoek op het spoor. De inbreker is [meer dan eens veroordeeld voor woninginbraak].
Een [40-jarige man] die wegens een woninginbraak werd opgepakt, moet voor de rechter verschijnen. De bewoners van de woning merkten bij thuiskomst na een weekendje weg dat de achterdeur was geforceerd. Er bleek in totaal voor ongeveer [200 euro] aan spullen te zijn gestolen. De politie kwam de inbreker na onderzoek op het spoor. De inbreker is [nooit eerder voor een misdrijf veroordeeld].
Na het lezen van dergelijke delictssituaties werden respondenten op twee verschillende manieren gevraagd naar hun strafvoorkeur. Ten eerste werd hen gevraagd wat voor straf ze passend achten (onvoorwaardelijke gevangenisstraf, voorwaardelijke gevangenisstraf, werkstraf, geldboete, schadevergoeding, of combinaties daarvan). Daarnaast mochten ze aangeven hoe zwaar de straf zou moeten zijn wanneer het enkel om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een werkstraf of een geldboete zou gaan.

Grote verschillen…
Zoals gezegd is de belangrijkste bevinding dat er grote verschillen bestaan in de antwoorden die respondenten hebben gegeven. Voor exact hetzelfde delict zou de één misschien het liefst een werkstraf opgelegd zien, terwijl de voorkeur van de ander wellicht uitgaat naar een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Voor vrijwel geen enkel van de twaalf voorgelegde delicten wordt één van de drie hoofdstraffen (gevangenisstraf, werkstraf of geldboete) door alle Nederlanders categorisch afgewezen. In meer dan 90 procent van de oordelen over een passende straf, konden respondenten zich overigens vinden in meer dan één type straf. Verder bestaat er steun voor schadevergoeding wanneer een slachtoffer ernstig letsel of grote financiële schade heeft opgelopen.
De geprefereerde strafzwaarte loopt ook enorm uiteen: er zijn mensen die relatief lichte straffen voorstaan en er zijn voorstanders van relatief zware straffen. Dit impliceert dat voor nogal wat straffen die in concrete gevallen door rechters kunnen worden opgelegd, een deel van de Nederlandse bevolking ze te licht zal vinden en een ander deel te zwaar.
…verklaard
Hoe kunnen we al deze verschillen in strafopvattingen verklaren? Ten eerste zullen sommige mensen ongeacht het type delict sowieso meer geneigd zijn te kiezen voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, terwijl anderen juist in het algemeen meer een voorstander zijn van de werkstraf. Dergelijke individuele verschillen hangen mogelijk samen met bepaalde kenmerken van de personen.
Er blijkt echter verrassend weinig samenhang te bestaan tussen de strafopvattingen van de respondenten en hun sociaal-demografische kenmerken (leeftijd, geslacht, opleiding, burgerlijke staat en geboorteland). Ook verschillen strafopvattingen niet systematisch al naar gelang iemand zelf slachtoffer van een misdrijf is geweest. Er blijkt wel een samenhang te bestaan tussen strafopvattingen en de strafdoelen (zie kader) die mensen beogen. Instemming met de strafdoelen vergelding, afschrikking of onschadelijkmaking gaat tot op zekere hoogte samen met een voorkeur voor zwaardere straffen. Bovendien blijken mensen die onschadelijkmaking belangrijk vinden vaker de onvoorwaardelijke gevangenisstraf en minder vaak de werkstraf geschikt te vinden. Daarentegen gaat instemming met de strafdoelen resocialisatie en herstel samen met een voorkeur voor lichtere straffen. Zij die resocialisatie van belang vinden, blijken vaker de werkstraf geschikt te vinden.
Strafdoelen
Het bestraffen van misdadigers kan meerdere doelen dienen. Theoretisch worden de volgende vijf doelen onderscheiden:
- Vergelding: De door de dader toegebrachte schade aan de rechtsorde dient te worden vergolden. Een dader verdient straf.
- Afschrikking: Mensen dienen van het plegen van criminaliteit te worden weerhouden en potentiële daders zien ervan af uit angst voor de negatieve consequenties ten gevolge van de straf. Dit kan de bestrafte dader zelf betreffen (speciale preventie), maar ook meer in algemene zin mensen van criminaliteit weerhouden (generale preventie).
- Onschadelijkmaking: Diegene die de straf ondergaat wordt (tijdelijk) onschadelijk gemaakt. Door bijvoorbeeld opsluiting, enkelband, of medicatie wordt gedurende de straf getracht herhaling te voorkomen.
- Resocialisatie: Daders dienen zodanig te resocialiseren en te re-integreren in de conventionele samenleving dat hij niet in herhaling valt.
- Herstel: De materiële en/of emotionele schade die is toegebracht door de dader aan het slachtoffer en/of de maatschappij dient te worden hersteld of gecompenseerd. Deze vijf strafdoelen worden alle in meerdere of mindere mate onderschreven door de Nederlandse bevolking.
Daarnaast variëren de strafopvattingen ook met de politieke voorkeur van Nederlanders. De voorkeur voor de werkstraf is het grootst onder aanhangers van GroenLinks en het kleinst onder de achterban van de PVV. De achterbannen van de PVV en ook de VVD zijn juist sterker voorstander van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Politieke voorkeur hangt evenwel samen met de strafdoelen die men wil bereiken, maar ook met de mate waarin men zich zorgen maakt over criminaliteit en vertrouwen heeft in instituties. Het blijkt namelijk dat mensen die zich meer zorgen maken over criminaliteit, die weinig vertrouwen hebben in instituties en die zich meer kunnen vinden in de strafdoelen vergelding, afschrikking en onschadelijkmaking, zowel hogere straffen voorstaan en een sterkere preferentie hebben voor gevangenisstraffen, als ook vaker op de VVD of PVV stemmen.
