Even tellen: in heel Nederland kun je in totaal achttien verschillende soorten GM-voedsel kopen. Daar horen margarine en halvarine, slaolie, zoutjes en maïskiemolie bij. Op de bijbehorende etiketten staat netjes vermeld dat het gentechvoedsel is. Dat is sinds april 2004 verplicht.

Onverschillig
Omdat GM-eten sinds het publieke debat Eten & Genen uit 2001 een slecht imago heeft – die door daaropvolgende enquêtes alsmaar bevestigd werd – zou je haast verwachten dat niemand ook maar één van die achttien GM-producten koopt. Het tegendeel blijkt waar.
Dat zegt Susanne Sleenhoff, promovenda wetenschapscommunicatie van de Technische Universiteit Delft (TU Delft). Zij werkte mee aan een Europees onderzoek dathet gedrag van consumenten tegenover hun houding ten opzichte van gentechvoedsel peilde. Volgens Sleenhoff is hun gedrag niet bepaald negatief. Eerder wat onverschillig.
“We hielden het koopgedrag van zesduizend huishoudens bij en namen bij een deel daarvan een enquête af”, licht Sleenhoff toe. In totaal kocht minstens tien procent van de zesduizend huishoudens eenmaal per jaar een gentechproduct. “De meeste mensen kijken niet of ze gentechvoedsel kopen, ook al zeggen sommigen dat ze het niet kopen.” Van deze niet-kopers bleek eenderde toch wél GM-eten te kopen.
Gooi het in de groep
Waarom dat zo is weet de promovenda niet zeker. Om na te gaan hoe mensen denken terwijl ze boodschappen doen, organiseerde de onderzoekster een paar groepsgesprekken. Daaruit kwam naar voren dat mensen bij hun dagelijks inkopen doorgaans het meest op prijs letten. Kwaliteit – waar ook wel of geen gentechnologie bij hoort – komt pas op de tweede plaats.

Sleenhoff vroeg zich af of diezelfde mensen nog steeds prijs op nummer één zetten, wanneer ze zich bewust zijn van het gentechvoedsel dat ze kunnen kopen. Daarom zette ze vier verschillende soorten boter of slaolie op tafel. Één daarvan was genetisch gemodificeerd: de goedkoopste halvarine van de Albert Heijn.
Op enkele principiële tegenstanders na vonden de meesten het niet erg om de gentechhalvarine of slaolie te kopen. En geïnformeerd of niet: wéér was geld het belangrijkst. Sleenhoff: “Heel soms noemden de mensen andere redenen. Één vrouw koos voor de gentechslaolie en zei: ’hier zitten de minste calorieën in’.”
Uit de groepsgesprekken kwam ook naar voren dat consumenten het etiket van een product normaal gesproken nooit lezen. “Zelfs mensen die GM-voedsel willen vermijden doen het weinig. En dat terwijl het etiket dé plek is waaraan je kunt zien of iets genetisch gemodificeerd is”, zegt Sleenhoff.
De omslag en de bijklank
Dat gaat volledig in tegen de verwachtingen van de bedrijven die de supermarkten van voedsel voorzien. Zij dachten dat mensen wél op etiketten zouden letten. Sleenhoff legt uit: “Vóór de etiketteringsplicht waren er zeker nog 130 soorten gentechvoedsel in Nederlandse supermarkten. Na die plicht zijn er maar 18 overgebleven. Blijkbaar vonden de leveranciers het nodig dat er minder GM-voedsel in de schappen lag.”
Een woordvoerder van een grote voedselleverancier die onder meer de Jumbo en de Plus supermarkten bevoorraadt, kan dat bevestigen. “Ik herinner me dat de etiketteringsplicht eraan kwam. We vonden toen dat genetische modificatie een negatieve bijklank had. Dus gingen we meteen na welke producten genetisch gemodificeerde organismen (ook wel GGO) bevatten, en hebben daarvan zoveel mogelijk vervangen met gentechvrije soorten. Alleen nog onze sojaolie is genetisch gemodificeerd. Die werd anders te duur.”
Prijs bepaalt keus
Prijs speelt dus – net als voor consumenten – ook voor leveranciers een belangrijke rol. Nu blijkt dat consumenten nogal nonchalant tegenover GM-voedsel staan, is het denkbaar dat in financieel moeilijke tijden de supermarktleveranciers eerder op het vaak goedkopere gentechvoedsel durven over te stappen. Er zal dan dus meer GM-eten in de schappen liggen – en dan moet je vooral denken aan soja- en maïsproducten. Daar horen margarine, halvarine en slaolie bij.
Maar als geld zo bepalend is voor wat we kunnen kopen, kun je je afvragen of consumenten nog wel echte keuzevrijheid hebben. Sleenhoff vindt dat die vrijheid er wel moet zijn, maar denkt dat hij nauwelijks bestaat: “In feite hebben de supermarkten onze keuzevrijheid beperkt door al die GM producten te weren. GM-voedsel of niet: we laten nu dus ook al door anderen bepalen wat we eten. De supermarkten zitten vol met eten waar we niet zelf voor hebben gekozen. Tenzij we nooit meer boodschappen doen en zelf een boerderij beginnen, geef je die keus al uit handen.”
Ook in dit dossier
- Vreemd DNA eten
- Kleine verschillen, grote discussie
- Genetisch gemodificeerd én supergezond
- Overheid: GM-eten kan een kans zijn
Zie ook
Meer biotechnologie op Ditisbiotechnologie.nl