De tweede bron van variatie in de antwoorden is uiteraard gelegen in het feit dat de voorgelegde delictssituaties nu eenmaal verschilden. Natuurlijk hangen de antwoorden samen met de ernst van de delicten. De Nederlandse bevolking zou van de 12 voorgelegde delicten een bedreiging het lichtste willen bestraffen, terwijl de zwaarste straffen worden uitgedeeld aan daders van een verkeersmisdrijf met dodelijke afloop of een oplichting waarbij veel mensen voor grote bedragen zijn benadeeld.

Daders die in herhaling vallen verdienen volgens de Nederlandse bevolking strenger te worden bestraft, meervoudig-recidivisten zelfs nog strenger. Dit geldt helemaal voor daders die keer op keer hetzelfde type delict plegen. Minderjarige daders zouden vaker een werkstraf moeten krijgen dan meerderjarige daders. Wanneer een minderjarige of een meerderjarige dader echter dezelfde soort straf krijgen, maakt de Nederlandse bevolking geen onderscheid in de lengte van de straf. Het wordt breed gesteund om daders van geweld tegen bijvoorbeeld ambulancebroeders strenger te straffen.
Werkstraf geniet steun
Hoewel de werkstraf de laatste tijd in het maatschappelijke en politieke debat stevig onder vuur is komen te liggen, laat de studie juist relatief veel steun voor werkstraffen zien. Zelfs voor de relatief zwaardere vergrijpen blijkt de werkstraf bij een groot deel van de Nederlandse bevolking nog enige steun te genieten.
Wanneer de bevolking geïnformeerd zou worden over de relatief gunstige recidivekansen na een werkstraf (binnen vijf jaar na de straf gaat 50 procent opnieuw in de fout) in vergelijking met die na een gevangenisstraf (70 procent gaat binnen vijf jaar opnieuw in de fout), zou de relatieve steun voor de werkstraf zelfs verder kunnen toenemen. In het onderzoek kregen sommige respondenten namelijk informatie over deze relatief gunstige recidivekansen, terwijl andere respondenten hier niet over werden geïnformeerd. De geïnformeerde respondenten spraken vaker steun uit voor de werkstraf dan de respondenten uit de niet-geïnformeerde groep.
De Reclassering Nederland is enthousiast over taakstraffen, zo concludeert RTV Utrecht. Vaak wordt beweerd dat de meeste Nederlanders de taakstraf niet zo’n goede strafmaatregel vinden, maar de onderzoekers van het NSCR ontdekten juist dat de werkstraf wel degelijk steun geniet. Die steun groeit bovendien als mensen ook weten dat daders na een werkstraf minder vaak in herhaling vallen.
Al te gemakkelijk wordt aangenomen dat de hele Nederlandse bevolking graag ziet dat strafrechters zwaardere straffen zouden opleggen. De legitimiteit van de Nederlandse strafrechtspleging zou in het geding zijn, omdat strafrechters teveel zouden afwijken van datgene wat de bevolking wenst. Maar de onderzoeksresultaten uit deze grootschalige studie naar strafopvattingen onder de Nederlandse bevolking tonen met name aan dat Nederlanders juist sterk van mening verschillen.
De laatste jaren hebben een tendens naar een steeds strenger strafklimaat laten zien – onder meer door nieuwe wetgeving en aanscherping van richtlijnen omtrent strafvordering en verloven van gedetineerden. In dit steeds strengere klimaat is de legitimiteit van de werkstraf vaak bediscussieerd. Dit onderzoek laat echter zien dat de werkstraf breed gedragen wordt, al is de steun het grootst wanneer de werkstraf wordt opgelegd voor de relatief milde vergrijpen. Verder biedt dit soort onderzoek inzicht in de factoren die volgens de bevolking van invloed zouden moeten zijn bij de bepaling van de strafmaat. Het geeft echter weinig handvatten voor de bepaling van de beste strafzwaarte, aangezien de bevolking daarover gewoonweg teveel van mening verschilt.
Stijn Ruiter is als senior onderzoeker werkzaam op het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR). Zijn onderzoek richt zich op de ruimtelijk-temporele patronen in criminaliteit en publieke percepties van criminaliteit en rechtshandhaving.
Bronnen
- Dekker, P. & Van der Meer, T. (2007). Vertrouwen in de rechtspraak nader onderzocht. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
- Ruiter, S., Tolsma, J., De Hoon, M., Elffers, H. & Van der Laan, P. (2011). De burger als rechter. Een onderzoek naar geprefereerde sancties voor misdrijven in Nederland. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers.
Zie ook:
- Op de stoel van de rechter (Kennislink: NSCR)
- Eigenrechter: held of misdadiger? (Kennislink: NSCR)
- ‘Burgers accepteren het gezag van justitie niet zomaar’ (Kennislink: RUG)
- Angst slechte raadgever bij invoeren beleid (Kennislink)
- Repressie veroorzaakt overvolle cellen (Kennislink: RNW)
- Gen voor lagere straf: Biologische verklaringen beïnvloeden oordeel (W24)
- De vrije rechter (W24)